Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verzoeker],
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek
1 september 2023 en omdat sprake is van een vervaltermijn. Voor zover nodig beroept [verweerder] zich erop dat hij voorafgaand aan 1 juni 2022 heeft gewerkt voor de eenmanszaak van [betrokkene], waardoor sprake is van opvolgend werkgeverschap en een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan, die hij op 2 september 2023 heeft opgezegd. Ook stelt [verweerder] dat de redelijkheid en billijkheid in de weg staan aan toewijzing van het verzoek van [verzoeker]. Het tegenverzoek van [verweerder] houdt in dat [verzoeker] wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van de eindafrekening van € 1.640,42 bruto.
4.De beoordeling
“sal. wk 52”bij een betaling van € 560,00 op 10 januari 2022 en
“sal. 187,50”bij een betaling van € 487,50 op 10 mei 2022. Dat wijst op betaling van salaris en dus een arbeidsovereenkomst. [betrokkene] heeft op zitting ook beaamd dat hij zijn betalingen aan [verweerder] in de periode vóór 1 juni 2022 beschouwde als salaris. Onder deze omstandigheden is er geen reden om aan te nemen dat de werkzaamheden die [verweerder] tot 1 juni 2022 voor de eenmanszaak heeft verricht een zelfstandig karakter hadden.