ECLI:NL:RBNHO:2024:1789

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
10361376 \ CV EXPL 23-969
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling aanbetaling jacht na ontbinding overeenkomst door sancties

In deze zaak vordert de eiser, wonende te [woonplaats], terugbetaling van zijn aanbetaling van € 292.000,00 voor een jacht dat door de gedaagde, Conyplex B.V., niet geleverd kan worden vanwege Europese sancties. De eiser stelt dat hij de overeenkomst op 31 maart 2022 rechtsgeldig heeft ontbonden, omdat het voor Conyplex onmogelijk is geworden om het jacht te leveren. De gedaagde betwist dit en voert aan dat de overeenkomst al was opgezegd door de eiser op 7 december 2021, waardoor de ontbinding niet rechtsgeldig zou zijn. De kantonrechter oordeelt dat de eiser de overeenkomst niet heeft opgezegd en dat de ontbinding op 31 maart 2022 rechtsgeldig is. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, met inachtneming van de kosten die de gedaagde heeft gemaakt voor reeds verrichte werkzaamheden. De gedaagde moet de aanbetaling terugbetalen, verminderd met een bedrag van € 53.400,00 voor de werkzaamheden die niet ongedaan gemaakt kunnen worden. De tegenvordering van de gedaagde wordt afgewezen, omdat deze is gebaseerd op de niet-onderbouwde opzegging van de overeenkomst door de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10361376 \ CV EXPL 23-969 BL
Uitspraakdatum: 31 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigden: mr. M. Deckers en mr. M. Vermorken
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Conyplex B.V.
gevestigd te Medemblik
gedaagde
verder te noemen: Conyplex
gemachtigde: mr. M.S. Smit
De zaak in het kort
Eiser vordert terugbetaling van zijn aanbetaling voor een door gedaagde te leveren jacht. Eiser stelt daarvoor dat hij de overeenkomst heeft ontbonden omdat het voor gedaagde onmogelijk was geworden het jacht te leveren. Gedaagde voert als verweer (onder meer) dat de ontbinding niet rechtsgeldig is, omdat de overeenkomst al was geëindigd doordat eiser deze had opgezegd. Gedaagde krijgt hierin ongelijk. De kantonrechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat eiser de overeenkomst heeft opgezegd. Verder vindt de kantonrechter dat eiser de overeenkomst mocht ontbinden, zodat de vordering tot terugbetaling van de aanbetaling wordt toegewezen. Daarop wordt in mindering gebracht een vergoeding voor de werkzaamheden die gedaagde al heeft verricht en die niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De tegenvordering van gedaagde moet worden afgewezen, omdat deze is gebaseerd op eerdergenoemde opzegging van de overeenkomst, die niet is komen vast te staan.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 20 februari 2023 een vordering tegen Conyplex ingesteld. Conyplex heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 12 december 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] en Conyplex hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Op de zitting heeft [eiser] zijn vordering vermeerderd en heeft Conyplex een deel van haar tegenvordering ingetrokken. Voorafgaand aan de zitting heeft Conyplex bij brief van 27 november 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Op 1 juni 2021 hebben partijen een overeenkomst gesloten, op basis waarvan Conyplex in april 2023 een jacht zou leveren aan [eiser] , tegen betaling van € 1.460.000,00. De eerste termijn van € 292.000,00 heeft [eiser] op 1 juni 2021 aan Conyplex betaald.
2.2.
In een e-mail van 7 december 2021 schrijft [eiser] het volgende aan Conyplex:
“Due to the situation with covid, I think the construction will have to be postponed for two years. Therefore, I propose to return the deposit to me and then sign a new contract.I remember how we agreed with you that the first payment would be to fix the price and schedule the construction of the boat for 2022, and it was for this reason that you sent me the production schedule. It is very strange for me to hear from you now that you have spent the entire deposit and cannot return it. It is now 2021 and we have agreed on this for sure that the construction and purchase of materials and equipment will be next year, according to the schedule. You even offered to send a smaller amount of money. I ask you to consider my proposal positively. For discussion, let’s talk by video when it’s convenient.”
2.3.
In reactie daarop schrijft Conyplex in een e-mail van 8 december 2021 het volgende aan [eiser] :
“If I have understood correctly, you want to postpone the construction of the Contest 50CS.This means that the agreement remains in force and that the deposit still applies. The postponement at your request will only affect the delivery date and pricing.
The fact is that we have engineered a specific yacht based on our agreement and that we are faced with a gap in our planning that will not be easy to fill up on this short notice. We have discussed that the yacht would be available early 2023 (…) which means that production was at a starting point.
However we will have to try to resolve the issues and related costs that arise for us due to the delay and will accept this because you have indicated that you want the 50CS to be delivered in 2024 instead of early 2023.
I hope and trust this clarifies the situation.”
2.4.
Daarop vraagt [eiser] in een e-mail van 21 december 2021 aan Conyplex
“to write down what and how much costs you have incurred”.
2.5.
Vervolgens schrijft Conyplex in een e-mail van 30 december 2021 aan [eiser] :
“I think I don’t exactly understand what you mean.
I understand that you want to continue with the purchase of the Contest 50CS, which means there are no extra costs.Once you can tell me when you would like to continue we recalculate the contract against the then applicable prices and re-schedule the production of your yacht.
In case you would like to terminate the contract we will need to calculate the costs of the damage we have at that time and that will exceed anyhow the down payment.”
2.6.
[eiser] heeft vervolgens zijn advocaat ingeschakeld. Mr. Vermorken schrijft in een brief van 25 februari 2022 – voor zover relevant – het volgende aan Conyplex:
“(…) On 10 November 2021, Mr [eiser] requested you to postpone the start of the construction of the Yacht and to return the Down Payment. You agreed to the postponement of the construction but refused to return the Down Payment. On 7 December 2021, Mr [eiser] communicated to you the termination of the Agreement and his intention to conclude a new agreement when circumstances improve, hopefully in about two years. (…)
Due to circumstances beyond the control of Mr [eiser] , he, unfortunately, had to communicate to you his willingness to terminate of the Agreement. He did so more than once in exchange of correspondence. In connection with this termination Mr [eiser] is in principle willing to compensate reasonable costs factually incurred by Conyplex B.V. for performance of the Agreement. (…)
That said, we kindly request you to send us before 5 March 2022 a detailed break-down of costs incurred by Conyplex before November 2021 specifically fort he performance of the Agreement. Mr [eiser] will be open to discuss a settlement of the costs he may agree as reasonable. Let us reiterate, for the avoidance of any doubt that Mr [eiser] wants termination of the Agreement of 1 June 2021 and believes that he communicated this to Conyplex B.V. reasonably in advance of the scheduled construction slot.
We trust you will accept this request so we can avoid lengthy and costly court proceedings.”
2.7.
Op 9 maart 2022 heeft de advocaat van [eiser] nogmaals aan Conyplex gevraagd om uiterlijk de volgende dag een kostenspecificatie te verstrekken.
2.8.
In reactie daarop schrijft Conyplex in een e-mail van 11 maart 2022 dat zij geen reden ziet om een kostenspecificatie op te stellen, omdat [eiser] niet met Conyplex heeft gecommuniceerd dat hij wil afzien van de overeenkomst. Conyplex wil daarom eerst een bevestiging van [eiser] dat hij de overeenkomst niet wil nakomen.
2.9.
In een brief van 31 maart 2022 heeft de advocaat van [eiser] de overeenkomst met Conyplex buitengerechtelijk ontbonden, omdat – kort gezegd – de Raad van de Europese Unie op 15 maart 2022 een Besluit heeft vastgesteld waaruit volgt dat luxegoederen, waaronder jachten, niet meer verkocht, geleverd of overgedragen mogen worden aan natuurlijke personen in Rusland, waardoor Conyplex niet meer kan voldoen aan haar verplichting om het jacht eind april 2023 te leveren. Daarbij maakt [eiser] aanspraak op terugbetaling van zijn aanbetaling, minus de kosten die Conyplex heeft moeten maken voor de uitvoering van de overeenkomst. In dat verband heeft [eiser] opnieuw gevraagd om een overzicht van deze kosten.
2.10.
Vervolgens hebben partijen geprobeerd de kwestie in onderling overleg te regelen, maar dat is niet gelukt.

3.De vordering, het verweer en de tegenvordering

3.1.
[eiser] vordert, na vermeerdering van eis, dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de overeenkomst die partijen op 1 juni 2021 hebben gesloten op 31 maart 2022 rechtsgeldig is ontbonden, en Conyplex veroordeelt tot (terug)betaling van € 292.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2022. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij de overeenkomst mocht ontbinden omdat nakoming van de overeengekomen verplichting tot levering van het jacht voor Conyplex onmogelijk is geworden vanwege de sancties die op 15 maart 2022 zijn ingevoerd door de Raad van de Europese Unie. Door de ontbinding moeten reeds verrichte prestaties ongedaan gemaakt worden, zodat Conyplex de aanbetaling van € 292.000,00 moet terugbetalen, aldus [eiser] .
3.2.
Conyplex betwist de vordering en voert daarvoor – samengevat – het volgende aan. [eiser] heeft de overeenkomst op 7 december 2021 beëindigd door opzegging. Dit heeft de advocaat van [eiser] op 25 februari 2022 bevestigd. Omdat [eiser] de overeenkomst al had opgezegd kon hij deze op 31 maart 2022 niet meer ontbinden. Doordat [eiser] de overeenkomst heeft opgezegd blijft hij de overeengekomen aanneemsom verschuldigd, minus de door Conyplex bespaarde kosten (het positieve contractsbelang). Die bespaarde kosten op het moment van opzegging bedragen € 1.116.091,00, zodat [eiser] een bedrag van € 343.909,00 verschuldigd is. [eiser] heeft € 292.000,00 betaald, zodat Conyplex nog aanspraak heeft op betaling van € 51.909,00. Voor zover [eiser] de overeenkomst niet heeft opgezegd stelt Conyplex zich op het standpunt dat de buitengerechtelijke ontbinding door [eiser] niet rechtsgeldig is, omdat de sancties niet resulteren in een onmogelijkheid voor Conyplex tot nakoming van de overeenkomst. Bovendien is het beroep van [eiser] op de sanctiewetgeving naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus Conyplex.
3.3.
Conyplex vordert bij wijze van tegenvordering, na vermindering van eis, dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de overeenkomst op 7 december 2021 door [eiser] is opgezegd en dat [eiser] uit dien hoofde de voor het hele werk geldende prijs moet betalen verminderd met de besparingen die voor Conyplex voortvloeien uit de opzegging. Verder vordert Conyplex betaling van € 51.909,00, zijnde het nog niet betaalde gedeelte van het positief contractsbelang, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 7 december 2021 en een bedrag van € 1.565,00 voor buitengerechtelijke kosten.
3.4.
[eiser] betwist de tegenvordering gemotiveerd.

4.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
4.1.
[eiser] heeft zijn vordering vermeerderd, in die zin dat daaraan is toegevoegd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen partijen op 31 maart 2022 rechtsgeldig is ontbonden. Conyplex heeft zich verzet tegen deze eiswijziging. Zoals de kantonrechter op de zitting al heeft meegedeeld wordt de eiswijziging toegestaan. Er was ten tijde van de eiswijziging nog geen eindvonnis gewezen. Verder heeft [eiser] in het lichaam van de dagvaarding [1] al aangekondigd dat hij deze verklaring voor recht vordert, maar heeft dit abusievelijk niet opgenomen onder het petitum. De eisvermeerdering ligt in het verlengde daarvan en is niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. [2]
4.2.
Conyplex heeft op de zitting een deel van haar tegenvordering tot betaling van € 51.909,00 ingetrokken, te weten de zinsnede dat dit bedrag wordt gevorderd
“bij wijze van voorschot op de uiteindelijke vordering”.
4.3.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.4.
Partijen zijn het erover eens dat hun overeenkomst voortijdig is geëindigd op initiatief van [eiser] , maar verschillen van mening over het antwoord op de vraag hoe de beëindiging heeft plaatsgevonden en wat daarvan de gevolgen zijn. [eiser] vordert terugbetaling van zijn aanbetaling, gebaseerd op de stelling dat hij de overeenkomst op 31 maart 2022 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden. Conyplex betwist dit en voert daarvoor aan dat de overeenkomst op 31 maart 2022 al niet meer bestond omdat deze op 7 december 2021 door [eiser] is opgezegd. Deze opzegging vormt de basis voor de tegenvordering van Conyplex tot betaling van de overeengekomen aanneemsom minus door Conyplex bespaarde kosten.
[eiser] heeft de overeenkomst niet opgezegd op 7 december 2021, zodat de tegenvordering van Conyplex wordt afgewezen
4.5.
Naar aanleiding van een door Conyplex opgeworpen incident over de bevoegdheid van de kantonrechter, is in het incidenteel vonnis van 14 juni 2023 al geoordeeld dat de overeenkomst die partijen op 1 juni 2021 hebben gesloten een gemengde overeenkomst is. De overeenkomst kan namelijk worden gekwalificeerd als aanneming van werk en als consumentenkoop. Dit betekent dat de wettelijke bepalingen van koop en aanneming van werk naast elkaar van toepassing zijn. Bij strijd tussen de bepalingen gaan die van consumentenkoop voor. Tussen partijen is niet langer in geschil dat de opzeggingsbevoegdheid van een opdrachtgever bij aanneming van werk een extra bevoegdheid is, die niet strijdig is met de consumentenbeschermende regels die gelden voor een consumentenkoop. [3]
4.6.
Een opdrachtgever is te allen tijde bevoegd de overeenkomst van aanneming van werk op te zeggen. [4] Opzegging is een gerichte eenzijdige rechtshandeling. Het rechtsgevolg van opzegging is dat de overeenkomst eindigt. Dit rechtsgevolg treedt in door de wilsverklaring van de opzeggende partij. Daarvoor is niet vereist dat de wederpartij de opzegging aanvaardt.
4.7.
Conyplex beroept zich erop dat [eiser] de overeenkomst heeft opgezegd met zijn e-mail van 7 december 2021, hetgeen de advocaat van [eiser] zou hebben bevestigd in de brief van 25 februari 2022. [eiser] betwist dit gemotiveerd. Volgens [eiser] waren zijn berichten gericht op een beëindiging van de overeenkomst met wederzijds goedvinden.
4.8.
Tegenover de gemotiveerde betwisting van [eiser] heeft Conyplex niet goed uitgelegd waarom de e-mail van 7 december 2021 heeft te gelden als een onvoorwaardelijke eenzijdige opzegging van [eiser] waarmee de overeenkomst is geëindigd. In die e-mail is meer sprake van ‘hardop denken’ door [eiser] over een door hem gewenst uitstel van de bouw van het jacht. [eiser] schrijft:
“I propose to return the deposit to me and then sign a new contract”, en eindigt met de woorden:
“I ask you to consider my proposal positively”.Daarmee doet [eiser] uitdrukkelijk een voorstel aan Conyplex, gericht op een wijziging of beëindiging van de overeenkomst met wederzijds goedvinden. De inhoud van de e-mail van 7 december 2021 geeft onvoldoende aanknopingspunten om deze aan te merken als een duidelijke en ondubbelzinnige wilsverklaring van [eiser] gericht op onmiddellijke eenzijdige beëindiging van de overeenkomst. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit de reactie van Conyplex van 8 december 2021 blijkt dat zij zelf de e-mail van [eiser] ook niet heeft opgevat als een daadwerkelijke beëindiging van de overeenkomst, en daar vervolgens ook niet naar heeft gehandeld.
4.9.
Ook de brief van 25 februari 2022 van de advocaat van [eiser] staat in de sleutel van de wens tot beëindiging van de overeenkomst met wederzijds goedvinden. Mr. Vermorken schrijft, onder verwijzing naar de voorafgaande correspondentie tussen partijen, dat [eiser] zijn
“willingness to terminate of the Agreement”aan Conyplex heeft gecommuniceerd, en daarbij de bereidheid heeft uitgesproken om Conyplex te compenseren voor redelijkerwijs gemaakte kosten. In dat verband vraagt mr. Vermorken nogmaals om een kostenoverzicht en schrijft zij in de laatste alinea van de brief dat [eiser]
“wants termination of the Agreement”. Dit ondersteunt de stelling van [eiser] dat hij wel de wens had om de overeenkomst te beëindigen, maar dat het einde voor hem nog geen feit was. Weliswaar schrijft mr. Vermolken in de brief van 25 februari 2022 ook dat [eiser] op 7 december 2021
“communicated to you the termination of the Agreement”, maar die enkele zin is – gelezen in de context van de rest van de brief – onvoldoende om de wilsverklaring zoals [eiser] die zelf heeft geformuleerd in zijn e-mail van 7 december 2021 te kwalificeren als een eenzijdige opzegging waarmee de overeenkomst feitelijk al geëindigd zou zijn.
4.10.
De conclusie is dat de overeenkomst op 7 december 2021 niet door [eiser] is opgezegd, zodat de tegenvordering van Conyplex niet kan worden toegewezen. Deze is immers gebaseerd op een opzegging van de overeenkomst door [eiser] .
De overeenkomst is rechtsgeldig ontbonden door [eiser]
4.11.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiser] via de brief van zijn advocaat van 31 maart 2022 heeft verklaard dat hij de overeenkomst ontbindt. Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat die ontbinding rechtsgeldig is. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.12.
In de wet is bepaald dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de andere partij het recht geeft de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [5] Ook als de tekortkoming niet toerekenbaar is (overmacht) kan worden ontbonden. De bevoegdheid tot ontbinding ontstaat pas als de schuldenaar in verzuim is, tenzij nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is. [6] In bepaalde gevallen mag een schuldeiser de overeenkomst al ontbinden voordat zijn vordering opeisbaar is, zoals wanneer vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn. [7]
4.13.
[eiser] grondt zijn ontbinding erop dat het door Europese sanctiemaatregelen voor Conyplex onmogelijk is geworden het jacht aan hem te leveren. Daarbij doelt [eiser] op Verordening EU 2022/428 en Besluit GBVB 2022/430, vastgesteld door de Raad van de Europese Unie op 15 maart 2022. Op grond daarvan is het verboden om luxegoederen met een waarde van meer dan € 300,00 te verkopen, te leveren of over te dragen aan natuurlijke personen in Rusland. [eiser] woont in Rusland. Hij staat niet op de lijst van personen die overeenkomstig artikel 2 van het Besluit 2014/145/GBVB door de Raad van de Europese Unie zijn geïdentificeerd als verantwoordelijk voor acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen. Maar het jacht dat [eiser] heeft gekocht valt wel onder de hiervoor omschreven algemene sanctiemaatregel, die op 16 maart 2022 in werking is getreden en waaraan Conyplex als in Nederland gevestigde onderneming gebonden is. Het is Conyplex sindsdien dus verboden het jacht van € 1.460.000,00 aan [eiser] te leveren.
4.14.
Conyplex voert aan dat [eiser] de bouw van het jacht tot nader order had uitgesteld en partijen geen nieuwe leverdatum zijn overeengekomen, zodat de datum van levering een onzekere toekomstige gebeurtenis is. Hiervoor is echter al vastgesteld dat de overeenkomst niet is geëindigd door een opzegging van [eiser] op 7 december 2021. Toen [eiser] op 31 maart 2022 zijn ontbindingsverklaring uitbracht, was de overeenkomst die partijen op 1 juni 2021 hebben gesloten dus nog van kracht. [eiser] had weliswaar voorgesteld de bouw van het jacht uit te stellen, maar een concrete afspraak daarover hebben partijen niet gemaakt. Dit betekent dat er binnen de nog bestaande overeenkomst van uitgegaan moet worden dat de afgesproken datum van levering nog steeds gold, zodat voor Conyplex de verplichting bestond tot levering van het jacht in april 2023.
4.15.
De vordering van [eiser] tot levering van het jacht was nog niet opeisbaar toen hij de overeenkomst op 31 maart 2022 ontbond. [eiser] roept de gevolgen van niet-nakoming op voorhand in. De stelplicht en bewijslast van de ingeroepen onmogelijkheid tot nakoming zonder tekortkoming rusten op [eiser] , zoals Conyplex terecht aanvoert. De sanctiemaatregelen waarop [eiser] zich beroept brengen mee dat het voor Conyplex in elk geval tijdelijk onmogelijk was om het jacht aan [eiser] te leveren. De verplichting van Conyplex om de Europeesrechtelijke maatregelen te respecteren gaat immers voor op haar verplichting tot levering van het jacht aan [eiser] . Gelet op de aard van de beperkende maatregelen was bovendien te voorzien dat deze niet voor een korte periode zijn ingevoerd. Bij deze stand van zaken was op het moment van de ontbinding in voldoende mate zeker dat Conyplex het jacht in april 2023 niet aan [eiser] zou kunnen leveren om aan te nemen dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zou zijn. Dit gaf [eiser] het recht de overeenkomst te ontbinden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat Conyplex niet stelt dat zij wél in staat zou zijn geweest om het jacht in april 2023 aan [eiser] te leveren. Tegenover het gemotiveerde en onderbouwde standpunt van [eiser] heeft Conyplex alleen ingebracht dat het van kracht zijn van de sanctiewetgeving een onzekere toekomstige gebeurtenis is. De omstandigheid dat Conyplex mogelijk ooit weer een jacht aan [eiser] zal kunnen leveren is echter onvoldoende om in de weg te staan aan een rechtsgeldige ontbinding op 31 maart 2022. Dit geldt te meer nu is gebleken dat de sanctiemaatregelen onverminderd van kracht waren in april 2023, hetgeen bevestigt dat [eiser] destijds terecht heeft aangenomen dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk was in de zin van artikel 6:80 lid 12 sub a BW.
4.16.
Verder voert Conyplex nog aan dat [eiser] de sanctiemaatregel oneigenlijk gebruikt om onder zijn financiële verplichtingen uit te komen, hetgeen volgens Conyplex naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. In feite is de sanctiemaatregel een voor beide partijen onvoorziene omstandigheid. Met een beroep op die nieuwe situatie heeft [eiser] de ontbinding ingeroepen. De kantonrechter kan niet volgen op grond waarvan dit een oneigenlijk gebruik zou opleveren. Vast staat immers dat Conyplex als gevolg van de maatregel niet meer kon leveren. Het enkele feit dat het [eiser] goed uitkwam de overeenkomst op deze grond te ontbinden brengt niet mee dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zoals hiervoor is vastgesteld bestond de overeenkomst nog op het moment van ontbinding. Het overleg tussen partijen had nog niet tot een beëindiging geleid.
4.17.
Het voorgaande leidt ertoe dat de door [eiser] gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst op 31 maart 2022 rechtsgeldig is ontbonden wordt toegewezen.
De gevolgen van de ontbinding
4.18.
De ontbinding van een overeenkomst bevrijdt partijen van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover een verbintenis al is nagekomen blijft de rechtsgrond voor die nakoming in stand, maar ontstaat een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties. [8] Als de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daarvoor een waardevergoeding in de plaats. [9]
4.19.
In dit geval hadden beide partijen op het moment van de ontbinding al prestaties verricht. [eiser] had een aanbetaling gedaan van € 292.000,00. Als gevolg van de ontbinding moet Conyplex dit bedrag terugbetalen aan [eiser] . Tussen partijen staat niet ter discussie dat Conyplex op haar beurt ter uitvoering van de overeenkomst voorbereidende werkzaamheden heeft verricht. Deze werkzaamheden kunnen niet meer ongedaan worden gemaakt. Conyplex koppelt aan deze werkzaamheden een waarde van € 53.400,00 (de engineeringskosten). Op de zitting heeft de advocaat van [eiser] verklaard dat hij zich hierbij wel iets kan voorstellen, zodat de waarde van de door Conyplex geleverde prestatie als onbetwist wordt vastgesteld op € 53.400,00. De kantonrechter ziet hierin aanleiding dit bedrag in mindering te brengen op het door Conyplex terug te betalen bedrag. De overige door Conyplex bij akte houdende producties als productie 7 genoemde bedragen zien op gestelde meerkosten van het project en gederfde inkomsten. Deze bedragen hebben geen betrekking op ter uitvoering van de overeenkomst reeds verrichte werkzaamheden en worden reeds daarom niet in mindering gebracht op het door Conyplex terug te betalen bedrag.
Dit betekent dat de vordering van [eiser] wordt toegewezen tot een bedrag van
€ 238.600,00.
4.20.
De wettelijke rente over dat bedrag is toewijsbaar vanaf 31 maart 2022, zoals door [eiser] gevorderd.
De proceskosten
4.21.
De proceskosten in de zaak van de vordering komen voor rekening van Conyplex, omdat zij hoofdzakelijk ongelijk krijgt. [eiser] vordert daarnaast veroordeling van Conyplex in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak [10] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.22.
Ook in de zaak van de tegenvordering krijgt Conyplex ongelijk, zodat de proceskosten voor haar rekening moeten komen. Gelet op de samenhang tussen de vordering en de tegenvordering ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in de zaak van de tegenvordering voor [eiser] vast te stellen op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen Conyplex en [eiser] van 1 juni 2021 op 31 maart 2022 rechtsgeldig is ontbonden;
5.2.
veroordeelt Conyplex tot betaling aan [eiser] van € 238.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 maart 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt Conyplex tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 131,17
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 2.118,00
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
5.6.
wijst de vordering af;
5.7.
veroordeelt Conyplex tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie punt 2.1 van de dagvaarding
2.Artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
3.Zie ook de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 september 2023, overweging 4.6 (ECLI:NL:GHARL:2023:7675)
4.Artikel 7:764 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
5.Artikel 6:265 lid 1 BW
6.Artikel 6:265 lid 2 BW
7.Artikel 6:80 lid 1 sub a BW
8.Artikel 6:271 BW
9.Artikel 6:272 lid 1 BW
10.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853