ECLI:NL:RBNHO:2024:1784

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
15/072199-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting en ontploffing met zwaar vuurwerk bij sportschool in Alkmaar

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die in februari 2023 betrokken was bij twee incidenten waarbij zwaar vuurwerk werd gebruikt. De verdachte heeft op 3 februari 2023 een explosie veroorzaakt bij de voordeur van een sportschool in Alkmaar. Enkele weken later, op 20 februari 2023, heeft hij geprobeerd een Cobra 6 vuurwerkbom tot ontploffing te brengen door een spoor van benzine aan te steken, wat echter mislukte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en illegaal vuurwerk. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 394 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de eerste explosie. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig en baseerde haar oordeel op camerabeelden en DNA-analyses. De verdachte heeft een strafblad en de rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/072199-23 (P)
Uitspraakdatum: 23 februari 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 februari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.J.F. Driessen en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 03 februari 2023 te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een (stuk) vuurwerk(bom) met vuur in aanraking te brengen en/of tot ontploffing te brengen in de nabijheid van het pand van sportschool “ [naam 1] ” gelegen op of aan de [adres 2] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor (de/het ra(a)m(en) en/of kozijn(en) van) voornoemd pand, te duchten was;
2
hij op of omstreeks 20 februari 2023 te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor het pand van sportschool “ [naam 1] ” gelegen op of aan de [adres 2] , te duchten was, met zijn, verdachtes, mededader, althans alleen, naar voornoemd pand is
toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader:
- een cobra, althans een (stuk) vuurwerk(bom), heeft/hebben gegooid en/of neergelegd in de nabijheid van voornoemd pand en/of
- ( vervolgens) motorbenzine, althans een ontbrandbare vloeistof over de bestrating in de nabijheid van voornoemd pand heeft/hebben gegoten en/of over voornoemde cobra, althans een (stuk) vuurwerk(bom) en/of
- ( vervolgens) vuur in aanraking heeft/hebben gebracht met voornoemde motorbenzine, althans ontbrandbare vloeistof en/of
- heeft/hebben geprobeerd vuur in aanraking te brengen met voornoemde cobra, althans een (stuk) vuurwerk(bom),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 27 maart 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (merk: Vipertek), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
4
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2022 tot en met 20 februari 2023 te Rotterdam en/of te Alkmaar en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- een stuk knalvuurwerk (Super Cobra 6, Di Blasio Elio Fireworks) (categorie F4),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Daarbij acht de officier van justitie met betrekking tot de feiten 1 en 2 bewezen dat sprake is van medeplegen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor feit 1 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig, zodat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman betoogd dat de rol van de verdachte, zoals die naar voren komt uit diens ter terechtzitting afgelegde verklaring, niet als medepleger, maar als medeplichtige moet worden gekenschetst. Nu medeplichtigheid niet is ten laste gelegd, moet ook voor feit 2 vrijspraak volgen.
Wat betreft de feiten 3 en 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met de opmerking dat een vrijspraak voor feit 1 met zich meebrengt dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van een Cobra op 3 februari 2023.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering feit 1 en feit 2
Feit 2
Op basis van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis stelt de rechtbank vast dat in de vroege ochtend van 20 februari 2023 een persoon voor de toegang van sportschool [naam 1] aan [adres 2] in Alkmaar (hierna ook: de sportschool) een brandbare vloeistof heeft uitgegoten en vervolgens aangestoken. Deze persoon kwam kort daarvoor aanrijden in een, naar later is gebleken, Volkswagen Caddy waarmee de persoon enkele seconden na het aansteken wegreed. De eigenaar van deze Volkswagen Caddy heeft verklaard dit voertuig aan de verdachte te hebben uitgeleend. Voor de ingang van de sportschool is een stuk zwaar vuurwerk, een Super Cobra 6, aangetroffen. Deze Cobra is bemonsterd en uit deze bemonstering is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen, afkomstig van de verdachte.
De verdachte heeft ter zitting over dit feit verklaard dat hij op diens verzoek een Cobra heeft gegeven aan een persoon genaamd [naam 2] , van wie hij de verdere identiteit niet bekend wil maken. Deze [naam 2] heeft op 19 februari 2023 gevraagd om hem te helpen met een klus. Deze klus hield volgens de verdachte in dat iemand die geld schuldig was in de onderwereld gewaarschuwd moest worden met een Cobra voor de deur. De verdachte is daartoe in de nacht van 20 februari 2023 samen met [naam 2] , in een door de verdachte geleende en bestuurde bestelbus, vanuit Rotterdam naar de sportschool in Alkmaar gereden. Daar is [naam 2] uitgestapt. Met een jerrycan die [naam 2] in zijn rugzak had meegenomen en de door de verdachte verstrekte Cobra is [naam 2] naar de sportschool toegelopen. De verdachte bleef in de bestelbus zitten. De verdachte zag vervolgens wat licht. Daarna is [naam 2] weer ingestapt en zijn zij terug gereden naar Rotterdam.
De rechtbank acht het door de verdachte geschetste scenario niet geloofwaardig en overweegt als volgt.
Uit de camerabeelden van wat zich in de nacht van 20 februari 2023 voor de sportschool heeft afgespeeld volgt dat (bestand Record-0000-000C-Ch13-20230220034500-20230220044500, vanaf tijdsaanduiding 3.55.38 uur) op de kruising nabij de sportschool een voertuig stopt. Te zien is dat de lichten van dat voertuig worden gedoofd en vervolgens een persoon vóór het voertuig langs in de richting van de camera loopt. De camera bevindt zich boven de ingang van de sportschool. Het voertuig staat, vanuit het camerastandpunt gezien, met de rijrichting mee. Uit de looproute van de persoon op de beelden leidt de rechtbank af dat het de bestuurder van het voertuig is die naar de sportschool loopt, daar een brandbare vloeistof uitgiet en aansteekt. Nu gebleken is dat de verdachte die avond de beschikking had over de Volkswagen Caddy en hij zelf ook heeft bekend daarin naar de sportschool te zijn gereden, gaat de rechtbank ervan uit dat de man op de beelden de verdachte is. De rechtbank acht hierbij redengevend dat op de Cobra die voor de sportschool is neergelegd een DNA-spoor is aangetroffen dat matcht met het DNA van de verdachte, terwijl geen DNA-sporen van anderen zijn gevonden.
De rechtbank is van oordeel dat er op basis van de camerabeelden en de overige inhoud van het dossier verder geen aanknopingspunten zijn dat, zoals de verdachte verklaard heeft, iemand anders de Cobra heeft neergelegd, de benzine heeft uitgegoten en aangestoken. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte, die bijna een jaar in voorlopige hechtenis zit, pas op de zitting met deze verklaring is gekomen. De verdachte lijkt, na aanvankelijk te hebben gezwegen, zijn verklaringen telkens te hebben afgestemd op de bekend geworden onderzoeksresultaten. Dit draagt niet bij aan de geloofwaardigheid.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 ten laste gelegde poging tot brandstichting, dan wel het teweegbrengen van een ontploffing heeft gepleegd. Het ten laste gelegde medeplegen acht de rechtbank niet bewezen.
Feit 1
Ook van het incident dat zich op 3 februari 2023 heeft voorgedaan bij de sportschool zijn camerabeelden beschikbaar. Een verbalisant heeft de beelden van de dader van 3 februari 2023 vergeleken met de beelden van de dader van 20 februari 2023 en vastgesteld dat het postuur, de kleding en de motoriek van beide daders overeenkomen.
De rechtbank stelt vast dat het incident van 3 februari 2023 en dat van 20 februari 2023 overeenkomen wat betreft het doelwit/de locatie, het tijdstip in de nachtelijke uren en het gebruik van (zwaar) vuurwerk.
De rechtbank gaat er op grond van deze bevindingen vanuit dat de dader van 20 februari 2023 en de dader van 3 februari 2023 dezelfde persoon is, zijnde de verdachte. Van belang hierbij is voorts dat op de beelden van 3 februari 2023 te zien is dat de dader een zwarte jas draagt, waarvan de zwarte capuchon een witte opdruk heeft. In het afgeluisterde telefoongesprek dat de verdachte op 31 maart 2023 (vier dagen na zijn aanhouding) vanuit het Huis van Bewaring heeft gevoerd met zijn ex-partner zegt de verdachte dat zijn ex-partner zijn zwarte jas met het witte ding op de capuchon moet weggooien. De rechtbank acht dit redengevend voor het bewijs, omdat de beschrijving die de verdachte geeft van de weg te gooien jas, overeenkomt met de beschrijving van de jas van de dader van 3 februari 2023.
Tot slot komt gewicht toe aan het feit dat uit analyse van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van de verdachte blijkt dat zijn telefoon zich in zowel de nacht van 3 februari 2023 als in de nacht van 20 februari 2023 vanuit Rotterdam in noordelijke richting beweegt en telkens kennelijk uitgeschakeld is geweest in de uren waarin de beide incidenten hebben plaatsgevonden. Daarbij valt op dat op 20 februari 2023 de telefoon 17 minuten na de ontploffing bij de sportschool weer wordt ingeschakeld en dan een zendmast in Heemskerk aanstraalt.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde teweegbrengen van een ontploffing.
De rechtbank acht daarbij het ten laste gelegde medeplegen echter niet bewezen. Weliswaar volgt uit het feit dat de verdachte op de plaats delict als bijrijder uit de auto stapt dat er in elk geval nog een persoon betrokken is, maar het gewicht van diens rol en bijdrage aan het delict kan niet worden vastgesteld.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder
1, 2, 3 en 4ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op 3 februari 2023 te Alkmaar opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk tot ontploffing te brengen in de nabijheid van het pand van sportschool “ [naam 1] ” gelegen aan de [adres 2] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de ramen en kozijnen van voornoemd pand, te duchten was;
2
hij op 20 februari 2023 te Alkmaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor het pand van sportschool “ [naam 1] ” gelegen aan de [adres 2] , te duchten was, naar voornoemd pand is
toegegaan, waarna hij, verdachte:
- een Cobra, zijnde een stuk vuurwerk, heeft gegooid en/of neergelegd in de nabijheid van voornoemd pand en
- vervolgens motorbenzine over de bestrating in de nabijheid van voornoemd pand heeft gegoten en
- vervolgens vuur in aanraking heeft gebracht met voornoemde motorbenzine en
- heeft geprobeerd vuur in aanraking te brengen met voornoemde Cobra,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 27 maart 2023 te Rotterdam een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (merk: Vipertek), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4
hij op 20 februari 2023 te Alkmaar opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- een stuk knalvuurwerk (Super Cobra 6, Di Blasio Elio Fireworks) (categorie F4) voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Ten aanzien van feit 2
Poging tot brand stichten en/of opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Ten aanzien van feit 3
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Ten aanzien van feit 4
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, uitgaande van bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde poging en van de feiten 3 en 4, volstaan kan worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest. Als stok achter de deur zou ook nog een voorwaardelijk strafdeel te overwegen zijn.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met behulp van een stuk zwaar vuurwerk midden in de nacht een ontploffing teweeggebracht bij de voordeur van een sportschool in Alkmaar. Door de explosie is schade veroorzaakt aan het pand. Enkele weken later heeft de verdachte geprobeerd opnieuw bij deze sportschool een ontploffing te veroorzaken, dan wel brand te stichten, door een Cobra 6 voor de deur te leggen, een spoor van benzine uit te gieten en dit aan te steken. De Cobra is niet tot ontsteking gekomen, waardoor het bij een poging is gebleven. Er mag van geluk worden gesproken dat in dit geval de schade beperkt is gebleven tot geblakerde straatstenen. Dat neemt niet weg dat beide incidenten bijzonder intimiderend en bedreigend zijn geweest. Dat geldt in de eerste plaats voor de eigenaar en het personeel van de sportschool, maar dergelijke feiten dragen ook bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van burgers met zich mee.
Tot slot is bewezen verklaard dat de verdachte illegaal vuurwerk, in de vorm van een Super Cobra 6, voorhanden heeft gehad. Dergelijk zwaar vuurwerk is verboden vanwege de gevaren die het oplevert voor degene die het afsteekt, maar ook omdat het regelmatig voor criminele doeleinden wordt gebruikt, zoals ook in deze zaak het geval is.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte van 12 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte al eerder voor verboden wapenbezit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 8 juni 2023.
Daaruit blijkt dat de reclassering geen verband heeft kunnen leggen tussen de gesignaleerde risicofactoren en het delictgedrag. Door de ontkennende houding van de verdachte heeft de reclassering onvoldoende zicht gekregen op de motieven of gedragingen die mogelijk hebben geleid tot de delictpleging. De reclassering ziet daardoor geen mogelijkheden voor interventies binnen een reclasseringstoezicht. Daarnaast is op praktisch gebied al voldoende ondersteuning aanwezig. Het advies luidt om bij veroordeling aan de verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd van een duur die gelijk is aan de periode die de verdachte op de dag van de uitspraak in voorlopige hechtenis zal hebben doorgebracht.
Gelet op de inschatting van de reclassering dat het risico op recidive en het risico op letselschade hoog zijn, zal de rechtbank ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen opleggen, met een proeftijd van twee jaren. Dit als ernstige waarschuwing aan de verdachte om zich gedurende de proeftijd niet opnieuw aan een strafbaar feit schuldig te maken.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 34.250,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 3.272,06.
De vordering is namens de verdachte betwist.
Omdat de vordering lijdt aan een formeel gebrek, te weten onduidelijkheid over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de persoon die het voegingsformulier heeft ondertekend, kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
  • de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer (oud);
  • artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit (oud);
  • artikel 5.1 van de Omgevingswet;
  • de artikelen 3.30 en 3.31 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart
bewezendat de verdachte de onder
1, 2, 3 en 4ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
394 (driehonderdvierennegentig) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
60 (zestig) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[naam 3]niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. G.M.G. Hink en mr. A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2024.