ECLI:NL:RBNHO:2024:14010

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
11383438 \ CV EXPL 24-7702
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ambtshalve toetsing van Algemene Huurvoorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 11 december 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een huurachterstandsprocedure. De eisende partij, Stichting Ymere, heeft de huurder gedagvaard wegens een huurachterstand inclusief servicekosten tot en met oktober 2024. De huurder is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De verhuurder vordert betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de Algemene Huurvoorwaarden van 1 februari 2002 getoetst, waarbij werd gekeken naar de eerlijkheid van de bedingen in de huurovereenkomst, gezien de relatie tussen een professionele verhuurder en een consument-huurder. De rechter heeft vastgesteld dat bepaalde bedingen, zoals die met betrekking tot buitengerechtelijke incassokosten, oneerlijk zijn en vernietigd. De vordering van de verhuurder is grotendeels toegewezen, waarbij de huurder is veroordeeld tot betaling van € 1.010,28, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De huurder is ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de verhuurder worden gemaakt. De rechter heeft de vordering voor het overige afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11383438 \ CV EXPL 24-7702
Uitspraakdatum: 11 december 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de stichting
Stichting Ymere
gevestigd te Amsterdam
verhuurder
de eisende partij, hierna de verhuurder
gemachtigde: mr. J.J.L. Boudewijn en mr. R.G. Matti
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
huurder
de gedaagde partij, hierna: de huurder
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De verhuurder heeft de huurder gedagvaard. Tegen de huurder is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De verhuurder vordert betaling van de huurachterstand inclusief servicekosten tot en met oktober 2024, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De verhuurder legt aan de vordering ten grondslag dat de huurder tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van:de Huurovereenkomst en de Algemene Huurvoorwaarden van 1 februari 2002(hierna: de algemene voorwaarden)
3.1.
Gelet op de hoogte van de huur bij aanvang van de huurovereenkomst is sprake van sociale huur. In de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard.
3.2.
Omdat het hier gaat om een professionele verhuurder en een consument-huurder, moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of in de algemene voorwaarden bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument (in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn)). Dit kan immers gevolgen hebben voor (de hoogte van) de vordering. Artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.3.
Bedingen waaraan de huurder gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, zijn oneerlijk als deze in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de rechten en plichten die de huurder op grond van de overeenkomst heeft, aanzienlijk verstoren in het nadeel van de huurder. [1] Het gaat om een beoordeling van de bedingen op het moment dat de overeenkomst werd gesloten. Of de verhuurder de huurder ook daadwerkelijk aan die bedingen houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is niet relevant. Als een beding wegens onredelijkheid wordt vernietigd, kan de verhuurder niet terugvallen op een eventuele wettelijke regeling over het zelfde onderwerp.
3.4.
Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het servicekostenbeding, het huurprijswijzigingsbeding en het rentebeding getoetst en deze zijn niet oneerlijk.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.5.
Het beding inzake buitengerechtelijke kosten in artikel 15 van de algemene voorwaarden leidt tot een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de verhuurder en de huurder omdat:
- er geen maximum bedrag aan kosten is opgenomen;
- de kosten zonder ingebrekestelling verschuldigd zijn.
Gelet hierop wordt ten nadele van de consument-huurder afgewezen van artikel 6:96 BW en het Rapport Voorwerk II. Daarom is het beding oneerlijk en wordt het vernietigd. Dit betekent dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Proceskosten
3.6.
Het beding in artikel 15 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover de verhuurder op grond hiervan aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Huurder moet de huurachterstand en rente betalen
3.7.
De vordering wordt voor het overige toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Conclusie en proceskosten
3.8.
De vordering van de verhuurder wordt grotendeels toegewezen.
3.9.
De huurder wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij wordt de huurder ook veroordeeld tot betaling van € 67,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de verhuurder worden gemaakt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de huurder om aan de verhuurder te betalen een bedrag van € 1.010,28‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 oktober 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt de huurder in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de verhuurder begroot op:
€ 137,39 wegens dagvaardingskosten,
€ 328,00 wegens griffierecht en
€ 135,00 wegens salaris gemachtigde;
4.3.
veroordeelt de huurder tot betaling van € 67,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de verhuurder worden gemaakt;
4.4.
verklaart deze veroordeling(en) tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.2.