In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland de beroepen van eisers, [eiser 1] B.V. en de voormalige vennoten van [eiser 2] V.O.F., tegen de boetes die hen zijn opgelegd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank heeft op 3 december 2024 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers HAA 23/6773 en HAA 24/143. De eisers kregen ieder een boete van € 4.750,- opgelegd, maar de rechtbank heeft deze boetes met 50% verlaagd naar € 2.375,-. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de boetes zijn opgelegd aan verschillende rechtspersonen, feitelijk dezelfde onderneming betrokken was bij de overtredingen. De rechtbank concludeert dat de boetes niet in stand kunnen blijven in de opgelegde hoogte, omdat de omstandigheden van het geval aanleiding geven tot matiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overtredingen zijn gepleegd door zowel de BV als de VOF, maar dat deze als één juridische entiteit moeten worden beschouwd in het licht van de overgangsfase van de activiteiten van de VOF naar de BV. De rechtbank vernietigt de eerdere besluiten van de minister voor zover deze de hoogte van de boetes betreft en bepaalt dat de minister het griffierecht en proceskosten aan de eisers moet vergoeden.