Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 december 2024 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker
de burgemeester van de gemeente Zaanstad, verweerder
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
In deze rapportage staan de op ambtseed opgemaakte bevindingen beschreven, waaronder, dat de politieambtenaar aan de linkerzijde van het bedrijfspand op de grond heel veel lachgas cilinders zag staan. De politieambtenaar zag dat de cilinders diverse maten hadden en dat op enkele cilinders LACHGAS stond. De politieambtenaar heeft van 13 cilinders het ventiel opengedraaid en hoorde dat bij 10 van de cilinders gas ontsnapte. De cilinders zijn in beslag genomen voor onderzoek. De politieambtenaar heeft eerst de cilinders geteld. Het betroffen 73 cilinders. De politieambtenaar zag dat er diverse maten cilinders waren en heeft vervolgens de cilinders uitgezocht welke hetzelfde waren. De politieambtenaar voelde aan het gewicht van de cilinders dat er veel verschil in zat. De politieambtenaar voelde namelijk dat enkele cilinders hetzelfde waren maar dat het verschil in het gewicht groot was.
In de rapportage staat voorts vermeld dat de huurder, bij verhoor, heeft verklaard dat er lachgas in de cilinders heeft gezeten, maar dat het oude cilinders zijn die vroeger legaal waren.
4 december 2024 een zienswijzegesprek heeft plaatsgevonden.
Standpunten verzoeker
Daarnaast stelt hij een spoedeisend belang te hebben omdat hij door de sluiting in verband zal worden gebracht met drugs, wat leidt tot reputatieschade.
Standpunten verweerder
Verweerder acht zich bevoegd om tot sluiting van het pand over te gaan. Hij mag daarbij uit gaan van de juistheid van de bestuurlijke rapportage. Hieruit volgt dat er 73 cilinders met lachgas zijn aangetroffen. Dat deze bedoeld waren voor oud-ijzer handel, acht verweerder ongeloofwaardig. Gebleken is dat bij een steekproef van 13 flessen er tenminste 10 nog waren gevuld met gas en dat er een behoorlijk verschil in gewicht was. Volgens verweerder staat voldoende vast dat de cilinders aanwezig waren voor de handel in softdrugs. In dit geval is volgens verweerder zonder twijfel sprake van een grotere hoeveelheid dan de in de richtlijn voor strafvordering Ow, softdrugs van het Openbaar Ministerie (OM) genoemde gebruikershoeveelheid van 8 gram. Maar ook meer dan de in de nota van beantwoording genoemde 80 gram. Het besluit tot sluiting is verder volgens verweerder ook noodzakelijk en evenredig.
Verder staat vast dat de huurder de aangetroffen 73 cilinders niet had voor de door de wetgever bedoelde uitzonderingssituaties (technische of medische doeleinden of toepassing als voedingsadditief). Hiermee is reeds sprake van een vermoedelijke overtreding van het verbod van artikel 3 Ow. [2] De voorzieningenrechter overweegt verder dat geheel onduidelijk is gebleven waarom de huurder, die een garagebedrijf heeft, een dergelijke grote hoeveelheid cilinders in het pand had staan en evenmin waar deze vandaan komen. Een dergelijke hoeveelheid cilinders wijst bepaald niet op eigen gebruik, aldus is ook niet door de huurder verklaard. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen cilinders kon verweerder aannemelijk achten dat sprake is geweest van een overschrijding van de gebruikershoeveelheid van 80 gram. Uit de bestuurlijke rapportage volgt ook dat de politieambtenaar zelf heeft waargenomen dat niet alle cilinders leeg waren en dat er verschil in gewicht was. Verweerder mag bij zijn besluitvorming uitgaan van de juistheid hiervan, tenzij er duidelijke andere aanwijzingen zijn. Deze zijn de voorzieningenrechter vooralsnog niet gebleken. Onder deze omstandigheden heeft verweerder er vanuit mogen gaan dat het pand een rol speelt in het drugscircuit als gevolg waarvan hij - bij deze stand van zaken - bevoegd was om het pand te sluiten [3] .