5.3De beoordeling
Toepasselijk recht
Voordat de rechtbank toekomt aan een bespreking van de vordering, moet de rechtbank vaststellen welk recht op de vordering van toepassing is. Tot 1 juli 2011 was ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op grond van artikel 36e, derde lid, Sr mogelijk indien tegen de betrokkene een SFO was ingesteld waaruit aannemelijk was geworden dat het feit waarvoor de betrokkene was veroordeeld of andere strafbare feiten ertoe hadden geleid dat de betrokkene op enigerlei wijze wederrechtelijk voordeel had verkregen.
De inwerkingtreding van artikel 36e, derde lid, Sr in zijn huidige vorm, waarin het vereiste dat een SFO is ingesteld is komen te vervallen en een bewijsvermoeden is toegevoegd, houdt dus een uitbreiding in van de toepasselijke regels van het sanctierecht. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de misdrijven voor zover die het gevorderde wederrechtelijk verkregen voordeel zouden hebben opgeleverd, gedeeltelijk of geheel zijn gepleegd vóór1 juli 2011, brengt artikel 1, eerste lid, Sr mee dat artikel 36e Sr (oud) van toepassing is op de vordering van de officier van justitie. De rechtbank verwijst in dit verband op het arrest van de Hoge Raad van 29 november 2016 (kenmerk: ECLI:NL:HR:2016:2714). Nu ten aanzien van de vordering is voldaan aan de voorwaarden van artikel 36e Sr (oud) doordat de rechter-commissaris op 4 januari 2016 een machtiging tot het instellen van een SFO heeft verleendén veroordeelde is veroordeeld voor een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, kan op basis van het toepasselijke oude recht ook de periode vóór inwerkingtreding van de wetswijziging in het onderzoek naar wederrechtelijk verkregen voordeel worden betrokken. In zoverre heeft de wetswijziging in het geval van veroordeelde dus geen invloed op de inhoudelijke beoordeling door de rechtbank.
Bespreking van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de verweren
Toetsingskader
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 36e, derde lid, Sr (oud) aan haar een ruime bevoegdheid toekomt om vast te stellen dat er wederrechtelijk voordeel is genoten. De strafbare feiten die tot het voordeel hebben geleid, hoeven niet nader te worden geconcretiseerd. Bij toepassing van dit artikel geldt wat betreft de daar genoemde ‘andere feiten’ als maatstaf of gelet op het strafrechtelijk financieel onderzoek aannemelijk is dat dergelijke feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De verdediging heeft in haar conclusies en ter terechtzitting aangevoerd dat het Openbaar Ministerie het wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende heeft aangetoond. De rechtbank benadrukt dat dit niet de toets is die hier geldt, nu het reguliere bewijsrecht niet van toepassing is. Als op grond van het strafrechtelijk financieel onderzoek en de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel aannemelijk wordt gemaakt dat er sprake is geweest van vermogensbestanddelen (gelden) waarvoor geen legale verklaring gevonden kan worden, is dat voldoende om op grond daarvan te kunnen aannemen dat deze gelden uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het is daarbij aan de verdediging om aannemelijk te maken dat de geldbedragen een legale herkomst hebben.
Economische eenheid
Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een economische eenheid tussen veroordeelde en [getuige 1]. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zij volgens de door de verdediging ingebrachte (vertaling van een) huwelijksovereenkomst, op 20 januari 2010 onder huwelijkse voorwaarden in Colombia zijn gehuwd. Volgens de Gemeentelijke Basis Administratie stonden zij sinds 29 september 2011 op hetzelfde adres in Nederland ingeschreven en hebben veroordeelde en [getuige 1] in het jaar 2014 als fiscale partners gezamenlijk aangifte inkomstenbelasting gedaan.
[getuige 1] beheerde niet alleen haar eigen bankrekeningen, maar ook de privébankrekeningen van veroordeelde en de bankrekening van [bedrijf 1].In het jaar 2015 is [getuige 1] vennoot geworden van de [bedrijf 4]. Uit gevorderde bankgegevens is gebleken dat veroordeelde, zijn echtgenote en [bedrijf 1] beschikten over 8 bankrekeningen.Uit documenten is gebleken dat in opdracht van veroordeelde een huis is gebouwd op Aruba. Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] komt naar voren dat met name met [getuige 1] werd gecommuniceerd over de bouw van het huis.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank voldoende aanwijzingen aanwezig dat gesproken kan worden van een economische eenheid tussen veroordeelde en [getuige 1]. Nu die aanwijzingen er zijn, is op juiste gronden de gehele economische eenheid in de kasopstelling betrokken teneinde een meer accuraat beeld te krijgen van het daadwerkelijk wederrechtelijk verkregen voordeel (vgl ECLI:NL:PHR:2020:900 onder 11). De omstandigheid dat veroordeelde en [getuige 1] waren getrouwd onder huwelijkse voorwaarden doet onvoldoende af aan het voorgaande. Bedrijven [bedrijf 2]. en [bedrijf 3]
Uit ontvangen gegevens van de Panamese autoriteiten blijkt dat de bedrijven [bedrijf 2]. en [bedrijf 3] sinds 1 maart 2010 staan ingeschreven in het openbaar register (Kamer van Koophandel) in Panama. Veroordeelde en [getuige 1] zijn aandeelhouders/bestuurders van deze bedrijven. Samen bezitten zij 80 % van de aandelen.Uit de oprichtingsdocumenten blijkt dat veroordeelde en [getuige 1] de bankrekening van [bedrijf 3] geopend hebben en dat zij beiden tekenbevoegd zijn.Uit oprichtingsdocumenten blijkt dat veroordeelde, [getuige 1] en [betrokkene] eigenaren zijn [bedrijf 1] en dat zij de bankrekening geopend hebben en dat veroordeelde en [getuige 1] tekenbevoegd zijn.
Tijdens de doorzoeking in de woning van veroordeelde in Nederland zijn documenten aangetroffen waaruit blijkt dat in opdracht van veroordeelde een huis is gebouwd op Aruba en dat dit huis is aangekocht door [bedrijf 3]. uit Panama.Van enige bedrijfsmatige activiteiten in de vennootschappen is niet gebleken. Uit het onderzoek wordt aannemelijk dat voornoemde bedrijven en de daaraan gekoppelde bankrekeningen louter en alleen zijn opgericht dan wel geopend voor de betalingen voor de Arubaanse woning en de Arubaanse grond.De rechtbank is dan ook van oordeel dat betalingen aan en van de bankrekeningen van deze bedrijven, mede in het licht van de economische eenheid tussen veroordeelde en [getuige 1], in de kasopstelling kunnen worden betrokken en zij zal dat bij de bespreking van de posten 2 t/m 6 verder toelichten.
Tussenconclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande en in het licht van het toepasselijke toetsingskader van oordeel dat op grond van de ontnemingsrapportage en het onderzoek ter terechtzitting voldoende aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen uit de baten van het hiervoor genoemde bewezenverklaarde feiten, alsmede van andere strafbare feiten. Dit voordeel moet hem worden ontnomen.
De rechtbank grondt dit oordeel op de feiten die in de ontnemingsrapportage zijn opgenomen, als ook op de bewijsmiddelen opgenomen in bijgevoegd zaaksdossier ‘Pindar’ en in het proces-verbaal strafrechtelijk financieel onderzoek (FinEc) en ontleent aan de inhoud daarvan, met inachtneming van het navolgende, tevens de schatting van bedoeld voordeel. Hierna zal, waar nodig, door middel van voetnoten of tussen haakjes worden verwezen naar de in het zaaksdossier opgenomen processen-verbaal.
Bespreking van de in de kasopstelling opgenomen posten
Ten aanzien van de hierna te bespreken posten is artikel 36e, derde lid Sr (oud) van toepassing, met uitzondering van de post ‘Aankoop horloges’ waarop (deels) artikel 36e, tweede lid, Sr (nieuw) van toepassing is.
Post 9: Aankoop horloges (Rolex)
In de onderliggende strafzaak is komen vast te staan dat veroordeelde bij zijn aanhouding op 15 december 2015 in het bezit was van vier Rolex horloges. De vermoedelijke aankoopwaarde van deze horloges is vastgesteld op een totaalbedrag van € 69.000,-. Dit bedrag is gebaseerd op taxatie van Gassan Juweliers.
De rechtbank heeft veroordeelde ten aanzien van deze horloges veroordeeld voor witwassen, nu veroordeelde volgens de rechtbank en het Hof niet aannemelijk heeft kunnen maken dat de (aankoopbedragen van de) horloges een legale herkomst hebben. Gelet op deze veroordeling is het inherent dat veroordeelde voordeel heeft verkregen uit het strafbare feit.
Wat betreft de hierna te noemen posten is sprake van een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e, derde lid, Sr (oud).
Post 1: Contante stortingen eigen rekeningen
Uit het financiële onderzoek is gebleken dat in de periode van 1 januari 2010 tot en met
15 december 2015 een totaalbedrag van € 371.717,- aan contante stortingen op de verschillende bankrekeningen van veroordeelde, [getuige 1] en [bedrijf 1] zijn verricht. De verdediging heeft zich voor enkele bedragen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat bedragen gestort op rekeningen van [getuige 1] en stortingen van vóór 11 juli 2011 niet als wederrechtelijk voordeel aangemerkt kunnen worden.
De rechtbank verwerpt de verweren. Veroordeelde en [getuige 1] hebben de beschikking gehad over grote sommen contant geld, die op hun rekeningen zijn gestort, ook vóór 1 juli 2011. De verdediging heeft de legale herkomst van deze contante bedragen niet aannemelijk gemaakt. Zo is geen enkele vorm van administratie overgelegd waaruit een legale herkomst afgeleid zou kunnen worden. Door veroordeelde aangevoerde stelling dat hij kon beschikken over grote contante geldbedragen door verdiensten uit zijn webshop is niet met verifieerbare stukken onderbouwd, terwijl het op voorhand niet voor de hand ligt dat grote contante geldbedragen worden verdiend met een webshop.
Ook [getuige 1] heeft geen verifieerbare onderbouwde verklaring kunnen geven voor de legale herkomst van de geldbedragen. De stelling dat zij eigen inkomsten uit Colombia heeft genoten en dat zij deze inkomsten heeft gestort op de in het financiële onderzoek betrokken bankrekeningen, heeft zij niet nader onderbouwd en verdere vragen hierover heeft zij niet willen beantwoorden. Haar verklaring die zij als getuige heeft afgelegd over het bedrag van ruim € 50.000 dat zij zou hebben gestort op de ING-rekening in verband met de verkoop van kleding van [bedrijf 2], is evenmin onderbouwd.
Nu de gestorte contante gelbedragen op eigen rekeningen niet kunnen worden verklaard uit legale inkomsten, en de verdediging de legale herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt is het naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat de op de diverse rekeningen gestorte contante geldbedragen voordeel belichaamt dat door een strafbaar feit is verkregen, waardoor het als wederrechtelijk voordeel kan worden aangemerkt.
Posten 2 tot en met 6: Aankoop woning Aruba, overige uitgaven Dubai, ontvangen vanuit Dubai, banksaldi op Panamese rekeningen, aankoop grond Aruba.
Tijdens de doorzoeking in de woning van veroordeelde is een koopovereenkomstvan 15 juli 2010 aangetroffen tussen de verkoper [getuige 3] en de koper [veroordeelde] (veroordeelde). Vanaf de Panamese rekeningen van de bedrijven van veroordeelde is in de periode van 2 december 2010 tot en met 15 december 2011 een bedrag van 879.154 USD (omgerekend € 658.838,-)overgemaakt naar [bedrijf 5] Rond de data van de betalingen aan [getuige 3] is het opgevallen dat er gelden uit Dubai worden ontvangen op de Panamese bankrekeningen van de bedrijven van veroordeelde in Panama tot een bedrag van € 210.385,-
Daarnaast is uit het onderzoek gebleken dat veroordeelde, handelend als directeur van zijn Panamese bedrijf [bedrijf 3], op 7 september 2012 een stuk grond op Aruba heeft aangekocht ter waarde van 84.167 USD (omgerekend € 63.074,-).
Ten aanzien van de overboekingen vanuit Dubai naar de Panamese rekeningen heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering voor die bedragen moet worden afgewezen nu de gelden vanuit Dubai niet zijn overgemaakt naar veroordeelde, maar naar twee Panamese vennootschappen waarvan veroordeelde niet alle aandelen bezit. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat deze gelden uit Dubai werden overgemaakt aan de Panamese vennootschappen door vennootschappen in Dubai die via een time sharing constructie investeerden in onroerend goed op Aruba. De raadsman voert aan dat de Koninklijke Marechaussee geen onderbouwing heeft gegeven waarom de uit Dubai ontvangen bedragen wederrechtelijk zouden zijn.
De rechtbank verwerpt de verweren. De rechtbank stelt vast dat veroordeelde - indirect - grote geldbedragen vanuit Dubai ontving. Deze bedragen werden ontvangen door [bedrijf 3]. en [bedrijf 2]., dat voor 80% in handen was van veroordeelde en zijn vrouw, en voor de overige 20% van de zus van veroordeelde. Nu de rechtbank uit het financiële onderzoek niet is gebleken van enige werkzaamheden en/of bedrijfsactiviteiten van deze vennootschappen, is de rechtbank van oordeel dat de vennootschappen slechts lijken te zijn opgericht door veroordeelde - en zijn echtgenote - ten behoeve van de financiering van de woning en de grond op Aruba. Veroordeelde heeft zijn verklaringen over de herkomst van deze gelden en het gestelde doel van de woning in Aruba niet met verifieerbare stukken onderbouwd. Zo is geen enkele toelichting of nadere onderbouwing gegeven voor de gestelde investeringen door anderen uit Dubai of een time-share constructie, laat staan dat dit onderbouwd is met officiële overeenkomsten die normaliter worden gehanteerd voor dergelijke forse financiële investeringen. De stellingen komen de rechtbank bovendien onwaarschijnlijk voor, nu de familie van veroordeelde in het huis op Aruba woonachtig bleek en niet alleen gelden vanuit Dubai zijn overgemaakt naar rekeningen van de Panamese vennootschappen, maar ook naar de Nederlandse privérekening van veroordeelde. Daar komt bij dat de bouwovereenkomst voor de woning niet op naam staat van [bedrijf 3]., maar op naam van veroordeelde. Nu de verdediging niet aannemelijk heeft kunnen maken dat deze gelden een legale herkomst hebben, acht de rechtbank aannemelijk dat deze geldbedragen wederrechtelijk verkregen voordeel belichamen.
Post 7: Overige facturen Nederland
Gedurende het financiële onderzoek is gebleken dat veroordeelde diverse betalingen tot een bedrag van € 38.915,94 heeft verricht bij GWK Travelex, Moneytrans en RIA Financial services Nederland ten behoeve van het versturen van geld naar het buitenland. De betalingen zijn niet terug te vinden op een bankrekening van veroordeelde zodat er vanuit moet worden gegaan dat deze betalingen contant zijn gedaan. Bij gebrek aan een onderbouwde verklaring over de legale herkomst van deze geldbedragen, acht de rechtbank het aannemelijk dat voornoemd geldbedrag wederrechtelijk verkregen voordeel belichaamt.
Post 8: Overige facturen buitenland
Tijdens de doorzoeking in de woning van veroordeelde op Aruba zijn facturen met een totaalbedrag van € 103.789,69 aangetroffen op naam van veroordeelde en/of [getuige 1]. De betalingen van deze facturen komen niet terug op bankrekeningen van veroordeelde of [getuige 1], zodat er vanuit wordt gegaan dat deze facturen contant zijn voldaan. Bij gebrek aan een onderbouwde verklaring over de legale herkomst van deze geldbedragen, acht de rechtbank het aannemelijk dat voornoemd geldbedrag wederrechtelijk verkregen voordeel belichaamt.
Post 9: Aankoop horloges (Audemars Piguet)
Tijdens de doorzoeking van de woning van veroordeelde op de dag van zijn aanhouding op 15 december 2015 is een horloge van het merk Audemars Piguet aangetroffen. De vermoedelijke aankoopwaarde van dit horloge is door de Koninklijke Marechaussee vastgesteld op een bedrag van € 32.832,- op grond van informatie verkregen door raadpleging op internet.Ook ten aanzien van (het aankoopbedrag) van dit horloge heeft veroordeelde geen onderbouwde verklaring kunnen geven voor de legale herkomst, zodat ook dit geldbedrag zoals dat is opgenomen in de kasopstelling voordeel belichaamt dat door een strafbaar feit is verkregen en daarmee dus als wederrechtelijk voordeel kan worden aangemerkt.