ECLI:NL:RBNHO:2024:13316

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
HAA 23/5551
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een rectificatieverzoek op basis van artikel 16 AVG door de Rechtbank Noord-Holland

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 8 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) beoordeeld. Eiseres had verzocht om rectificatie van rapportages van de RvdK van 3 mei 2018 en 15 oktober 2018, die volgens haar onjuistheden bevatten. De rechtbank behandelt de achtergrond van het verzoek, waarbij eiseres eerder had verzocht om vernietiging van dossiers van haar zoons en had geklaagd over de gang van zaken rondom de jeugdbescherming. De RvdK had het rectificatieverzoek gedeeltelijk gehonoreerd, maar eiseres was het niet eens met de uitkomst en had beroep ingesteld.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechter legt uit dat het recht op rectificatie, zoals vastgelegd in artikel 16 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), niet betekent dat alle onvrede over rapportages kan leiden tot aanpassing van deze documenten. De rechtbank benadrukt dat de RvdK niet verantwoordelijk is voor de juistheid van de meldingen van derden en dat de procedure niet bedoeld is voor het behandelen van klachten over andere instanties. Eiseres had ook eerder een onherroepelijke uitspraak gekregen over het verzoek tot vernietiging van gegevens, wat betekent dat dit aspect niet opnieuw aan de orde kan komen.

De rechtbank wijst erop dat de RvdK heeft gehandeld binnen de kaders van de wet en dat de aanpassingen aan de rapportages zijn gedaan waar nodig. Eiseres krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten, en de rechtbank laat het bestreden besluit in stand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/5551

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

staatssecretaris Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Rijkse).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) om overeenkomstig het rectificatieverzoek van eiseres een deel van de rapportages van de RvdK van 3 mei 2018 en 15 oktober 2018 aan te passen.
1.1.
Verweerder heeft het rectificatieverzoek van eiseres met het besluit van 11 april 2023 gedeeltelijk gehonoreerd. Met het bestreden besluit van 14 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij het primaire besluit gebleven. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2024 op zitting behandeld. Verschenen zijn: eiseres, de moeder van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiseres heeft in eerste instantie op 20 juli 2021 de RvdK verzocht om de dossiers van haar zoons te vernietigen. De RvdK heeft dit verzoek om wissing van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) met het primaire besluit van 15 september 2021 afgewezen, omdat de RvdK gebonden is aan een bewaartermijn van 100 jaar. De RvdK heeft met het besluit op bezwaar van 14 februari 2022 het primaire besluit gehandhaafd. Het hiertegen ingediende beroep is op 15 november 2022 op zitting behandeld. Bij uitspraak van 22 december 2022 [1] is het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat verweerder zich heeft kunnen beroepen op de uitzonderingsgrond van artikel 17, derde lid, aanhef en onder e, van de AVG. In deze uitspraak heeft de rechtbank ten overvloede het volgende overwogen:
“5. De rechtbank overweegt ten overvloede het volgende. Eiseres wenst het gezag over haar oudste zoon terug te krijgen en het contact met hem te herstellen. Zij voert daartoe verschillende procedures. Ter zitting is aan eiseres uitgelegd dat de onderhavige procedure niet tot het door haar gewenste resultaat zal kunnen leiden. Eiseres heeft meegedeeld dat er bij de kinderrechter een procedure loopt over het hervatten van de omgangsregeling met haar oudste zoon, dat de kinderrechter een omgangsregeling heeft vastgesteld en dat de gecertificeerde instelling deze regeling niet uitvoert. Eiseres heeft benadrukt dat er steeds wordt teruggegrepen op de in haar ogen grotendeels onjuiste informatie in het rapport van de RvdK uit 2018 over haar oudste zoon. De RvdK heeft ter zitting in verband daarmee aangegeven dat een raadsrapport altijd een beperkte geldigheidsduur heeft en dat een rapport uit 2018 daarom nu niet meer kan worden gebruikt. De RvdK heeft aan eiseres aangeboden een brief te sturen aan alle betrokken instanties en instellingen waarin hierop wordt gewezen. Dit aanbod heeft eiseres na enig wikken en wegen ter zitting aangenomen. Verder heeft de RvdK aangegeven dat zij in een lopende procedure op verzoek van een kinderrechter een nieuw onderzoek zou kunnen doen op basis van de actuele situatie.
Verweerder heeft ter zitting daarnaast aangeboden met eiseres in gesprek te gaan om te bezien of wellicht het doen van een correctieverzoek als bedoeld in artikel 16 van de AVG (het recht op rectificatie) tot de mogelijkheden behoort. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat dit aanbod ook in de bezwaarfase is gedaan aan eiseres, maar dat zij dit toen heeft afgewezen. Omdat eiseres ter zitting heeft aangegeven over dit aanbod te willen nadenken en verweerder daartegen geen bezwaar heeft, komen partijen hier gezamenlijk op terug. Het is aan partijen om met het voorgaande al dan niet iets te doen. De rechtbank heeft daarin nu geen taak.”
2.2.
Naar aanleiding van de zitting op 15 november 2022 heeft verweerder op
15 december 2022 gesproken met eiseres en haar moeder. Tijdens dat gesprek zijn de volgende afspraken gemaakt:
de RvdK stuurt een brief naar de gecertificeerde instelling (GI) die belast is met de voogdij over haar oudste zoon. In de brief zal de RvdK de zorgen van eiseres over haar oudste zoon (nogmaals) onder de aandacht brengen van de GI; en
eiseres maakt een overzicht met waar dat kan bewijs, van de persoonsgegevens die volgens haar gerectificeerd moeten worden in de raadsrapportages.
De RvdK heeft op 22 december 2022 de brief naar de GI verzonden. Eiseres heeft hier ook een afschrift van ontvangen.
2.3.
Op 26 januari 2023 heeft eiseres verzocht om rectificatie van de rapportages van de RvdK betreffende haar oudste zoon van 3 mei 2018 en 18 oktober 2018. In het verzoek van eiseres staat – kort samengevat – dat Veilig Thuis (VT) niet heeft gehandeld volgens het eigen protocol en nooit had mogen melden bij de RvdK. Het raadsonderzoek naar aanleiding van de melding van VT had dan ook niet mogen plaatsvinden. Eiseres stelt nooit betrokken te zijn geweest bij het (eerste) onderzoek van de RvdK. Daardoor is de visie van eiseres door de RvdK niet goed meegewogen in de besluitvorming. Eiseres heeft ook niet tijdig het raadsrapport kunnen inzien. Eiseres heeft in januari 2023 een verzoek tot herstel ouderlijk gezag van haar oudste zoon ingediend. Daarnaast moet de rechter nog beslissen over omgang tussen eiseres en haar oudste zoon. Op 28 februari 2023 heeft de zitting plaatsgevonden.
2.4.
Naar aanleiding van het rectificatieverzoek heeft eiseres op 20 februari 2023 via Teams een gesprek gehad met verweerder. Daarbij zijn door verweerder aanvullende vragen gesteld en heeft verweerder eiseres gevraagd aanvullende stukken aan te leveren. Op
26 februari 2023 heeft eiseres 18 documenten aan verweerder toegestuurd.
2.5.
Met het primaire besluit van 11 april 2023 heeft verweerder het rectificatieverzoek van eiseres gedeeltelijk gehonoreerd. Verweerder heeft de rapportages van de RvdK van
3 mei 2018 en 18 oktober 2018 aangepast, omdat diverse onjuistheden zijn geconstateerd. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven welke passages van de rapportages wel aangepast zijn en welke passages niet. Als de passages niet zijn aangepast, gaat het meestal om gegevens die zijn opgenomen zoals aangeleverd en dan is er volgens verweerder geen sprake van een fout. Verder heeft verweerder gereageerd op de klachten die eiseres heeft beschreven over het handelen van VT en de GI en daarbij aangegeven dat de RvdK geen klachten kan behandelen over andere instanties. Ten aanzien van de klachten die eiseres over het handelen of nalaten van de RvdK zelf heeft, heeft verweerder aangegeven dat de AVG-procedure niet bedoeld is voor het behandelen van klachten. Toch heeft verweerder in het primaire besluit uitgebreid gereageerd op de klachten van eiseres en heeft verweerder aangegeven wat de RvdK wel kan doen voor eiseres. Zo zal de RvdK een verklaring voor eiseres opstellen waarin wordt benadrukt dat de raadsrapportages uit 2018 over haar oudste zoon
nietmeer gebruikt mogen worden en dat ook de RvdK zelf niet meer zal citeren uit de betreffende rapporten. Daarnaast biedt de RvdK eiseres aan om een nieuw onderzoek te doen, eventueel door een andere locatie, omdat eiseres een verzoek heeft ingediend bij de rechtbank om hersteld te worden in het ouderlijk gezag over haar oudste zoon. Tot slot geeft verweerder aan dat de casus van eiseres aanleiding geeft voor de RvdK voor een interne evaluatie van de eerdere raadsbemoeienis en de besluiten die er zijn geweest rondom het betrekken van eiseres in het onderzoek.
2.6.
Met de brief van 24 april 2023 heeft verweerder het primaire besluit herzien, omdat er op pagina 7 per abuis een verkeerde datum van het raadsrapport is opgenomen. Verder heeft verweerder aan de brief van 24 april 2023 de volgende stukken bijgevoegd:
  • gerectificeerde rapportages van 3 mei 2018 en 15 oktober 2018;
  • de brieven die de RvdK heeft gezonden aan de rechtbank en de GI; en
  • de verklaring status raadsrapporten van mei en oktober 2018.
2.7.
Op 18 mei 2023 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Eiseres is op 12 juni 2023 digitaal gehoord door de hoorcommissie. Eiseres heeft aangevoerd dat de rapportage van VT Hollands Midden uit het dossier van de RvdK dient te worden vernietigd. Daarnaast noemt eiseres een aantal onderwerpen die volgens haar uit de rectificatie dienen te worden vernietigd. Verder beklaagt eiseres zich over het handelen van de RvdK, de GI en de pleegouder. Tot slot stelt eiseres de RvdK aansprakelijk en eist zij een schadevergoeding voor een bedrag van € 100.000,- per dag (814 dagen tot de hoorzitting) voor een grove nalatigheid door de onrechtmatige jeugdbeschermings-maatregel met uithuisplaatsing.
2.8.
Met het bestreden besluit van 14 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder volgt eiseres niet in haar stelling dat de RvdK het verzoek tot onderzoek (VTO) van VT Hollands Midden niet in ontvangst had mogen nemen en het VTO alsnog moet worden vernietigd. De RvdK heeft op 5 maart 2018 over Boaz een VTO ontvangen van VT Hollands Midden en op basis van dat VTO heeft de RvdK onderzoek gedaan. Het is niet de taak van de RvdK om te beoordelen of degene die meldt, volgens de interne regels van die organisatie, bevoegd was onderzoek te doen en een melding te doen aan de RvdK. Ook is het niet de taak van de RvdK om bij ontvangst van de melding na te gaan of feiten en meningen voldoende zijn gescheiden. De RvdK neemt een melding aan en is gerechtigd om op basis van deze melding onderzoek te doen. Op dat onderzoek is artikel 3.3 van de Jeugdwet van toepassing. De documenten die eiseres heeft overgelegd zijn door verweerder bij de beoordeling van het bezwaar betrokken. Daarnaast heeft verweerder gemotiveerd aangegeven dat in hetgeen eiseres in bezwaar heeft aangevoerd, geen aanleiding wordt gezien om de rapportages van de RvdK van 3 mei 2018 en 18 oktober 2018 verder aan te passen. Voor zover eiseres vraagt om persoonsgegevens van haar en haar oudste zoon te vernietigen, wijst verweerder erop dat reeds op het verzoek om gegevens te wissen is beslist. De redenen waarom de RvdK het verzoek heeft afgewezen, zijn nog altijd van toepassing. Verder is de AVG-procedure niet bedoeld voor het behandelen van klachten over de RvdK en ook kan de RvdK geen klachten behandelen over een andere organisatie of persoon. Tot slot is verweerder op basis van het primaire besluit tot rectificatie en het bestreden besluit van mening dat de RvdK geen schadevergoeding verschuldigd is.
2.9.
Op 28 augustus 2023 heeft eiseres beroep ingesteld. Eiseres stelt dat niet op haar belangrijkste bezwaarpunten is gereageerd. Zij vindt dat gelet op de gerectificeerde rapportages niet aan de voorwaarden voor directe gezagsbeëindiging en uithuisplaatsing is voldaan. Verder vindt eiseres dat de RvdK het dossier van VT Hollands Midden niet had mogen aannemen en dat het rapport van VT Hollands Midden vernietigd had moeten worden. Ook vraagt zij om vernietiging van alle meldingen waartegen haar beroepsgronden zich richten. Tot slot herhaalt eiseres haar verzoek tot rectificatie van de rapportages voor zover haar verzoek niet tot rectificatie van de rapportages heeft geleid.
2.10.
Op 20 augustus 2024 heeft eiseres aanvullende stukken overgelegd. Het betreft een brief van de RvdK van 30 maart 2021 en een e-mail van de RvdK van 2 augustus 2024 over de twee andere kinderen van eiseres. Uit deze stukken volgt dat de RvdK bij beide kinderen het onderzoek heeft afgesloten zonder verdere bemoeienis.
2.11.
Op 21 augustus 2024 heeft eiseres nog een aanvullend stuk overgelegd. Het betreft een brief van VT Kennemerland van 26 juli 2021 waarin staat dat door VT Kennemerland het verzoek van eiseres tot vernietiging van het dossier wordt gehonoreerd.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Deze uitspraak gaat over het besluit van de RvdK om overeenkomstig het rectificatieverzoek van eiseres een deel van de rapportages van de RvdK van 3 mei 2018 en 15 oktober 2018 aan te passen. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert hiertegen een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechter de opgelegde lasten.
3.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3.3.
Op grond van artikel 16 van de AVG heeft de betrokkene het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke onverwijld rectificatie van hem betreffende onjuiste persoonsgegevens te verkrijgen. Met inachtneming van de doeleinden van de verwerking heeft de betrokkene het recht vervollediging van onvolledige persoonsgegevens te verkrijgen, onder meer door een aanvullende verklaring te verstrekken.
3.4.
Uit de tekst van artikel 16 van de AVG volgt, ook in de Nederlandse versie, dat het recht op rectificatie ook het recht op vervollediging van onvolledige persoonsgegevens omvat. Het is echter niet zo dat deze bepaling in algemene zin recht geeft op aanvulling van documenten. [2] Het in artikel 16 van de AVG neergelegde correctierecht is niet bedoeld om indrukken, meningen, onderzoeksresultaten en conclusies waarmee eiseres zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. De juistheid van deze vermeldingen kan in de daarvoor bedoelde procedure aan de orde worden gesteld. [3]
3.5.
Voor zover eiseres aanvoert dat gelet op de gerectificeerde rapportages niet aan de voorwaarden voor directe gezagsbeëindiging en uithuisplaatsing is voldaan, overweegt de rechtbank dat de bestuursrechter niet kan beoordelen welke gevolgen de RvdK of de civiele rechter zouden moeten verbinden aan de gerectificeerde rapportages.
3.6.
Verder overweegt de rechtbank dat op het verzoek van eiseres om gegevens te wissen door de rechtbank al is beslist met de onherroepelijke uitspraak van 22 december 2022. Dat betekent dat in de onderhavige zaak het vernietigen van gegevens uit het dossier van de RvdK, het vernietigen van het rapport van VT Hollands Midden en het vernietigen van alle meldingen niet meer aan de orde kan komen.
3.7.
Voor zover eiseres aanvoert dat de RvdK de melding van VT Hollands Midden niet had mogen aannemen, omdat VT Hollands Midden het onderzoek niet had mogen verrichten, overweegt de rechtbank dat ook dit standpunt buiten de omvang van dit geschil valt.
3.8.
Tot slot herhaalt eiseres haar verzoek tot rectificatie van de rapportages voor zover haar verzoek niet tot rectificatie van de rapportages heeft geleid. De rechtbank stelt vast dat verweerder op basis van de door eiseres overgelegde stukken en de stukken waarover de RvdK beschikt heeft beoordeeld of de rapporten van de RvdK van 3 mei en 18 oktober 2018 dienen te worden gerectificeerd. De rapportages zijn aangepast overeenkomstig en zoals is uitgelegd in het primaire besluit. Daarnaast heeft de RvdK een verklaring voor eiseres opgesteld en een brief gestuurd aan alle betrokken instanties en instellingen waarin wordt benadrukt dat de raadsrapportages uit 2018 over de oudste zoon van eiseres niet meer gebruikt mogen worden en dat ook de RvdK zelf niet meer zal citeren uit de betreffende rapporten. In het bestreden besluit op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Feitelijk wenst eiseres het gezag over haar oudste zoon terug te krijgen en het contact met hem te herstellen. Het verzoek dat eiseres op grond van artikel 16 van de AVG heeft gedaan, kan echter niet tot dit door eiseres gewenste resultaat leiden.
3.9.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het veroordelen van verweerder tot vergoeding van schade.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand wordt gelaten. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van
drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
8 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2642.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:230.