ECLI:NL:RBNHO:2024:13273

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
15/315037-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige en bezit van kinderpornografisch materiaal

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende elf maanden schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een jong en kwetsbaar slachtoffer, terwijl hij wist dat het slachtoffer minderjarig was. De verdachte heeft niet alleen ontuchtige handelingen gepleegd, maar ook kinderpornografisch materiaal van het slachtoffer verworven en verspreid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 7 november 2021 tot en met 12 oktober 2022 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat op dat moment nog geen zestien jaar oud was. Daarnaast heeft hij video's en foto's van seksuele gedragingen van het slachtoffer in bezit gehad en deze via Snapchat aan het slachtoffer gestuurd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die gediagnosticeerd is met een autismespectrumstoornis. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 2.544,48 is vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/315037-23
Uitspraakdatum: 19 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 december 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.P. Peters, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.A. Verhoeven, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, kort en zakelijk weergegeven, ten laste gelegd dat:
feit 1 primair: hij in de periode van 7 november 2021 tot en met 12 oktober 2022, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt;
feit 1 subsidiair: hij in de periode van 7 november 2021 tot en met 12 oktober 2022, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, [slachtoffer], die toen de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en te dulden;
feit 2: hij in de periode van 7 november 2021 tot en met 12 oktober 2022, foto's en video's van seksuele gedragingen van [slachtoffer], die toen de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, heeft verworven, in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft;
feit 3: hij in de periode van 25 maart 2022 tot en met 8 oktober 2022, video's waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft verstrekt, aangeboden en vertoond aan [slachtoffer], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer] jonger was dan zestien jaar.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage 1aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.
Beoordeling van het bewijs
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs en de bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Het standpunt van de raadsman ten aanzien van die feiten zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsmotivering en bespreking van de verweren
3.3.3.1. Ten aanzien van feit 2
De verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij foto’s en video’s van seksuele gedragingen van het slachtoffer, dat op dat moment nog niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt, heeft verworven, in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst toegang heeft verschaft.
De verdachte bekent dat hij foto’s en video’s van seksuele gedragingen van het slachtoffer heeft ontvangen via Snapchat.
Het verweer van de verdediging komt erop neer dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te kunnen concluderen dat op de afbeeldingen een persoon te zien is die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt. Volgens de verdediging zag het slachtoffer er ouder uit dan haar leeftijd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad [1] volgt dat het niet zo is dat, indien vaststaat dat de afgebeelde persoon de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt’, uit de bewijsmiddelen moet blijken dat die persoon jonger oogt dan achttien jaar. Gelet op de wetsgeschiedenis geldt immers dat, nu de strafbaarstelling van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) mede ertoe strekt ‘echte kinderen’ te beschermen tegen seksueel misbruik, in een dergelijk geval moet worden aangenomen dat de betrokken persoon ‘kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt’. Uit de rechtspraak volgt verder dat, als vaststaat dat de afgebeelde persoon, die als volwassene oogt, onder de leeftijdsgrens valt, het feit strafbaar is.
Het staat vast dat het slachtoffer in de bewezen verklaarde periode vijftien jaar werd. Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de raadsman verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Het vorenstaande maakt ook dat de rechtbank het (voorwaardelijk) verzoek van de raadsman om de toonmap in raadkamer te bekijken, teneinde zich een oordeel te vormen over de vraag of het slachtoffer er ouder uitzag dan achttien jaar, niet inwilligt nu beantwoording van deze vraag gelet op het vorenstaande niet relevant is.
3.3.3.2. Ten aanzien van feit 3
De verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij video's waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft verstrekt, aangeboden of vertoond aan het slachtoffer, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer jonger was dan zestien jaar.
De verdachte heeft bekend dat hij video’s van seksuele gedragingen aan het slachtoffer heeft gestuurd via Snapchat. Het verweer van de verdediging komt erop neer dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te kunnen concluderen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer jonger was dan zestien jaar.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte wist dat het slachtoffer nog geen zestien jaar was. In een chatbericht op 7 juni 2022 feliciteerde de verdachte het slachtoffer met haar zestiende verjaardag, terwijl het slachtoffer op dat moment overigens nog maar vijftien jaar werd. Daarmee staat in ieder geval vast dat de verdachte wist en ervan uitging dat het slachtoffer in de periode daarvoor nog geen zestien was. Aan die wetenschap kan niet afdoen dat de verdachte vond dat het slachtoffer er volwassen uitzag.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de raadsman verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht een kortere periode bewezen dan ten laste is gelegd, namelijk van
25 maart 2022 tot en met 6 juni 2022, omdat het slachtoffer op 7 juni 2022 naar de opvatting van de verdachte zestien jaar werd en dit overeenkomt met de omstandigheid dat het slachtoffer naar eigen zeggen in 2019 aan de verdachte heeft verteld dat zij dertien jaar oud was, terwijl zij in feite nog twaalf jaar oud was.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 primairhij in de periode van 7 november 2021 tot en met 12 oktober 2022 in Nederland, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het via Snapchat voeren van seksueel geladen en/of prikkelende chatgesprekken met die [slachtoffer] en
- het via Snapchat geven van opdrachten en het instrueren van die [slachtoffer] met betrekking tot het aannemen van seksueel getinte poses en het verrichten van ontuchtige handelingen, waarbij die [slachtoffer] (gedeeltelijk) naakt te zien was en waarbij die ontuchtige handelingen (mede) bestonden uit:
- het tonen van ontblote borsten en een ontblote vagina en
- het likken aan en spugen op en betasten van de borsten en de tepels van die [slachtoffer] en
- het vaginaal penetreren van de vagina met een deodorantbus van die [slachtoffer] en
- het door die [slachtoffer] laten maken van foto's en video's van zichzelf, terwijl die [slachtoffer] in voornoemde seksueel getinte poses stond en voornoemde ontuchtige handelingen verrichtte en
- de door die [slachtoffer] gemaakte foto's en video's al dan niet op zijn, verdachtes, verzoek, naar hem laten toesturen;
feit 2hij in de periode van 7 november 2021 tot en met 12 oktober 2022 in Nederland, meermalen, zich de toegang heeft verschaft tot afbeeldingen, te weten foto's en video's, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, te weten: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een deodorantbus, vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] door zichzelf (afbeelding 9 tot en met 11, afbeelding 18 tot en met 26, afbeelding 29 tot en met 31 op pagina 3 en 4 van het aanvullende proces-verbaal) en
het met de tong en handen aanraken van de borsten van die [slachtoffer] door zichzelf (afbeelding 1, afbeelding 6, afbeelding 7, afbeelding 13, afbeelding 14 en 15, afbeelding 16, afbeelding 17, afbeelding 18 tot en met 26, afbeelding 27 op pagina 3 en 4 van het aanvullende proces-verbaal) en
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door [slachtoffer], waarbij deze persoon poseert in een erotisch getinte houding en door het camerastandpunt, de pose en de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel en de borsten in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling (afbeelding 2, afbeelding 3, afbeelding 4, afbeelding 5, afbeelding 8, afbeelding 12, afbeelding 28 op pagina 3 en 4 van het aanvullende proces-verbaal);
feit 3hij in de periode van 25 maart 2022 tot en met 6 juni 2022 in Nederland, afbeeldingen, waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten:
- video's van een man die wordt gepijpt (afbeelding 32 tot en met 34, afbeelding 35, afbeelding 36, afbeelding 37, afbeelding 38 en 39, afbeelding 40 op pagina 4 en 5 van het aanvullende proces-verbaal) en
- een video van een vrouw die (vaginaal) wordt gepenetreerd door een man (afbeelding 41 en 42 op pagina 5 van het aanvullende proces-verbaal),
via snapchat heeft vertoond aan een minderjarige, van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was dan zestien jaar, te weten [slachtoffer] geboren op [geboortedatum].
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 2:een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd;
feit 3: een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Afwezigheid van alle schuld
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat sprake is van afwezigheid van alle schuld, zodat de verdachte niet strafbaar is. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet wist dat het slachtoffer minderjarig was en dat onder de gegeven omstandigheden niet van hem gevergd kon worden dat hij onderzoek zou doen naar de werkelijke leeftijd van het slachtoffer.
De rechtbank overweegt het volgende. Vooropgesteld wordt dat artikel 247 Sr onder meer gericht is op het beschermen van jeugdigen onder de leeftijd van zestien jaar tegen ontuchtige handelingen. De leeftijd van het slachtoffer vormt een geobjectiveerd bestanddeel, wat betekent dat voor een bewezenverklaring niet vereist is dat de verdachte wist dat het slachtoffer nog geen zestien jaar was. Een beroep op afwezigheid van alle schuld kan naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad, alleen in uitzonderlijke gevallen worden aanvaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is hier geen sprake van een bedoeld uitzonderlijk geval. Uit de bewijsmiddelen blijkt bovendien dat de verdachte wist dat het slachtoffer nog geen zestien jaar was. Aan die wetenschap kan niet afdoen dat verdachte vindt dat het slachtoffer er volwassen uitzag. Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de raadsman verworpen.
Toerekenbaarheid
Voor de beantwoording van de vraag of de gepleegde feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend, heeft de rechtbank kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten van 22 oktober 2024 en 18 november 2024 van Reclassering Nederland, opgesteld door reclasseringswerker [naam].
Uit het rapport van 22 oktober 2024 blijkt dat de verdachte in zijn vroege jeugd is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis (PDD-NOS). Op basis van het verrichte onderzoek ziet de reclassering een mogelijk verband tussen beperkingen in het psychosociaal functioneren van de verdachte en de ten laste gelegde feiten. De reclassering sluit niet uit dat deze stoornis beperkingen met zich meebrengt in het beoordelingsvermogen van de verdachte. Het is mogelijk dat deze stoornis invloed heeft gehad op de manier waarop de communicatie met het slachtoffer verliep. Het valt niet uit te sluiten dat de verdachte eventuele signalen van het slachtoffer niet heeft gezien of verkeerd heeft geïnterpreteerd.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, op basis van de reclasseringsrapportage en de toelichting ter zitting van reclasseringswerker [naam], van oordeel dat de verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De verdachte is al op jonge leeftijd gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis (PDD-NOS) en heeft speciaal basis- en voortgezet onderwijs gevolgd. Gelet op de algemene kenmerken van een autismespectrumstoornis (PDD-NOS) en de aard van de bewezen verklaarde feiten, die bestaan uit onlinecommunicatie, concludeert de rechtbank dat er voldoende gronden zijn om de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank zal daarmee rekening houden bij de strafoplegging.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid voor het bewezenverklaarde in het geheel uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het geadviseerde contactverbod. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uur, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij afwijkt van het taakstrafverbod zoals omschreven in artikel 22b Sr, omdat het in deze zaak niet gaat om ‘een hands-on delict’ en het slachtoffer een aandeel heeft gehad in de door de verdachte gepleegde strafbare feiten.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en heeft aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. De raadsman heeft daarom verzocht aan de verdachte een taakstraf op te leggen, al dan niet deels voorwaardelijk.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende elf maanden schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een jong en kwetsbaar slachtoffer, terwijl de verdachte wist dat het slachtoffer minderjarig was. De verdachte is via social media met het slachtoffer in contact gekomen en heeft seksueel getinte chatgesprekken met haar gevoerd. Tijdens deze gesprekken instrueerde de verdachte het slachtoffer op welke manieren zij seksuele handelingen (met zichzelf) moest verrichten en heeft hij haar gevraagd om via Snapchat hiervan foto’s en video’s aan hem te sturen. Hiermee heeft de verdachte zich ook de toegang verschaft tot kinderpornografisch beeldmateriaal van het slachtoffer. Ook heeft de verdachte zelf video’s aan het slachtoffer gestuurd, met porno en seksuele handelingen van hemzelf, waarvan de inhoud schadelijk was voor het slachtoffer die op dat moment nog geen zestien jaar oud was.
De verdachte heeft met deze gedragingen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich had moeten realiseren dat sprake was van een zeer ongelijkwaardige en voor het slachtoffer (psychisch) schadelijke relatie. De stelling van de verdachte dat het slachtoffer ouder leek dan zij was, is geenszins van belang, gelet op haar zeer jonge leeftijd en kwetsbaarheid. Minderjarigen bevinden zich in een gevoelige ontwikkelingsfase en worden, gezien hun jeugdige leeftijd, geacht niet of in onvoldoende mate in staat te zijn hun seksuele integriteit te bewaken en de gevolgen van hun gedrag te overzien. Daarom genieten zij op seksueel gebied bescherming tegen personen zoals de verdachte. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij geen rekening heeft gehouden met het welzijn van het slachtoffer en kennelijk alleen heeft gedacht aan de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (zijn strafblad) van
4 november 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de hiervoor onder 5 genoemde reclasseringsrapportages. Uit het rapport van 22 oktober 2024 blijkt dat het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De reclassering kan op basis van de beschikbare informatie geen advies uitbrengen over de wenselijkheid van toepassing van het jeugdstrafrecht.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan onderstaande bijzondere voorwaarden te verbinden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een ambulante behandeling; en
  • een contactverbod met het slachtoffer.
De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij wil meewerken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Wat betreft de vraag of het volwassenstrafrecht of het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, overweegt de rechtbank het volgende. De verdachte was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten eenentwintig jaar oud en dus meerderjarig. Het uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig was, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechtbank, ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van achttien jaar, maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, beslissen het jeugdstrafrecht toe te passen, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechtbank ziet, gelet op de rapporten van de reclassering en de indruk die de rechtbank van de verdachte tijdens de zitting heeft gekregen, onvoldoende aanknopingspunten voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf allereerst rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank ziet, met de officier van justitie, in het onderhavige geval aanleiding om af te wijken van het taakstrafverbod zoals bedoeld in artikel 22b Sr, zodat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd. De rechtbank weegt in dit verband mee dat het hier niet gaat om een ‘hands-on delict’, terwijl bovendien rekening wordt gehouden met de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte zoals hiervoor overwogen onder 5.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk, met uitzondering van een contactverbod met het slachtoffer, nu er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte nog contact zoekt met het slachtoffer of in de toekomst zal zoeken.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid ter hoogte van 200 uren moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij [slachtoffer]

De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. J.J.J. Broekhuizen, advocaat te Harderwijk, heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer] een vordering tot schadevergoeding van
€ 5.266,20, - ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering bestaat uit € 266,20, - aan materiële schade (bestaande uit: € 44,48, - reiskosten, € 81,72 verletkosten en € 140, - ziekenhuisdaggeldvergoeding) en
€ 5.000, - aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade op het standpunt gesteld dat de reis- en verletkosten voor vergoeding in aanmerking komen. De gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding komt echter niet voor vergoeding in aanmerking, omdat deze schade niet rechtstreeks voortvloeit uit de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft daarom gevorderd de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze volledig kan worden toegewezen. Verder heeft de officier van justitie gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen met betrekking tot de gevorderde toewijsbare schade.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij geen aanspraak kan maken op de gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding, omdat volgens de Letselschaderaad een dergelijke vergoeding uitsluitend mogelijk is in verband met een ongeval, medisch incident of misdrijf. Bovendien ontbreekt het causale verband met de ten laste gelegde feiten aangezien de opname van het slachtoffer verband hield met een suïcidepoging.
Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdediging betwist dat de verhoren van de aangever, de getuige en het slachtoffer in Apeldoorn hebben plaatsgevonden en telkens vier uur hebben geduurd. Om die reden verzoekt de raadsman de gevorderde reiskosten en verletkosten te matigen, en daarbij rekening te houden met een vergoeding van € 0,30 per kilometer, zoals vermeld in de Letselschaderichtlijn 2022.
Tot slot heeft de raadsman betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de gevorderde immateriële schade, omdat de verdachte niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die het slachtoffer heeft geleden. Deze schade houdt volgens hem geen verband met de ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade, te weten: € 44,48, - aan reiskosten, rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. Voorts is de vordering voldoende onderbouwd en komt de vordering de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dit deel van de vordering tot schadevergoeding wordt dan ook toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde verletkosten, niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien deze onvoldoende met stukken zijn onderbouwd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gestelde ziekenhuisdaggeldvergoeding rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal deze schadeposten daarom afwijzen.
Gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in het geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of op andere wijze (zoals geestelijk letsel).
De rechtbank is van oordeel dat uit de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij voldoende is gebleken dat er sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de aard en ernst van de normschending, te weten: seksueel misbruik gedurende een langere periode, liggen ook voor de benadeelde partij de nadelige gevolgen hiervan derhalve zo voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 2.500, - rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten.
Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder de bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: seksueel misbruik] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 240a, 240b en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 [drie] maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2]. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • de verdachte zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
200 [tweehonderd] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 [honderd] dagen hechtenis.
Benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.544,48,-
(zegge: tweeduizend vijfhonderdvierenveertig euro en achtenveertig cent),bestaande uit € 44,48, - als vergoeding voor de materiële en
€ 2.500, - als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
12 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst de meer of anders gevorderde materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.544,48,-
(zegge: tweeduizend vijfhonderdvierenveertig euro en achtenveertig cent),bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 35 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Buiskool, voorzitter,
mr. I.A.M. Tel en mr. B. Voogd, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2024.
Bijlage 1
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1 primairhij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 07 november 2021 tot en met 12 oktober 2022 te Alkmaar en/of te Harderwijk, althans in Nederland, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het (via Snapchat) voeren van (een) (seksueel geladen en/of prikkelend(e)) chatgesprek(ken) met die [slachtoffer] en/of
- het (via Snapchat) geven van opdrachten en/of het instrueren van die [slachtoffer] met betrekking tot het aannemen van een of meer (seksueel getinte) poses en/of het verrichten van een of meer ontuchtige handelingen, waarbij die [slachtoffer] (gedeeltelijk) naakt te zien was en/of waarbij die ontuchtige handelingen (mede) bestonden uit:
- het tonen van ontblote borsten en/of een ontblote vagina, althans van een (gedeeltelijk) ontbloot lichaam en/of
- het likken aan en/of spugen op en/of betasten van de borsten en/of de tepels van die [slachtoffer] en/of
- het vaginaal penetreren van de vagina (met een deodorantbus) van die [slachtoffer] en/of
- het door die [slachtoffer] laten maken van foto's en/of video's van zichzelf, terwijl die [slachtoffer] in voornoemde (seksueel getinte) poses stond en/of voornoemde ontuchtige handelingen verrichtte en/of
- de door die [slachtoffer] gemaakte foto's en/of video's al dan niet op zijn, verdachtes, verzoek, naar hem, verdachte, laten toesturen;
feit 1 subsidiairhij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 07 november 2021 tot en met 12 oktober 2022 te Alkmaar en/of te Harderwijk, althans in Nederland, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten door het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en de/het navolgende persoon/slachtoffer, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, door:
- het (via Snapchat) voeren van (een) (seksueel geladen en/of prikkelend(e)) chatgesprek(ken) met die [slachtoffer] en/of
- het (via Snapchat) geven van opdrachten en/of het instrueren van die [slachtoffer] met betrekking tot het aannemen van een of meer (seksueel getinte) poses en/of het verrichten van een of meer ontuchtige handelingen, waarbij die [slachtoffer] (gedeeltelijk) naakt te zien was en/of waarbij die ontuchtige handelingen (mede) bestonden uit:
- het tonen van ontblote borsten en/of een ontblote vagina, althans van een (gedeeltelijk) ontbloot lichaam en/of
- het likken aan en/of spugen op en/of betasten van de borsten en/of de tepels van die [slachtoffer] en/of
- het vaginaal penetreren van de vagina (met een deodorantbus) van die [slachtoffer] en/of
- het door die [slachtoffer] laten maken van foto's en/of video's van zichzelf, terwijl die [slachtoffer] in voornoemde (seksueel getinte) poses stond en/of voornoemde ontuchtige handelingen verrichtte en/of
- de door die [slachtoffer] gemaakte foto's en/of video's al dan niet op zijn, verdachtes, verzoek, naar hem, verdachte, laten toesturen;
feit 2hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 07 november 2021 tot en met 12 oktober 2022 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens (een) afbeelding(en), te weten foto's en/of video's, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, te weten: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], heeft verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een deodorantbus, althans een voorwerp, vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] door zichzelf (afbeelding 9 tot en met 11, afbeelding 18 tot en met 26, afbeelding 29 tot en met 31 op pagina 3 en 4 van het aanvullende proces-verbaal) en/of
het met de/een tong en/of hand(en) betasten en/of aanraken van het de borst(en) van die [slachtoffer] door zichzelf (afbeelding 1, afbeelding 6, afbeelding 7, afbeelding 13, afbeelding 14 en 15, afbeelding 16, afbeelding 17, afbeelding 18 tot en met 26, afbeelding 27 op pagina 3 en 4 van het aanvullende proces-verbaal) en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die [slachtoffer], waarbij deze persoon poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of de borsten in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (afbeelding 2, afbeelding 3, afbeelding 4, afbeelding 5, afbeelding 8, afbeelding 12, afbeelding 28 op pagina 3 en 4 van het aanvullende proces-verbaal);
feit 3hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 maart 2022 tot en met 08 oktober 2022 te Alkmaar en/of te Harderwijk, althans in Nederland, een afbeelding, een voorwerp en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding, waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten:
- (een) video('s) van een man die wordt gepijpt (afbeelding 32 tot en met 34, afbeelding 35, afbeelding 36, afbeelding 37, afbeelding 38 en 39, afbeelding 40 op pagina 4 en 5 van het aanvullende proces-verbaal) en/of
- (een) video('s) van een vrouw die (vaginaal) wordt gepenetreerd door een man (afbeelding 41 en 42, afbeelding 43, afbeelding 44 en afbeelding 45 op pagina 5 van het aanvullende proces-verbaal),
(via snapchat) heeft verstrekt, aangeboden en/of vertoond aan een minderjarige, van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat deze jonger was dan zestien jaar, te weten [slachtoffer] geboren op [geboortedatum].
Bijlage 2
De bewijsmiddelen
(..)

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2185.