3.3.1Bewijsoverwegingen zaak A feiten 1 en 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring in zaak A van feit 1 primair en feit 2 op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft ter zitting erkend dat hij degene is geweest die op 11 maart 2024 bij de Geldmaat bij winkelcentrum De Huesmolen in Hoorn met de pinpas en pincode van de aangever het bedrag van € 2.000,00 heeft gepind van de bankrekening van de aangever. Hij heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de straatroof, maar zegt dat hij van iemand anders de pinpas heeft gekregen en voor het pinnen een paar honderd euro zou krijgen.
Feiten en omstandigheden
Met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de straatroof stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
De aangever [benadeelde 1] heeft via Snapchat gereageerd op een aangeboden scooter via een account met de naam ‘
team trappagas verkoop’. De verkoper van de scooter heeft aan de aangever vervolgens een filmpje gestuurd waarop een scooter in Hoorn te zien was. Dit videobestand is aangetroffen in zowel de telefoon van de aangever als in de telefoon van de verdachte. Ook leidde de zoekterm ‘trappagas’ in de telefoon van de verdachte tot een concreet resultaat in Snapchat.
De aangever en zijn vriend (hierna: [benadeelde 2] ) hebben vervolgens allebei verklaard over de aanwezigheid en betrokkenheid van drie daders bij de straatroof. Dader 1 wachtte hen op toen zij een afspraak hadden gemaakt om de scooter te bekijken en leidde hen naar de twee andere daders, waarvan één donkere kleding droeg (dader 2) en de andere een groene jas (dader 3). Dader 2 en 3 stonden op dat moment met hun capuchon over hun hoofd hen op te wachten.
Met de bij de straatroof gestolen pinpas van de aangever heeft de verdachte kort na de straatroof geld gepind bij een geldautomaat bij het winkelcentrum Huesmolen in Hoorn. Door de politie zijn de camerabeelden van dit winkelcentrum en van deze geldautomaat ten tijde van de geldopname uitgekeken. Op die beelden zijn twee personen gezien die rennend in beeld kwamen. Eén persoon, in een jas met een bontkraag, liep in de richting van de geldautomaat en te zien was dat hij een bankpas in zijn hand had en biljetten uit het geldluik pakte. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de persoon met de bontkraag was. De andere persoon had donker opgeschoren haar, droeg donkere kleding en zwarte sneakers met witkleurige bewerking. Deze persoon stond op het moment van het pinnen achter de verdachte die het geld heeft gepind. De twee personen zijn samen weggerend.
Deze camerabeelden zijn door de politie vergeleken met de camerabeelden die in de buurt van de straatroof zijn opgenomen bij en in de supermarkt Vomar. Daarop was te zien dat ongeveer een uur voor de straatroof drie personen samen de Vomar inliepen. De signalementen van twee van hen kwamen overeen met de signalementen van de twee personen op bovengenoemde camerabeelden bij winkelcentrum Huesmolen. De verdachte heeft ter zitting erkend dat hij één van deze personen, de persoon met de bontkraag, was. De derde persoon droeg een groene jas.
Gelet op de foto’s die bij de aandachtvestiging zijn gevoegd en bij het proces-verbaal van herkenning is deze derde persoon met de groene jas door een verbalisant herkend als de medeverdachte [medeverdachte 1] . De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij zijn verhoor bij de politie ook verklaard dat hij zichzelf herkende op de screenshots van de camerabeelden in de Vomar. De rechtbank stelt dan ook vast dat deze twee personen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] betreffen.
De rechtbank stelt tot slot vast dat de persoon in de donkere jas
zonderbontkraag, te zien op zowel de camerabeelden in het winkelcentrum/geldautomaat Huesmolen als bij de Vomar, de medeverdachte [medeverdachte 2] is. Zij overweegt daartoe als volgt.
Op de camerabeelden van de Vomar is te zien dat de betreffende persoon twee pinbetalingen heeft gedaan met zijn telefoon. Uit nader onderzoek is gebleken dat deze betalingen van de bankrekening van de medeverdachte [medeverdachte 2] zijn gedaan. De rechtbank leidt uit de camerabeelden ook af dat de medeverdachte [medeverdachte 2] deze betalingen zelf heeft gedaan. Daarop was immers te zien dat de persoon geen gebruik maakt van een pincode, dat hij zijn vingers aan de zijkant van zijn telefoon hield en de telefoon richting zijn gezicht gericht had, op navel hoogte. Nu sprake is van contactloos betalen en daarbij geen pincode is ingetoetst gaat de rechtbank er van uit dat de betaalapp (Apple Pay) is geactiveerd door aan de zijkant dubbel te klikken en dat de opdracht is geautoriseerd met zogenoemde Face ID, dan wel Touch ID. Dit kan niet anders dan door de medeverdachte [medeverdachte 2] zelf zijn gedaan.
Daarnaast komt blijkens een proces-verbaal van bevindingen het uiterlijk en de kleding van de medeverdachte [medeverdachte 2] op de beelden bij de Vomar overeen met de persoon op de beelden bij de Geldmaat. Een verbalisant heeft voorts de SKDB-foto van de medeverdachte [medeverdachte 2] vergeleken met foto’s van het fotoblad en heeft daarin overeenkomsten gezien voor wat betreft het gezicht en de haardracht. Ook zijn ten tijde van de doorzoeking in de slaapkamer van de medeverdachte [medeverdachte 2] schoenen aangetroffen die overeenkomsten vertonen met de schoenen op de eerder genoemde camerabeelden.
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dan ook dat het de verdachte is geweest die samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de Vomar is geweest kort voorafgaand aan de straatroof en dat hij ook samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] was op het moment van de geldopname in winkelcentrum De Huesmolen kort na de straatroof.
Betrokkenheid verdachte bij de straatroof
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank daarnaast vast dat de verdachte aanwezig is geweest bij de straatroof. Zij overweegt daartoe als volgt.
De straatroof werd omstreeks 19:18 uur door drie daders gepleegd bij de schuurtjes/garageboxen van het appartementencomplex boven de Vomar in Hoorn. Zoals hiervoor is vastgesteld is de verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kort tevoren, te weten rond 18:15 uur, in de betreffende Vomar geweest. Uit de camerabeelden blijkt dat zij daarna gezamenlijk het appartementencomplex bij de Vomar binnen zijn gegaan. Uit chatberichten die zijn aangetroffen op de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat hij naar eigen zeggen om 18:52 uur nog samen met de verdachte was. Om 19:42 uur was de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] aanwezig bij de pinopname met de bankpas van de aangever bij winkelcentrum Huesmolen.
Uit het onderzoek naar de telefoons en telefoongesprekken van de verdachte en de medeverdachten blijkt verder het volgende.
Op 11 april 2024, na de vooraankondiging dat de straatroof zou worden behandeld in het programma Opsporing Verzocht op 16 april 2024, heeft de verdachte een telefoongesprek gevoerd. Hierin heeft hij gezegd dat hij op opsporing komt op 16 april met twee anderen, maar dat hij niet herkenbaar is, omdat hij ‘beduh’ was en die andere ook bij het ‘nippen’ (de rechtbank begrijpt: pinnen). Ook in de Vomar was de verdachte ‘beduh’, zegt hij in dat gesprek. De verdachte heeft daarover gezegd: “Toen we daar liepen had ik wel gewoon een kappie op en keek ik naar de grond, want ik wist al. Ik hield daar rekening mee. Alleen die andere boys niet.” Ook bevestigt hij dat dat dom is van die anderen. De rechtbank leidt hieruit af dat de personen die in de Vomar waren, de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , de straatroof hebben gepleegd.
Deze conclusie wordt bevestigd door het gesprek dat de medeverdachte [medeverdachte 2] met [betrokkene 1] voerde op 11 april 2024, eveneens na de vooraankondiging dat de straatroof zou worden behandeld in het programma Opsporing Verzocht op 16 april 2024. Hierin heeft [betrokkene 1] de medeverdachte [medeverdachte 2] gevraagd of hij goed herkenbaar is of niet en de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft daarin aangegeven dat het een straatroof betrof en dat [betrokkene 1] zijn mond moet houden.
In een gesprek op dezelfde dag heeft medeverdachte [medeverdachte 1] tegen [betrokkene 2] gezegd: “ik denk dat ze dat stukje van het nippen gaan laten zien man”. Later in het gesprek wordt naar aanleiding van “screens van de tori” gesproken over ‘2k’ en ‘5b de pp’. De rechtbank gaat er vanuit dat hier wordt gesproken over € 2.000,00 en € 500,00 per persoon. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat ‘K’ achter een getal staat voor kilo-euro, oftewel duizend euro. De verdachte heeft ter zitting ook erkend dat hij na de straatroof tweeduizend euro van de rekening van de aangever heeft gepind. De ‘b’ in dit verband kan niet anders worden gezien dan als ‘barkie’, waarbij ‘barkie’ in het Surinaams en in straattaal ‘honderd euro’ betekent.
Verder hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in afzonderlijke gesprekken tijdens de uitzending van Opsporing Verzocht van 16 april 2024 besproken dat ‘ze niets op ons hebben’ en ‘geen stress’.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de ten laste gelegde straatroof heeft gepleegd. De verklaring van de verdachte dat hij de pinpas inclusief code van iemand anders dan de aangever heeft gekregen met het verzoek om daarmee geld te pinnen, acht de rechtbank – mede gezien het korte tijdsverloop tussen de straatroof en het pinnen – niet aannemelijk en bovendien – gelet op alle bewijsmiddelen – volstrekt ongeloofwaardig.
Met betrekking tot de rol van de verdachte bij de straatroof en de diefstal stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
De aangever heeft interesse getoond in een scooter die via Snapchat te koop werd aangeboden. Hij is vervolgens samen met een vriend naar de afgesproken plek in Hoorn afgereisd, waar zij werden opgewacht door dader 1.
Dader 1 wordt door de vriend van de aangever omschreven als een getinte man met een zwarte bos krullen. De aangever zelf heeft het ook over een getinte man met zwart gekruld halflang haar: “zo’n kapsel wat helemaal in is op dit moment”. Op verzoek van de politie heeft de aangever een voorbeeldfoto van het kapsel gestuurd, met de opmerking daarbij dat het kapsel van de dader iets langer was. De verbalisant heeft overeenkomsten gezien met het kapsel van de verdachte.
Hierbij komt dat het videobestand dat de verkoper van de scooter naar de aangever heeft gestuurd en de naam van het Snapchat account waarmee de aangever de afspraak met de verkoper heeft gemaakt, op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de persoon is geweest die de afspraak met de aangever heeft gemaakt en de aangever en zijn vriend beneden stond op te wachten, dader 1.
De verdachte heeft de aangever en zijn vriend vervolgens door een stalen deur naar boven, naar het dak van de Vomar, geleid, waar zich een aantal schuurtjes/garageboxen bevonden. Daar stonden twee andere personen te wachten; de medeverdachte [medeverdachte 1] , die een groene jas droeg, en de medeverdachte [medeverdachte 2] . Zij hadden op dat moment hun capuchon op, waardoor de aangever en zijn vriend hun gezicht niet konden zien. De verdachte heeft de aangever vervolgens direct tegen een schuurtje aangeduwd en een vuistslag in zijn gezicht gegeven. Er werd gezegd dat de aangever geld moest geven en er werd gedreigd met een vuurwapen. De verdachte zei tegen de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dat ze het wapen moesten doorgeven. De aangever zag dat de verdachten elkaar een teken gaven toen ze dachten dat er iemand aan kwam. De verdachten zijn samen dreigend om de aangever en zijn vriend gaan staan, waardoor hen de weg werd geblokkeerd. De aangever moest zijn jas, telefoon, pinpas en pincode afgeven. De verdachte heeft deze pinpas en de pincode aan de medeverdachten gegeven. De verdachten zijn vervolgens met de gestolen goederen weggelopen. Korte tijd daarna heeft de verdachte in het bijzijn van de medeverdachte [medeverdachte 2] € 2.000,00 gepind van de bankrekening van de aangever met de pinpas en pincode van de aangever.
Oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor weergegeven volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte de aangever en zijn vriend naar een afgelegen plaats heeft gebracht waar de medeverdachten stonden te wachten. Daarbij hadden de medeverdachten hun capuchon over hun hoofd, zodat de aangever en zijn vriend hun gezicht niet konden zien. De verdachte heeft de aangever meteen een vuistslag in het gezicht gegeven, dreigende woorden gesproken en de aangever gedwongen zijn jas, telefoon, pinpas en pincode af te staan. De medeverdachten hebben daarbij een dreigende houding aangenomen, de weg voor de aangever en zijn vriend geblokkeerd, op de uitkijk gestaan en zijn vervolgens met de verdachte met de pinpas en de pincode weggelopen. Hiermee hebben de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] kort daarna
€ 2.000,00 van de rekening van de aangever gepind. Op de camerabeelden van de Geldmaat is immers te zien dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] kwam aanrennen, dat de medeverdachte [medeverdachte 2] achter de verdachte stond tijdens het pinnen en dat zij ook weer samen zijn weggerend.
De rechtbank acht, vanwege voornoemde omstandigheden en gedragingen van de verdachte, bewezen dat de verdachte en de medeverdachten gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan hun gezamenlijke plan om de aangever geld en/of goederen afhandig te maken. Dat sprake was van een vooropgezet plan blijkt ook uit het hiervoor genoemde tapgesprek dat de verdachte heeft gevoerd en waarin hij aangaf dat hij in de Vomar al “beduh” was, dat hij zijn kappie op had en de medeverdachten niet en dat dat dom van hen was. De aangever en zijn vriend hebben ook verklaard dat zij dachten dat de drie daders het één en ander hadden afgesproken en op elkaar ingespeeld leken. De verdachte nam daarbij de leiding. De medeverdachten namen een dreigende houding aan, stonden op de uitkijk, blokkeerden de vluchtroute van de aangever en zijn vriend en namen de pinpas en pincode aan van de verdachte voordat zij wegliepen. Vervolgens heeft de verdachte in het bijzijn van de medeverdachte [medeverdachte 2] € 2.000,00 van de bankrekening van de aangever gepind.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, zoals hiervoor beschreven, hierbij een leidende rol had. De bijdrage van de medeverdachten was van voldoende gewicht om te oordelen dat de verdachte nauw en bewust met hen heeft samengewerkt.
De rechtbank acht het aan de verdachte onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing en de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal, dan ook wettig en overtuigend bewezen.