ECLI:NL:RBNHO:2024:13003

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
23/7237
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om informatie inzake dwangsommen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 17 december 2024, wordt het bezwaar van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn verzoek om informatie behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door [bedrijf] uit [plaats], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel, dat zijn verzoek om informatie niet als een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) had gekwalificeerd. De rechtbank oordeelt dat het verzoek van eiser niet anders kan worden aangemerkt dan een verzoek om stukken ten behoeve van de procedure over de opgelegde dwangsom(men). Eiser had eerder dwangsommen opgelegd gekregen in verband met een evenementenvergunning voor 'Hans Klok en Friends' en had verzocht om alle relevante documenten. Het college had het verzoek behandeld als een gewoon verzoek en niet als een Woo-verzoek, wat de rechtbank bevestigt. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het bezwaar van eiser daarom kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/7237

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [bedrijf] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel, het college,

gemachtigden: mr. E.H.D. Lindenberg en V. Schilling.

Inleiding

1.1
Het gaat in deze uitspraak om de vraag of het college het bezwaarschrift van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.2
Eiser heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.3
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. De burgemeester heeft een evenementenvergunning verleend voor het evenement “Hans Klok en Friends” dat op Texel heeft plaatsgevonden in augustus 2023. Aan de evenementenvergunning waren voorwaarden verbonden. Aan eiser zijn in verband met het niet voldoen aan die voorwaarden lasten onder dwangsommen opgelegd, te weten bij besluit van 14 augustus 2023 in verband met het illegaal opbouwen van een evenement en bij besluit van 11 september 2023 in verband met het plaatsen van meer dan het toegestane aantal woonunits. Bij brief van 14 augustus 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 augustus 2023. Bij brief van 11 september 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 september 2023. Het college heeft de ontvangst van de bezwaarschriften bij afzonderlijke brieven van 22 augustus 2023 en 14 september 2023 bevestigd.
3.1
Bij afzonderlijke brief van 11 september 2023 verzoekt eiser “(…) om alle stukken welke betrekking hebben op de dwangsom(men) welke opgelegd zijn aan [bedrijf] betreffende Hans Klok en Friends.
Niet alleen verzoeken wij alle correspondentie en aantekeningen, maar ook alle interne stukken en verslagen van overleg tussen verschillende medewerkers en afdelingen van de gemeente Texel en eventuele externe partijen. (…)”.
Bij brief van 13 september 2023 bevestigt het college de ontvangst van het verzoek om informatie.
3.2
Bij brief van 6 oktober 2023 deelt het college aan eiser mee dat het verzoek van 11 september 2023 niet gekwalificeerd kan worden als een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo-verzoek). Het college licht onder verwijzing naar vaste jurisprudentie toe dat uit het verzoek niet blijkt dat eiser heeft beoogd een Woo-verzoek in te dienen, omdat het gaat om informatie in een procedure waarin de verzoeker belanghebbende is. Het college stuurt eiser bij de brief de gevraagde documenten toe, met persoonsgegevens en persoonlijke beleidsopvattingen daarin weggelakt.
3.3
Op 16 oktober 2023 maakt eiser langs digitale weg bezwaar tegen de brief van 6 oktober 2023 en vermeldt daarbij “Wij maken bezwaar tegen uw besluit dat u ons WOO-verzoek behandelt als gewoon verzoek. Op grond van artikel 4.1 van de wet WOO kan een ieder een WOO verzoek indienen.”
3.4
Bij brief van 20 oktober 2023 antwoordt het college aan eiser dat het bezwaar van 16 oktober 2023 is geregistreerd. Daarnaast vermeldt het college dat in de brief van 6 oktober 2023 uiteen is gezet dat het verzoek van eiser geen verzoek is als bedoeld in de Woo, maar een verzoek om informatie. Daarom valt de brief van 6 oktober 2023 niet aan te merken als een besluit. Verder wijst het college erop dat de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar daarom niet openstaat. Het college biedt eiser de mogelijkheid om in het geval hij zijn bezwaar handhaaft te motiveren dat de brief van 6 oktober 2023 wel degelijk als besluit is aan te merken, de gronden van het bezwaarschrift te formuleren en het bezwaarschrift te ondertekenen.
3.5
Bij brief van 2 november 2023 aan het college schrijft eiser dat hij bezwaar maakt tegen de stellingname dat het verzoek een verzoek om informatie is en geen Woo-verzoek en verzoekt nogmaals alle stukken betrekking hebbend op de opgelegde dwangsommen, voor zover nog niet verzonden alle correspondentie en aantekeningen, maar ook alle interne stukken en verslagen.
3.6
Bij brief van 23 november 2023 verzoekt eiser nogmaals om zijn Woo-verzoek ook als zodanig in behandeling te nemen en niet als een gewoon verzoek.
3.7
Bij brief van 27 november 2023 schrijft het college dat de brieven van eiser van 2 november 2023 en van 23 november 2023 buiten behandeling worden gelaten omdat eiser een gelijkluidend verzoek al heeft ingediend op 11 september 2023 en het college daarop heeft geantwoord bij brief van 6 oktober 2023.
3.8
Bij brief van 4 december 2023 stelt eiser beroep in bij deze rechtbank.
3.9
Op 11 januari 2024 verklaart het college (alsnog) het bezwaar van eiser van 16 oktober 2023 kennelijk niet-ontvankelijk omdat het bezwaar gericht is tegen de brief van 6 oktober 2023, waarbij het verzoek om informatie inhoudelijk is afgehandeld en de gevraagde stukken aan eiser zijn toegezonden. Het verzoek om informatie is volgens het college geen aanvraag waarop een besluit moet worden genomen, zodat de brief geen bestuursrechtelijk besluit is en in beginsel daartegen geen bezwaar kan worden gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingesteld bij brief van 4 december 2023. Gelet op de inhoud moet het beroepschrift worden opgevat als een beroep gericht tegen het standpunt van het college dat er geen sprake is van een Woo-verzoek zoals verwoord in de brief van 6 oktober 2023. Eiser heeft tegen die brief bezwaar gemaakt. Op de datum van het beroepschrift had het college nog niet beslist op het bezwaar. Vervolgens heeft het college alsnog op het bezwaarschrift beslist. De rechtbank betrekt op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb het alsnog genomen besluit op bezwaar bij de behandeling van het beroep.
5. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. Wat betreft het procesbelang is de rechtbank van oordeel dat eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Weliswaar heeft eiser bij brief van 6 oktober 2023 documenten toegestuurd gekregen, maar ter zitting is duidelijk geworden dat eiser nog andere documenten wenst te ontvangen. Daaruit volgt het belang van eiser.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van een Woo-verzoek, maar een verzoek om informatie, wat geen bestuursrechtelijk besluit is waartegen de mogelijkheid om bezwaar in te dienen openstaat.
7. Als uitgangspunt geldt op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) dat wanneer iemand met een beroep op de Woo een verzoek om informatie vervat in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid tot een bestuursorgaan richt, zo’n verzoek een Woo-verzoek is. [1] Uit de inhoud van het verzoek kan blijken dat de verzoeker niet heeft beoogd een Woo-verzoek in te dienen. Dan is zo’n verzoek geen Woo-verzoek. Dit is bijvoorbeeld het geval als wordt verzocht om informatie in een procedure waarin de verzoeker belanghebbende is.
8. De rechtbank is van oordeel dat het college het bezwaarschrift terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard in het besluit op bezwaar. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser het college meermaals in dezelfde bewoordingen heeft verzocht om stukken toe te sturen die betrekking hebben op dwangsom(men) opgelegd aan [bedrijf] . Onweersproken staat vast dat eiser belanghebbende is bij door hem geïnitieerde bezwaarprocedures over de dwangsom(men). Uit de overgelegde stukken volgt dat de bezwaarschriften die zien op de dwangsom(men) na ontvangst in behandeling zijn genomen door het college en zijn voorgelegd aan de commissie bezwaarschriften. Uit de overgelegde stukken blijkt ook dat de commissie de behandeling op een hoorzitting op 11 oktober 2023 wilde agenderen, maar dat eiser daarvan af wilde zien met de toelichting dat hij nog in afwachting was van het verkrijgen van documenten als gevolg van zijn verzoek.
Hieruit valt af te leiden dat het de bedoeling van eiser is om de te verkrijgen documenten te betrekken bij de behandeling van de bezwaren. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij op zoek is naar documenten waarop hij zich in de bezwaarprocedures over de opgelegde dwangsom(men) wil beroepen. Ter zitting is duidelijk geworden naar welke stukken eiser op zoek is. Eiser is op zoek naar aantekeningen en/of notulen van het gesprek dat heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2023. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op verzoek van het college. Volgens eiser zouden hierin toezeggingen zijn gedaan met betrekking tot de aan hem opgelegde dwangsom(men). Dat brengt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van de hiervoor vermelde uitzondering en dat het verzoek geen Woo-verzoek is. De enkele vermelding van eiser, zoals in het kenmerk boven zijn brieven, dat het om een Woo-verzoek gaat, kan daaraan niet afdoen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek van eiser niet anders aan te merken dan een verzoek om stukken ten behoeve van de procedure over de opgelegde dwangsom(men) en dus terecht niet aangemerkt als een Woo-verzoek. Nu het verzoek van eiser geen Woo-verzoek is maar een verzoek om informatie, is de brief van 6 oktober 2023 geen besluit zoals bepaald in artikel 1:3 van de Awb. Nu er geen sprake is van een besluit is een bezwaar daartegen kennelijk niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

11. Al het voorgaande leidt ertoe dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Wammes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:2023:2775, Raad van State, 202106974/1/A3.