ECLI:NL:RBNHO:2024:12958

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
15/201649-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing met geweld door meerdere verdachten

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen Ardjnio Alexis Axel, die op 11 maart 2024 samen met twee anderen betrokken was bij een afpersing in Hoorn. Het slachtoffer, in het bijzijn van een vriend, werd geslagen en gedwongen zijn jas, telefoon, pinpas en pincode af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd en kleinere rol, wettig en overtuigend schuldig was aan medeplegen van afpersing. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 120 dagen op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 180 uur. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van in totaal € 4.800,00, inclusief wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn medeverdachten een grove inbreuk hebben gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, wat leidde tot ernstige financiële schade. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerste veroordeling en de impact van de zaak op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/201649-24 (P)
Uitspraakdatum: 10 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 november 2024 in de zaak tegen:
Ardjnio Alexis Axel[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.P. Visser en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. van Wijk, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij, op of omstreeks 11 maart 2024 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas en/of telefoon en/of pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde 1] en/of een derde toebehoorde(n), door:
- die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen “We kunnen dit op twee manieren oplossen. Of het geld of een kogel”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of,
- die [benadeelde 1] tegen een schuur te duwen en/of,
- die [benadeelde 1] in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of,
- die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen “Als je niet meewerkt krijg je een kogel door je hoofd.”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- te doen alsof er een vuurwapen wordt doorgegeven;
subsidiair:
De primair ten laste gelegde afpersing in vereniging is subsidiair ten laste gelegd als een diefstal in vereniging met geweld.
meer en meest subsidiairis aan de verdachte medeplichtigheid ten laste gelegd, inhoudende dat hij bij deze afpersing of diefstal opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- de groep (zijnde die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], althans onbekend gebleven andere(n)) getalsmatig te versterken, en/of
- de weg terug te blokkeren, en/of
- op de uitkijk te staan.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd van de zaak kennis te nemen, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de verdachte integraal vrij te spreken vanwege het ontbreken van (dubbel) opzet bij de verdachte. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gedragingen van de verdachte niet kunnen worden gekwalificeerd als die van een medepleger, maar dat de verdachte hoogstens als medeplichtige aan de straatroof kan worden aangemerkt. Om die reden moet de verdachte volgens de raadsman worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsoverweging ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit (medeplegen afpersing)
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die als bijlage 2 bij dit vonnis zijn opgenomen en overweegt daartoe als volgt.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op de straatroof. Hij dacht dat hij meeging om een scooter te verkopen en was niet betrokken bij een plan om de aangever en de getuige te beroven. De verdachte heeft geen bijdrage geleverd aan het strafbare feit. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij is weggerend toen hij zag dat het uit de hand liep. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van de aangever en de getuige onderling en in de loop van de tijd verschillen over de mate van organisatie van de daders en de rolverdeling. Deze verschillen doen af aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen op dat punt.
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en (een) ander(en). Ook wanneer het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die meestal met medeplichtigheid in verband worden gebracht (bijvoorbeeld het op de uitkijk staan), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Feiten en omstandigheden
Met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de straatroof stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
De aangever heeft interesse getoond in een scooter die via Snapchat te koop werd aangeboden. Hij is vervolgens samen met een vriend naar de afgesproken plek in Hoorn afgereisd, waar zij werden opgewacht door een medeverdachte (dader 1). Dader 1 heeft de aangever en zijn vriend vervolgens door een stalen deur en via een hellingbaan naar het dak van de Vomar geleid, waar zich een aantal schuurtjes/garageboxen bevinden. Daar stonden twee andere personen te wachten. De verdachte heeft verklaard dat hij één van deze twee personen is geweest, namelijk degene die een groene jas droeg. Hij had, net zoals de andere persoon (dader 2), op dat moment zijn capuchon op, waardoor de aangever en zijn vriend hun gezicht niet konden zien. Dader 1 heeft de aangever vervolgens direct tegen een schuurtje aangeduwd en een vuistslag in zijn gezicht gegeven. Er werd gezegd dat hij het geld moest geven en er werd gedreigd met een vuurwapen. Dader 1 zei tegen dader 2 en de verdachte dat ze het wapen moesten doorgeven. De aangever zag dat daders 1 en 2 en de verdachte elkaar een teken gaven toen ze dachten dat er iemand aan kwam. De verdachte is samen met daders 1 en 2 dreigend om de aangever en zijn vriend gaan staan, waardoor hen de weg werd geblokkeerd. De aangever moest zijn jas, telefoon, pinpas en pincode afgeven. Dader 1 heeft deze pinpas en de pincode aan dader 2 en de verdachte gegeven. De verdachte is vervolgens samen met dader 1 en 2 met de gestolen goederen weggelopen. Daarna is € 2.000,00 gepind van de bankrekening van de aangever met de pinpas van de aangever.
De verdachte heeft later in een telefoongesprek met een vriend gesproken over de verdeling van de buit met de termen ‘2k’ en ‘5 b pp’. De rechtbank gaat er vanuit dat hier wordt gesproken over € 2.000,00 en € 500,00 per persoon. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat ‘K’ achter een getal staat voor kilo-euro, oftewel duizend euro. Na de straatroof is ook tweeduizend euro van de rekening van de aangever gepind. De ‘b’ in dit verband kan niet anders worden gezien dan als ‘barkie’, waarbij ‘barkie’ in het Surinaams en in straattaal ‘honderd euro’ betekent. De verdachte zou dus vijf “barkie”, een deel van de totale buit, krijgen.
Oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor weergegeven volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte met dader 2 heeft gewacht totdat dader 1 de aangever en zijn vriend naar een afgelegen plaats bracht. Daarbij hadden dader 2 en de verdachte hun capuchon over hun hoofd, zodat de aangever en zijn vriend hun gezicht niet konden zien. De verdachte was erbij aanwezig toen dader 1 de aangever meteen een vuistslag in het gezicht gaf, dreigende woorden sprak en de aangever dwong zijn jas, telefoon, pinpas en pincode af te staan. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de verdachte op enig moment is weggerend om zich daarvan te distantiëren, zoals hij heeft verklaard. Uit de bewijsmiddelen volgt juist dat de verdachte een dreigende houding heeft aangenomen, de weg voor de aangever en zijn vriend heeft geblokkeerd, op de uitkijk heeft gestaan en vervolgens met dader 1 en 2 met de pinpas en de pincode is weggelopen. Hiermee is daarna € 2.000,00 van de rekening van de aangever gepind. De verdachte heeft in een later telefoongesprek gesproken over de verdeling van die € 2.000,00.
Gelet op voornoemde omstandigheden en gedragingen van de verdachte acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij niets wist van de geplande afpersing van de aangever ongeloofwaardig en acht de rechtbank bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op de afpersing van de aangever.
Voorts acht de rechtbank, vanwege voornoemde omstandigheden en gedragingen van de verdachte, bewezen dat de verdachte en dader 1 en 2 gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan hun gezamenlijke plan om de aangever geld en/of goederen afhandig te maken. De aangever en zijn vriend hebben ook verklaard dat zij dachten dat de drie daders het één en ander hadden afgesproken en op elkaar ingespeeld leken. Dader 1 nam de leiding. Dader 2 en de verdachte namen een dreigende houding aan, stonden op de uitkijk, blokkeerden de vluchtroute van de aangever en zijn vriend en namen de pinpas en pincode aan van dader 1 voordat zij wegliepen.
Dat de aangever heeft gezegd dat het gedrag van de drie daders onprofessioneel leek, sluit het voorgaande niet uit. De rechtbank ziet geen aanleiding de verklaringen van de aangever en de getuige [benadeelde 2] onbetrouwbaar te achten.
De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van de verdachte, zoals hiervoor beschreven, van voldoende gewicht was om te oordelen dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met daders 1 en 2.
De rechtbank acht het aan de verdachte primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij, op 11 maart 2024 te Hoorn, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas en telefoon en pinpas, die geheel aan die [benadeelde 1] toebehoorden, door:
- die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen “We kunnen dit op twee manieren oplossen. Of het geld of een kogel”, en
- die [benadeelde 1] tegen een schuur te duwen en
- die [benadeelde 1] tegen het hoofd te slaan en
- die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen “Als je niet meewerkt krijg je een kogel door je hoofd”, en
- te doen alsof er een vuurwapen wordt doorgegeven.
Wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd tot twee of meer verenigde personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 120 dagen met een proeftijd van 2 jaar en dat daarbij als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de medeverdachten wordt opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een taakstraf van 200 uur moet worden opgelegd.
6.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is nog jong, first offender en hij heeft zijn baan op Schiphol verloren ten gevolge van (de verdenking van) dit feit, omdat hij geen Verklaring Omtrent het Gedrag kreeg. De raadsman heeft ook benadrukt dat de verdachte, voor zover hij kan, openheid van zaken heeft gegeven en hij de kleinste rol in het geheel heeft gehad. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou daarom niet passend zijn. De raadsman heeft verzocht om bij een veroordeling een lagere taakstraf op te leggen dan geëist.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 11 maart 2024 samen met twee anderen schuldig gemaakt aan afpersing. Eén van de medeverdachten had onder valse voorwendselen een afspraak met het slachtoffer gemaakt om hem een scooter te verkopen. Het slachtoffer is vervolgens op een afgelegen plek geslagen en gedwongen tot afgifte van zijn jas, telefoon, pinpas en zijn pincode. Er zijn daarbij dreigende woorden geuit en de indruk is gewekt dat zij een vuurwapen in hun bezit hadden. De verdachte en diens medeverdachten hebben daarbij gehandeld volgens een vooropgezet plan om het slachtoffer naar de afgesproken plek te lokken en hem op een verwerpelijke wijze geld en/of goederen afhandig te maken. Met hun handelen hebben zij een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en hebben zij hem ook ernstige financiële schade toegebracht. Uit de toelichting op de schadevergoedingsvorderingen blijkt welke impact dit op zowel het leven van het slachtoffer zelf, alsook op zijn vriend die ook bij de afpersing aanwezig was, heeft gehad. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten enkel gericht was op eigen geldelijk gewin, zonder dat zij hebben stilgestaan bij de mogelijke gevolgen daarvan voor het slachtoffer en zijn vriend. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 16 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 19 november 2024. Alles overziend heeft de reclassering de kans op recidive als laag ingeschat. De verdachte zou geen hulpvragen hebben waar het reclasseringsbemoeienis betreft. De verdachte heeft een stabiele leefsituatie en woont samen met zijn vriendin. Hij is op zoek naar een nieuwe baan, omdat hij zijn vorige baan op Schiphol ten gevolge van de aanhouding voor het onderhavige feit is kwijtgeraakt.
De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat ten voordele van de verdachte rekening houden met zijn jeugdige leeftijd en met het feit dat de verdachte een kleinere rol bij het feit heeft gehad dan de medeverdachten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 120 dagen passend en geboden is. Omdat een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming de stabiele leefsituatie van de verdachte ernstig zal doorkruisen, zal de rechtbank bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank ziet geen aanleiding om, naast de algemene voorwaarde, ook een contactverbod met de medeverdachten op te leggen.
Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf van 180 uren op zijn plaats.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
Door de benadeelde partij [benadeelde 1] is een vordering tot schadevergoeding van € 7.650,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade (smartengeld) die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het bedrag dat met zijn pinpas na het feit is gepind (€ 2.000,00), een nieuwe telefoon (€ 550,00), benzinekosten (€ 100,00) en smartengeld (€ 5.000,00).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële vordering deels kan worden toewezen. De schade ten aanzien van het gepinde bedrag is duidelijk en komt voor toewijzing in aanmerking. Hoewel de diefstal van € 2.000,00 niet aan de verdachte ten laste is gelegd, is deze schade wel een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. Datzelfde geldt voor de onderbouwde benzinekosten. Ook is het begrijpelijk dat de benadeelde partij een vervangende telefoon heeft aangeschaft, maar gelet op de schadebeperkingsplicht moet het gevorderde bedrag worden gematigd tot € 250,00. Ook een smartengeldvergoeding is op zijn plaats. De officier van justitie acht een matiging tot € 1.000,00 billijk. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en ook de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd, waarbij de verdachte en de medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de gevorderde materiële schade betwist en bepleit dat de benadeelde partij (deels) niet-ontvankelijk is in de vordering, dan wel dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd. De schade ten gevolge van het pinnen kan niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade nu het pinnen met de afgenomen pinpas niet aan de verdachte ten laste is gelegd. Ten aanzien van de gestelde immateriële schade heeft de raadsman verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing dan wel het gevorderde bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade toewijsbaar tot € 2.300,00
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 2.300,00 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit.
Gepinde geld
Uit het dossier volgt dat de benadeelde partij zijn pinpas met code aan de verdachte en de medeverdachten heeft moeten afgeven, waarna er met deze pas € 2.000,00 is gepind. Deze pintransacties zijn een direct gevolg van het bewezenverklaarde feit. Ook de verdachte had wetenschap van de hoogte van het gepinde geldbedrag en de wijze waarop deze buit onder de (mede)verdachten is verdeeld.
Telefoon
Daarnaast volgt uit het dossier dat de benadeelde partij ook zijn telefoon heeft afgegeven en deze daarna enige tijd kwijt is geweest wegens politieonderzoek. De rechtbank maakt ten aanzien daarvan gebruik van haar schattingsbevoegdheid en begroot deze schade op € 250,00.
Benzine
De rechtbank wijst de benzinekosten toe voor zover deze zien op de reis naar het politiebureau in Hoorn voor verhoor tot een bedrag van € 50,00.
De rechtbank wijst het meer gevorderde af.
Immateriële schade toewijsbaar tot € 2.000,00
De rechtbank is verder van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij nadelige lichamelijke en geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De benadeelde partij is mishandeld, er is gedreigd dat er een kogel door zijn hoofd zou worden geschoten en hij heeft zijn telefoon en pinpas met code moeten geven. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de straatroof een grote impact op zijn leven heeft gehad en nog steeds heeft. Ook heeft de rechtbank gelet op bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen toe te kennen. De rechtbank komt een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,00 billijk voor.
De rechtbank wijst het meer gevorderde af.
Conclusie
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 4.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte het door de verdachte te betalen schadevergoedingsbedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
7.2
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
Door de benadeelde partij [benadeelde 2] is een vordering tot schadevergoeding van € 25.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade (smartengeld) die de benadeelde partij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Ook is een bedrag van € 10.000,00 gevorderd wegens affectieschade, naar de rechtbank begrijpt door de vader van de benadeelde partij, omdat zijn zoon getuige is geweest van het ten gelaste gelegde feit. Beide bedragen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de benadeelde partij een smartengeldvergoeding kan worden toegekend. Ondanks de summiere onderbouwing is vergoeding van € 500,00 billijk, omdat de benadeelde partij bij de straatroof aanwezig is geweest. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij de verdachte en de medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de affectieschade op het standpunt gesteld dat deze moet worden afgewezen wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de gevorderde immateriële schade betwist en niet-ontvankelijkheid bepleit wegens onvoldoende onderbouwing. Ook is er onvoldoende duidelijkheid over het concrete causaal verband met het ten laste gelegde feit nu de benadeelde partij heeft verklaard al eerder slachtoffer te zijn geweest van een overval. De raadsman heeft voorts bepleit dat er geen wettelijke grond bestaat voor toekenning van de gevorderde affectieschade.
Oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of op andere wijze. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij geen lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Uit vaste rechtspraak blijkt dat van de aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat door de benadeelde partij geen bewijsstukken zijn overgelegd waaruit het bestaan van geestelijk letsel blijkt.
Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Ten aanzien van de aantasting van de benadeelde partij in zijn persoon ‘op andere wijze’ overweegt de rechtbank in deze zaak dat de aard en de ernst van de normschending, met zich meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Er is sprake van een straatroof door drie mededaders, waarbij de daders dreigend om de benadeelde partij en zijn vriend heen gingen staan, zodat zij lastig konden weggaan, zij tegen een muur werden gedrukt, de benadeelde partij er getuige van was dat zijn vriend in het gezicht werd geslagen, de daders dreigden een vuurwapen te gebruiken, de benadeelde partij en zijn vriend gedwongen werden om op de grond te gaan zitten en hun jas af te geven en zijn vriend gedwongen werd zijn pinpas en pincode af te geven. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de benadeelde partij hierdoor nog altijd last heeft van gevoelens van angst en onveiligheid, hetgeen een grote impact heeft op zijn leven.
De rechtbank komt gelet op de aard en ernst van de straatroof, de onderbouwing van de vordering, alsmede de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend, vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 500,00 billijk voor. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte het door de verdachte te betalen schadevergoedingsbedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
Affectieschade
De wet stelt de eis dat bij het primaire slachtoffer (in dit geval: de benadeelde partij) sprake moet zijn van ernstig en blijvend letsel (artikel 6:107, lid 1 onder b BW). Nu uit het hiervoor overwogene blijkt dat hiervan geen sprake is, komt de vader van de benadeelde partij niet in aanmerking voor affectieschade en zal dit deel van de vordering daarom worden afgewezen.
7.3
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: afpersing in vereniging] aanleiding ter zake van de (gedeeltelijk) toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.
Tot slot wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken. De tot op heden gemaakte kosten worden voor elke benadeelde partij begroot op nihil.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 317 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
180 (honderdtachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Benadeelde partijen
[benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
4.300,00 (vierduizend en driehonderd) euro, als vergoeding voor materiële en immateriële schade en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst de vordering voor het overige af.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van 4.300,00 (vierduizend en driehonderd) euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 53 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade van
500,00 (vijfhonderd) euro, als vergoeding voor immateriële schade en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst de vordering voor het overige af.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van 500,00 (vijfhonderd) euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mr. S.J. Riem en mr. J.J. Veldheer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. A.I. Hoedjes en mr. M. Bleijendaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2024
mr. J.J. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage 1 – De tenlastelegging
primair:
Hij, op of omstreeks 11 maart 2024 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas en/of telefoon en/of pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde 1] en/of een derde toebehoorde(n), door:
- die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen “We kunnen dit op twee manieren oplossen. Of het geld of een kogel”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of,
- die [benadeelde 1] tegen een schuur te duwen en/of,
- die [benadeelde 1] in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of,
- die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen “Als je niet meewerkt krijg je een kogel door je hoofd.”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- te doen alsof er een vuurwapen wordt doorgegeven;
subsidiair:
Hij, op of omstreeks 11 maart 2024 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas en/of telefoon en/of pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen “We kunnen dit op twee manieren oplossen. Of het geld of een kogel”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of,
- die [benadeelde 1] tegen een schuur te duwen en/of,
- die [benadeelde 1] in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of,
- die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen “Als je niet meewerkt krijg je een kogel door je hoofd.”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- te doen alsof er een vuurwapen wordt doorgegeven;
meer subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], althans een/meer onbekend gebleven andere(n), op
of omstreeks 11 maart 2024 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[benadeelde 1] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een jas en/of telefoon en/of
pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde 1] en/of een
derde toebehoorde(n), door:
- die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen “We kunnen dit op twee manieren
oplossen. Of het geld of een kogel”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard
en/of strekking en/of,
- die [benadeelde 1] tegen een schuur te duwen en/of,
- die [benadeelde 1] in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of,
- die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen “Als je niet meewerkt krijg je een kogel door
je hoofd.”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- te doen alsof er een vuurwapen wordt doorgegeven,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 maart 2024
te Hoorn, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- de groep (zijnde die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], althans onbekend gebleven andere(n))
getalsmatig te versterken, en/of
- de weg terug te blokkeren, en/of
- op de uitkijk te staan;
meest subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], althans een/meer onbekend gebleven andere(n) op of omstreeks 11 maart 2024 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas en/of telefoon en/of pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [verdachte] en/of zijn/hun mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door
- die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen “We kunnen dit op twee manieren oplossen. Of het geld of een kogel”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde 1] tegen een schuur te duwen en/of
- die [benadeelde 1] in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of
- die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen “Als je niet meewerkt krijg je een kogel door je hoofd.”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- te doen alsof er een vuurwapen wordt doorgegeven, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 maart 2024 te Hoorn opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- de groep (zijnde die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], althans onbekend gebleven andere(n)) getalsmatig te versterken, en/of
- de weg terug te blokkeren, en/of
- op de uitkijk te staan.
Bijlage 2 - De bewijsmiddelen
(…)