In deze zaak, die zich afspeelt in Haarlem, heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 december 2024 een vonnis gewezen in een incident dat betrekking heeft op een beroep op niet-ontvankelijkheid. De eiser, die in de hoofdzaak een verklaring voor recht vordert over de erfgrens en verschillende maatregelen tegen de gedaagde, is buren met de gedaagde. De gedaagde heeft in het incident gevorderd dat de eiser niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat de eiser geen eigenaar is van de grond en niet kan aantonen dat hij gemachtigd is door de woningbouwvereniging om namens hen op te treden. De eiser heeft echter betoogd dat hij wel ontvankelijk is, verwijzend naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad die stellen dat huurders onder bepaalde omstandigheden ook vorderingen kunnen instellen op basis van burenrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep op niet-ontvankelijkheid geen incidentele vordering is, maar een verweer in de hoofdzaak. Daarom zal hierover in de hoofdzaak worden beslist. De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak op 8 januari 2025 weer op de rol zal komen voor beraad over een mondelinge behandeling na antwoord.