ECLI:NL:RBNHO:2024:12674

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
15/163969-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mensensmokkel met aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van mensensmokkel. De verdachte heeft samen met anderen twee personen geholpen om illegaal naar Engeland te reizen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tickets heeft gekocht voor de gesmokkelde personen, hen heeft laten overnachten en hen naar Schiphol heeft gebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op een professionele manier heeft gehandeld door gebruik te maken van 'ticketswapping'. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er sprake was van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de verdachte op 30 oktober 2020 was aangehouden en het vonnis pas op 3 december 2024 werd gewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat hij een beroep of gewoonte heeft gemaakt van de mensensmokkel, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze bewering. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de mensensmokkel in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/163969-20 (P)
Uitspraakdatum: 3 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2024 in de zaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Funke Küpper en van wat de verdachte en zijn raadsman mr. R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 mei 2020 tot en met 31 mei 2020 te Schiphol en/of Tilburg en/of (elders in) Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, te weten [naam 1] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die [naam 1] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [naam 1] (op 30 mei 2020) opgehaald (na)bij een NS-station en/of (vervolgens) die [naam 1] naar een (woon)adres te Tilburg, in elk geval in Nederland, vervoerd/begeleid en/of
- die [naam 1] (op 30-31 mei 2020) voorzien van een tijdelijk verblijfsadres in Tilburg, in elk geval in Nederland, en/of
- die [naam 1] een telefoon ter beschikking gesteld en/of
- een vliegticket voor die [naam 1] geboekt (voor een vlucht op 31 mei 2020 vanaf Schiphol met als eindbestemming Sofia te Bulgarije) en/of
- een vliegticket geboekt op naam van (medeverdachte) [medeverdachte 1] voor een vlucht op 31 mei 2020 van Schiphol naar Londen Heathrow en/of
- een vliegticket geboekt op naam van (medeverdachte) [medeverdachte 2] voor een vlucht op 31 mei 2020 van Schiphol naar Londen Heathrow) en/of
- die [naam 1] instructies en/of aanwijzingen gegeven (hoe op 31 mei 2020 te handelen op de luchthaven Schiphol) en/of
- ( op 31 mei 2020) die [naam 1] per auto vervoerd naar de luchthaven Schiphol en/of die [naam 1] op de luchthaven Schiphol afgezet en/of
- aan die [naam 1] een niet op zijn naam gesteld Nederlands paspoort overhandigd (welk paspoort tenaam was gesteld op [medeverdachte 1] en voorzien was van [nummer] ) en/of
- aan die [naam 1] een vliegticket overhandigd en/of toegestuurd voor een vlucht van Schiphol naar Sofia en/of aan die [naam 1] een vliegticket (op naam gesteld van [medeverdachte 1] ) overhandigd en/of toegestuurd voor een vlucht van Schiphol naar Londen Heathrow en/of
- die [naam 1] (voor en/of na de security controle/filter) op de luchthaven Schiphol begeleid en/of
- die [naam 1] op de luchthaven Schiphol geholpen met inchecken en/of
- onderling contact gehad over de smokkel van die [naam 1] ,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
terwijl verdachte, en/of diens mededader(s), van het plegen van het vorenomschreven strafbaar feit een beroep of gewoonte maakt/maken;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 mei 2020 tot en met 24 mei 2020 te Schiphol en/of Tilburg en/of (elders in) Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, te weten [naam 2] (hierna: [naam 2] ), behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die [naam 2] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- een vliegticket geboekt op naam van (medeverdachte) [medeverdachte 1] voor een vlucht op 24 mei 2020 van Schiphol naar Londen Heathrow en/of
- een vliegticket geboekt op naam van (medeverdachte) [medeverdachte 2] voor een vlucht op 24 mei 2020 van Schiphol naar Londen Heathrow en/of
- die [naam 2] instructies en/of aanwijzingen gegeven (hoe op 24 mei 2020 te handelen op de luchthaven Schiphol) en/of
- ( op 24 mei 2020) die [naam 2] per auto vervoerd naar de luchthaven Schiphol en/of die [naam 2] op de luchthaven Schiphol afgezet en/of
- die [naam 2] begeleid op de luchthaven Schiphol en/of
- aan die [naam 2] een niet op zijn naam gesteld Nederlands paspoort overhandigd (welk paspoort tenaam was gesteld op [medeverdachte 1] en voorzien was van [nummer] ) en/of
- aan die [naam 2] een vliegticket (op naam gesteld van [medeverdachte 1] ) overhandigd en/of toegestuurd voor een vlucht van Schiphol naar Londen Heathrow en/of
- die [naam 2] (voor en/of na de security controle/filter) op de luchthaven Schiphol begeleid en/of
- onderling contact gehad over de smokkel van die [naam 2] en/of
- dezelfde vlucht (als die van [naam 2] ) genomen vanaf Schiphol naar Londen Heathrow,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
terwijl verdachte, en/of diens mededader(s), van het plegen van het vorenomschreven strafbaar feit een beroep of gewoonte maakt/maken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de beide ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid dat de verdachte van de mensensmokkel een beroep of gewoonte heeft gemaakt. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de beide feiten moet worden vrijgesproken. Het standpunt van de raadsman zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak feit 1 en feit 2
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte van de mensensmokkel een beroep of gewoonte heeft gemaakt. Het dossier bevat meerdere aanwijzingen voor eerdere gevallen van mensensmokkel waarbij de verdachte betrokken is geweest, maar nu direct bewijs of een veroordeling hiervoor ontbreekt, kan niet bewezen worden dat de verdachte daar een beroep of gewoonte van heeft gemaakt. De verdachte zal dan ook van deze strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3
Bewijsoverweging feit 1 en feit 2
Verweer raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet op de illegale doorreis van [naam 1] en [naam 2] heeft gehad. De verdachte heeft een aantal gedragingen verricht die als behulpzaamheid kunnen worden aangemerkt, maar hij had geen wetenschap van de mensensmokkel. Ook is niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met de twee andere verdachten. De verdachte moet dan ook van de beide feiten worden vrijgesproken.
Oordeel rechtbank feit 1
De rechtbank gaat op grond van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 28 mei 2020 heeft de verdachte voor [naam 1] een vliegticket naar Sofia gekocht met reisdatum 31 mei 2020. Op dezelfde dag heeft hij voor zijn vriend, medeverdachte [medeverdachte 1] , een vliegticket naar Londen geboekt met reisdatum 31 mei 2020.
Op 30 mei 2020 is [naam 1] , afkomstig uit Jemen, met het vliegtuig vanuit Zweden naar Nederland gereisd. De verdachte heeft [naam 1] opgehaald bij een treinstation en heeft hem meegenomen naar zijn woning. [naam 1] heeft bij de verdachte overnacht en op 31 mei 2020 heeft de verdachte [naam 1] en [medeverdachte 1] met zijn auto naar Schiphol gebracht. [medeverdachte 1] en [naam 1] zijn uitgestapt en naar de vertrekhal gelopen. De verdachte is in zijn auto blijven wachten. In de vertrekhal heeft [medeverdachte 1] voor [naam 1] ingecheckt bij een self servicezuil. [medeverdachte 1] is even later weer bij de verdachte in de auto gestapt en zij zijn samen weggereden. [naam 1] is naar gate D12 gelopen, waar de vlucht naar Londen zou vertrekken. Medeverdachte [medeverdachte 2] , ook een vriend van de verdachte, was op 31 mei 2020 ook op Schiphol en had een ticket voor dezelfde vlucht naar Londen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben vlak voor de controle bij de gate een chatgesprek waarin wordt gesproken over de voortgang van de controle en instructies bij deze controle en in het vliegtuig worden gegeven. [naam 1] heeft bij de gate het paspoort en het ticket getoond die op naam stonden van [medeverdachte 1] . [naam 1] en [medeverdachte 2] zijn bij de gate aangehouden.
[naam 1] heeft het volgende verklaard. [naam 1] is door een man van het treinstation gehaald en heeft bij deze man heeft overnacht. Hij is de volgende dag door twee personen met de auto naar Schiphol gebracht. In de auto heeft hij van één van de mannen een Nederlands paspoort en een ticket gekregen die op naam stonden van [medeverdachte 1] . Hij had instructies gekregen om bij de immigratie zijn Griekse documenten en het ticket naar Sofia te laten zien. Verder heeft [naam 1] verklaard dat hij € 3000,- heeft betaald voor het gebruik van het Nederlandse paspoort, de tickets en het verblijf bij de verdachte.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, was sprake van een professionele manier van handelen (het zogenaamde ‘ticketswapping’), waarbij elk van de verdachten zijn eigen rol had.
De verdachte heeft verklaard dat [naam 1] een vriend van hem is die hij nog kent uit Jemen en dat hij op verzoek van [naam 1] een ticket naar Sofia voor hem heeft gekocht. Hij heeft ook een ticket voor [medeverdachte 1] gekocht, omdat [medeverdachte 1] een uitkering heeft. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. [naam 1] heeft op geen enkel moment verklaard dat hij met de verdachte bevriend was. Integendeel: hij heeft verklaard dat hij voor het verblijf bij de verdachte, de tickets en het paspoort € 3.000,- moest betalen. [naam 1] heeft bovendien verklaard dat hij de tickets en het paspoort in de auto van de verdachte heeft ontvangen. De verklaring van de verdachte dat hij dit niet heeft gemerkt en hiervan geen wetenschap had, acht de rechtbank ook ongeloofwaardig. De verdachte heeft ook het bij [naam 1] aangetroffen op naam van [medeverdachte 1] staande ticket gekocht, terwijl [medeverdachte 1] hiervan geen gebruik heeft gemaakt. [medeverdachte 1] is immers op Schiphol samen met [naam 1] uitgestapt en naar de incheckzuil gelopen. [medeverdachte 1] is vervolgens weer bij de verdachte ingestapt in zijn auto waarna zij samen zijn weggereden.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist dat hij samen met anderen behulpzaam was bij de smokkel van [naam 1] naar Londen.
Oordeel rechtbank feit 2
Op 24 mei 2020 is [naam 2] , afkomstig uit Jemen, op dezelfde manier naar Londen gesmokkeld. [naam 2] heeft gebruik gemaakt van het Nederlandse paspoort van [medeverdachte 1] en van een ticket dat op naam van [medeverdachte 1] stond. De verdachte heeft [medeverdachte 1] en [naam 2] met zijn auto naar Schiphol gebracht. [medeverdachte 1] is met [naam 2] naar de security controle gelopen en is daarna met de verdachte terug naar Tilburg gereden. [medeverdachte 2] zat op dezelfde vlucht als [naam 2] . Zij zaten op dezelfde rij in het vliegtuig en in de telefoon van [medeverdachte 2] is een video van 24 mei 2020 aangetroffen waarop [naam 2] in het vliegtuig te zien is. De verdachte en [medeverdachte 2] hebben op 24 mei 2020 meermalen telefonisch contact. Gelet op deze identieke modus operandi met dezelfde rolverdeling, waarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook ten aanzien van [naam 2] wist dat hij samen met anderen behulpzaam was bij mensensmokkel. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij in de periode van 28 mei 2020 tot en met 31 mei 2020 te Schiphol en Tilburg en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen [naam 1] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van doorreis door Nederland, of die [naam 1] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- die [naam 1] op 30 mei 2020 opgehaald bij een NS-station en vervolgens die [naam 1] naar een woonadres te Tilburg vervoerd/begeleid en
- die [naam 1] op 30-31 mei 2020 voorzien van een tijdelijk verblijfsadres in Tilburg, en
- die [naam 1] een telefoon ter beschikking gesteld en
- een vliegticket voor die [naam 1] geboekt voor een vlucht op 31 mei 2020 vanaf Schiphol met als eindbestemming Sofia te Bulgarije en
- een vliegticket geboekt op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] voor een vlucht op 31 mei 2020 van Schiphol naar Londen Heathrow en
- een vliegticket geboekt op naam van medeverdachte [medeverdachte 2] voor een vlucht op 31 mei 2020 van Schiphol naar Londen Heathrow en/of
- die [naam 1] instructies en/of aanwijzingen gegeven hoe op 31 mei 2020 te handelen op de luchthaven Schiphol en
- op 31 mei 2020 die [naam 1] per auto vervoerd naar de luchthaven Schiphol en die [naam 1] op de luchthaven Schiphol afgezet en
- aan die [naam 1] een niet op zijn naam gesteld Nederlands paspoort overhandigd, welk paspoort te naam was gesteld op [medeverdachte 1] en voorzien was van [nummer] en
- aan die [naam 1] een vliegticket overhandigd voor een vlucht van Schiphol naar Sofia en aan die [naam 1] een vliegticket op naam gesteld van [medeverdachte 1] overhandigd voor een vlucht van Schiphol naar Londen Heathrow en
- die [naam 1] voor en na de security controle op de luchthaven Schiphol begeleid en
- die [naam 1] op de luchthaven Schiphol geholpen met inchecken en
- onderling contact gehad over de smokkel van die [naam 1] ,
terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat die doorreis wederrechtelijk was;
2
hij in de periode van 23 mei 2020 tot en met 24 mei 2020 te Schiphol en Tilburg en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
een ander, te weten [naam 2] (hierna: [naam 2] ), behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van doorreis door Nederland, of die [naam 2] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- een vliegticket geboekt op naam van medeverdachte [medeverdachte 2] voor een vlucht op 24 mei 2020 van Schiphol naar Londen Heathrow en
- die [naam 2] instructies en/of aanwijzingen gegeven hoe op 24 mei 2020 te handelen op de luchthaven Schiphol en
- op 24 mei 2020 die [naam 2] per auto vervoerd naar de luchthaven Schiphol en die [naam 2] op de luchthaven Schiphol afgezet en
- die [naam 2] begeleid op de luchthaven Schiphol en
- aan die [naam 2] een niet op zijn naam gesteld Nederlands paspoort overhandigd welk paspoort te naam was gesteld op [medeverdachte 1] en voorzien was van [nummer] ) en
- die [naam 2] voor en/of na de security controle op de luchthaven Schiphol begeleid en
- onderling contact gehad over de smokkel van die [naam 2] en
- dezelfde vlucht als die van [naam 2] genomen vanaf Schiphol naar Londen Heathrow,
terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat die doorreis wederrechtelijk was.
Wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 2 (telkens):
mensensmokkel, tezamen en in vereniging met één of meer anderen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, bij niet verrichten te vervangen door 100 uur hechtenis en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en heeft bepleit om de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan mensensmokkel van twee personen naar Engeland. De verdachte heeft tickets ten behoeve van de smokkel gekocht, heeft één van de gesmokkelde personen bij hem laten overnachten en heeft de gesmokkelde personen en medeverdachte [medeverdachte 1] naar Schiphol gebracht.
De verdachte en zijn mededaders zijn op een professionele en geraffineerde wijze te werk gegaan door gebruik te maken van ‘ticketswapping’. Daarbij gaan de gesmokkelde personen met de juiste documenten en een geldig ticket door de paspoortcontrole en daarna reizen ze op een niet op naam gesteld paspoort (look a like reisdocumenten) en een tweede ticket naar Engeland.
Mensensmokkel maakt een ernstige inbreuk op de internationale rechtsorde en doorkruist het overheidsbeleid aangaande bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang tot Nederland en andere Europese landen. Het houdt een illegaal circuit in stand waarin financieel voordeel wordt getrokken van kwetsbare mensen die aanzienlijke bedragen betalen en grote risico’s lopen tijdens hun reis, terwijl het maatschappelijke draagvlak om asielzoekers, waaronder politieke vluchtelingen, ruimhartig op te vangen daardoor wordt ondermijnd. De verdachte heeft hierin een essentiële rol gespeeld en dat neemt de rechtbank hem kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het Uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte van 11 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder gelet op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 8 maart 2024, waaruit onder meer volgt dat de verdachte een stabiel leven leidt en geen problemen heeft waar hij hulp of begeleiding bij nodig heeft. De reclassering adviseert dan ook om bij het bepalen van een straf geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie en de raadsman, aanleiding om bij de aan de verdachte op te leggen straf rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De verdachte is op 30 oktober 2020 aangehouden en in verzekering gesteld. De verdachte kon er vanaf dat moment van uitgaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd. Die verwachting was gelet op de aard van de verdenking ook naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd. Nu het eindvonnis op 3 december 2024 wordt gewezen en van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim 2 jaar. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
Straf
In de overschrijding van de redelijke termijn, ziet de rechtbank – net als de officier van justitie – aanleiding om in plaats van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren moet worden opgelegd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden moet worden gelegd. De rechtbank zal bepalen dat deze gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaar, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
200 (tweehonderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M.G. Hink, voorzitter,
mr. P.A. Hesselink en mr. J. Lintjer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2024.