ECLI:NL:RBNHO:2024:12673

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
15/035982-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van kinderporno door kwetsbare verdachte met onherstelbaar vormverzuim in rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een kwetsbare verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderporno. De verdachte, geboren in 1980 en woonachtig in Zaandam, werd beschuldigd van het in bezit hebben van afbeeldingen en films met seksuele gedragingen waarbij personen onder de 18 jaar betrokken waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, maar dat er sprake was van een vormverzuim met betrekking tot het recht op rechtsbijstand. De verdachte had een autisme spectrum stoornis en was niet in staat om de gevolgen van het afstand doen van rechtsbijstand te overzien. Ondanks dit vormverzuim heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet in zijn belangen is geschaad, omdat het bewijs ook zonder de betrokkenheid van de verdachte verkregen had kunnen worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/035982-24 (P)
Uitspraakdatum: 3 december 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. Rademacher en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van Galen, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 december 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal,
telkens afbeeldingen, te weten foto's en/of (een) film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende afbeeldingen, te weten een Seagate harde schijf en/of een computer heeft verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) telkens (een) seksuele gedraging(en), zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (telkens) bestonden uit:
het met de/een hand en/of mond en/of tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (toonmap Fleetwood 2 onder nummers 6 en 7)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of
(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden (toonmap Fleetwood 2 onder nummers 1 t/m 5) (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Het standpunt van de raadsman zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverweging
Verweer raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte geen vrijwillige en ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking van zijn kamer op 1 december 2020. De verdachte woont begeleid en heeft een autistismespectrumstoornis. Daardoor heeft de verdachte een informatieverwerkings- en communicatieprobleem. Door deze problematiek was voor de verdachte niet te overzien waar hij toestemming voor gaf en wat de mogelijke gevolgen daarvan zouden zijn. Deze onrechtmatige doorzoeking heeft geleid tot de vordering tot uitlevering van gegevensdragers als bedoeld in artikel 551 Wetboek van Strafvordering (Sv).
De verdachte is daarna ter plekke gehoord zonder bijstand van een advocaat, terwijl sprake is van een kwetsbare verdachte. De verdachte heeft tijdens dit verhoor zijn inloggegevens verstrekt, waardoor verder onderzoek mogelijk was. Door de verdachte niet aan te houden, maar ter plekke te horen heeft de politie artikel 28b Sv omzeild, waarin staat dat een aangehouden kwetsbare verdachte rechtsbijstand aangeboden moet worden. Door dit onjuiste handelen is het recht op een eerlijk proces geschonden.
Gelet op het voorgaande is volgens de raadsman sprake van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, waardoor het recht van de verdachte op een eerlijk proces en zijn privacy zijn geschonden. Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting van het materiaal dat op de gegevensdragers is aangetroffen. Bij gebrek aan voldoende ander bewijs, moet de verdachte worden vrijgesproken.
Oordeel rechtbank met betrekking tot de doorzoeking
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte vrijwillig en ondubbelzinnig toestemming heeft gegeven om zijn kamer te laten doorzoeken. Uit het dossier blijkt dat de verbalisanten op voorhand telefonisch contact hebben gehad met de begeleider van de verdachte en samen met haar naar de woning van de verdachte zijn gegaan. De verbalisanten hebben plaatsgenomen aan de eettafel in de gezamenlijke woonkamer. De verdachte was boven in zijn eigen kamer. De begeleider heeft de verdachte geïnformeerd dat de politie er was en heeft gevraagd of hij het goed vond om met de politie in gesprek te gaan. De verdachte vond dit goed. Eén van de verbalisanten heeft in het bijzijn van de begeleider aan de verdachte uitgelegd wat het doel van het gesprek was. Daarna heeft de verdachte toestemming gegeven om in zijn telefoon te kijken. De verbalisanten hebben hem vervolgens gevraagd of hij nog meer gegevensdragers had. De verdachte heeft hierop geantwoord dat hij een computer op zijn kamer had. De verbalisant heeft toestemming aan de verdachte gevraagd om op zijn kamer te mogen kijken. De verdachte heeft deze toestemming gegeven, waarna de verbalisanten samen met de verdachte en zijn begeleider naar zijn kamer zijn gegaan, waarbij zijn kamer is doorzocht. De verdachte heeft een toestemmingsverklaring voor de doorzoeking ondertekend.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte eerst door zijn begeleider is gevraagd om het gesprek met de politie aan te gaan, waarna de verdachte in het bijzijn van zijn begeleider, door de verbalisanten is geïnformeerd over het doel van de komst van de politie naar zijn woning. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verdachte niet heeft begrepen waar de doorzoeking voor diende. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de door de verdachte gegeven toestemming ondubbelzinnig en vrijwillig is geweest.
Oordeel rechtbank met betrekking tot rechtsbijstand bij het verhoor
In de kamer van de verdachte zijn onder meer een computer en een externe harde schijf aangetroffen. Na het aantreffen van deze gegevensdragers is de verdachte met de verbalisanten terug naar de woonkamer gegaan. Er is aan de verdachte de cautie gegeven en hem is de mogelijkheid geboden om een advocaat te raadplegen. Toen de verdachte naar zijn wachtwoorden werd gevraagd, heeft hij het wachtwoord van zijn computer gegeven. Op de harde schijf zat geen wachtwoord.
De rechtbank is, gelet op deze gang van zaken (het geven van de cautie, het wijzen op consultatiebijstand en de vragen die zijn gesteld), van oordeel dat sprake was van een verhoor als bedoeld in artikel 29 Sv.
De verdachte heeft een autisme spectrum stoornis en woont begeleid bij Leviaan, een stichting voor begeleid wonen van psychisch kwetsbare personen. De rechtbank concludeert daaruit dat sprake is van een kwetsbare verdachte in de zin van het Wetboek van Strafvordering.
Op grond van artikel 28b lid 1 Sv moet bij een kwetsbare aangehouden verdachte voorafgaand aan het eerste politieverhoor een raadsman worden aangewezen. Een kwetsbare verdachte kan alleen afstand doen van het recht op rechtsbijstand als hij door een raadsman over de gevolgen van die afstand is ingelicht. Het Wetboek van Strafvordering voorziet (vooralsnog) niet in vergelijkbare bepalingen over de aanwijzing van een raadsman ten behoeve van een niet-aangehouden kwetsbare verdachte. In het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2024 (ECLI:NL:HR:2024:556) is overwogen dat dit er niet aan af doet dat de rechtbank bij een kwetsbare niet-aangehouden verdachte zich ervan moet vergewissen dat deze verdachte, gelet op de concrete beperkingen die samenhangen met de kwetsbaarheid van de verdachte, redelijkerwijs in staat is geweest te oordelen over de mogelijke gevolgen van een afstand van het recht op rechtsbijstand en dus in vrijheid zijn wil heeft kunnen bepalen over het doen van afstand.
De verdachte is een niet-aangehouden kwetsbare verdachte. In het dossier staat alleen geverbaliseerd dat de verdachte de mogelijkheid is geboden om een advocaat te raadplegen. Nu het dossier onvoldoende informatie biedt over het doen van afstand van het recht op rechtsbijstand door de verdachte en of hij over de gevolgen daarvan is ingelicht, kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte redelijkerwijs in staat is geweest te oordelen over de mogelijke gevolgen van het doen van afstand van het recht op rechtsbijstand. Dit betekent dat sprake is van een vormverzuim, dat niet meer kan worden hersteld. De rechtbank stelt echter vast dat de verdachte door dit vormverzuim in het voorbereidend onderzoek niet in zijn verdedigingsbelang geschaad is, nu er van uit moet worden gegaan dat de politie over dusdanige specialistische kennis en software beschikt dat zij - ook zonder dat de verdachte zijn wachtwoord had gegeven - toegang tot zijn computer had verkregen. Het bewijs dat is verkregen door het vormverzuim, zou dus ook zonder dat vormverzuim zijn verkregen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de externe harde schijf geen wachtwoord had en daarop ook kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen. De rechtbank volstaat dan ook met de enkele constatering dat sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, maar verbindt hieraan geen verdere consequenties.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 1 december 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad, gegevensdragers bevattende afbeeldingen en een film, te weten een Seagate harde schijf en een computer, in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaft, terwijl op die afbeeldingen en die film telkens seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - telkens bestonden uit:
het met de hand en/of mond en/of tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (toonmap Fleetwood 2 onder nummers 6 en 7)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past
en
door het camerastandpunt en/of de onnatuurlijke pose en de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden (toonmap Fleetwood 2 onder nummers 1 t/m 5) waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, bij niet verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf van 270 dagen waarvan 269 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met een strafkorting in verband met de overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en heeft bepleit om een gedeeltelijk voorwaardelijke taakstraf en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft twee gegevensdragers in zijn bezit gehad, waarop een enorme hoeveelheid kinderporno is aangetroffen. Het kinderpornografisch materiaal bestond voor 99% uit afbeeldingen van meisjes die geheel of gedeeltelijk naakt poseren. Het in bezit hebben van kinderporno is buitengewoon verwerpelijk, omdat bij de vervaardiging van kinderporno kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. In veel gevallen lopen de kinderen die aan de productie van kinderporno en het daarmee gepaard gaande seksuele misbruik worden blootgesteld ernstige psychische schade op. De verdachte heeft door het bezit van kinderporno bijgedragen aan de totstandkoming van de vraag naar kinderporno en hiermee de keten, waar het misbruik van kinderen onlosmakelijk mee verbonden is, in stand gehouden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het Uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte van 11 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens een soortgelijk feit is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 1 augustus 2024 van Reclassering Nederland. Hieruit blijkt onder meer dat de verdachte psychisch kwetsbaar is, omdat hij een autisme spectrum stoornis en gevoelens van depressie heeft. Daarnaast is sprake van alcoholproblematiek en de verdachte heeft een zeer beperkt sociaal netwerk. De verdachte ontvangt verschillende vormen van hulp en ondersteuning in een vrijwillig kader. De verdachte woont begeleid bij Leviaan, heeft gesprekken bij Brijder Verslavingszorg en heeft een jobcoach. De verdachte is open over zijn seksuele geaardheid en ervaart veel lijdensdruk. De verdachte is gemotiveerd tot gedragsverandering en heeft al vrijwillig contact gezocht met de organisatie Stop it Now en met De Waag.
De reclassering schat het recidiverisico in op gemiddeld en adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij De Waag, begeleid wonen, het inspannen voor het vinden van een dagbesteding, het meewerken aan middelencontrole en het vermijden van kinderporno.
De reclassering ziet contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf. De verdachte is nu goed ingebed in de zorg die hij bij Leviaan ontvangt. Deze plek voor begeleid wonen zal hij bij detentie verliezen en dit zou het leven van de verdachte zeer ontwrichten. Dit brengt verhoogde risico’s met zich mee op psychosociale problemen en middelengebruik en verwijdert de verdachte nog verder van de maatschappij.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie en de raadsman, aanleiding om bij de aan de verdachte op te leggen straf rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Op 1 december 2020 vond de doorzoeking in de woning van de verdachte plaats en is kinderporno aangetroffen. De verdachte kon er vanaf dat moment van uitgaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd. Die verwachting was gelet op de aard van de verdenking ook naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd. Nu het eindvonnis op 3 december 2024 wordt gewezen en van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met twee jaar. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
Straf
De rechtbank is anders dan de officier van justitie, op grond van het advies van de reclassering en hetgeen naar voren is gekomen ter zitting, van oordeel dat het door de vastgestelde problematiek van de verdachte niet passend is om aan hem een gevangenisstraf op te leggen. De verdachte is goed ingebed in de op hem toegespitste zorg en een gevangenisstraf kan zijn problematiek verergeren. Hoewel voor dit feit een taakstrafverbod (artikel 22b Wetboek van Strafrecht) geldt, zal de rechtbank daarom geen gevangenisstraf opleggen, ook niet voor één dag en ook niet in voorwaardelijke zin. De verdachte is hier niet bij gebaat en de strafvorderlijke en maatschappelijke meerwaarde om aan deze verdachte een gevangenisstraf op te leggen, ontbreekt. Wel zal de rechtbank gelet op de ernst van de feiten de maximale taakstraf opleggen en daarbij bepalen dat een deel voorwaardelijk zal zijn om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een taakstraf van 240 uur moet worden opgelegd. De rechtbank bepaalt dat hiervan ook gelet op de overschrijding van de redelijke termijn een deel, te weten 80 uur, vooralsnog niet ten uitvoer worden gelegd. In verband met het herhalingsgevaar en de verwachte duur van de verplichte begeleiding zal de rechtbank aan dit voorwaardelijke deel een proeftijd verbinden van drie jaar. De rechtbank acht een nog langere proeftijd van vijf jaar, zoals door de officier van justitie gevorderd, gelet op het tijdsverloop niet passend.
De rechtbank zal aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van de voorwaarde dat de verdachte moet meewerken aan middelencontroles. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte het bewezenverklaarde feit onder invloed van alcohol heeft begaan en de verdachte is ten aanzien van deze problematiek al onder behandeling bij Brijder Verslavingszorg.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis, met bevel dat een gedeelte groot
80 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 dagen hechtenis,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het [adres] en dat de veroordeelde zich blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
  • verblijft bij Leviaan of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
  • vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
 het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
 het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
 het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek en verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. De veroordeelde verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of betrokkene kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van betrokkene. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;-
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.A. Hesselink, voorzitter,
mr. G.M.G. Hink en mr. J. Lintjer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2024.