6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter zitting zijn besproken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot afpersing en het medeplegen van drie ontploffingen met Cobra’s bij twee woningen gelegen aan [adres] te [plaats] , met als doel [de benadeelde partij 1] geld te laten betalen. Hiertoe heeft de verdachte in een periode van acht dagen samen met anderen drie ontploffingen teweeggebracht. Bij de eerste ontploffing is sprake geweest van een vergissing in het huisnummer, waardoor deze plaatsvond bij een andere woning dan die van [de benadeelde partij 1] . De andere twee ontploffingen vonden wel plaats bij de woning van [de benadeelde partij 1] . Ten tijde van alle drie ontploffingen waren de bewoners in de woning aanwezig. Ook is de ontstane schade aan de woningen, waaronder de voordeur, de hal en de brievenbus, aanzienlijk geweest.
De verdachte heeft zich daarmee samen met anderen schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Zeker in de huidige tijd, waarin het tot ontploffing brengen van explosieven bij wijze van conflictbeslechting met grote regelmaat aan de orde is en tot veel maatschappelijke onrust leidt. Cobra’s die tot ontploffing worden gebracht bij de voordeur van een woning terwijl de bewoners liggen te slapen, kunnen tot zeer gevaarlijke situaties leiden. Dergelijke ontploffingen hebben doorgaans tevens grote impact op de slachtoffers, waarbij er bij zowel hen als buurtbewoners gevoelens van angst en onveiligheid kunnen worden veroorzaakt. Te meer wanneer dit in korte tijd meerdere malen plaatsvindt. De impact die de ontploffingen hebben gehad op de familie [familie benadeelde partij 1] is ook gebleken uit de ter zitting afgelegde slachtofferverklaring. De verdachte heeft enkel gedacht aan zijn eigen gewin en geen oog gehad voor de angst en schade die zijn handelen en dat van zijn mededaders bij anderen zou veroorzaken.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij feitelijk is opgetreden als opdrachtgever en aldus anderen het grootste risico heeft laten lopen. De rechtbank neemt op grond van het verhandelde ter terechtzitting in aanmerking dat de verdachte kennelijk een organiserende en begeleidende rol in het veroorzaken van de explosies had. De verdachte is immers betrokken geweest bij de voorbereiding en het instrueren van de mededaders.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 25 oktober 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor eenzelfde soort delict is veroordeeld, maar wel voor verkeersovertredingen en overtreding van de leerplicht, en dat hij de onderhavige feiten tijdens de proeftijd heeft begaan;
- het Pro Justitia psychologisch onderzoeksrapport van 4 juni 2024 van GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] , MSc;
- het verslag van het haalbaarheidsonderzoek ten aanzien van een gedragsbeïnvloedende maatregel van 11 november 2024 van [jeugdreclasseerder] , als jeugdreclasseerder werkzaam bij De Jeugd- & Gezinsbeschermers;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 15 november 2024 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
- het aanvullende rapport over de gedragsbeïnvloedende maatregel van 19 november 2024 van [GZ-psycholoog] , werkzaam als GZ-psycholoog en tevens als senior gedragsdeskundige bij de Raad.
Het psychologisch rapport van 4 juni 2024 houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Er is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis met beperkte prosociale emoties, matig tot ernstig in ernst. Daarnaast is er sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken, ouder-kind relatieproblematiek en bestaan er zorgen verband houdende met werk of (dreigende) werkloosheid.
De gedragsproblemen bestaan sinds de (vroege) adolescentie en hiervan was ook ten tijde van de ten laste geleden feiten (mits en voor zover bewezen) sprake.
Gezien de aard van de problematiek wordt het zeer aannemelijk geacht dat de genoemde stoornis heeft doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten.
Onderzoeker meent dat de verdachte minder goed in staat is tot het maken van afgewogen keuzen en zijn gedrag op basis hiervan bij te sturen. Op basis hiervan komt onderzoeker tot het advies om de ten laste gelegde feiten, mits en voor zover bewezen verklaard, in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De gedragsstoornis verwijst o.a. naar een hogere mate van grensoverschrijdend en antisociaal gedrag, waarbij onvoldoende rekening wordt gehouden met de mogelijke consequenties van het gedrag. De gebrekkige gewetensontwikkeling maakt dat de verdachte minder rem heeft op zijn gedrag. Hierdoor neemt het risico op recidive toe.
Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt op basis van de gebruikte instrumenten ingeschat als matig tot hoog.
Met name de beperkte copingvaardigheden, in combinatie met impulsiviteit/riskant gedrag, gebrek aan empathie/berouw en de problemen met het hanteren van boosheid worden als risicoverhogende factoren gezien. Daarnaast speelt het beperkte probleeminzicht en vooral de externaliserende houding hierbij een rol. Het risico neemt toe wanneer er minder structuur in het dagelijks functioneren is en de verdachte meer tijd buitenhuis doorbrengt.
In het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte en om het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag en recidive te verminderen, wordt begeleiding en behandeling als noodzakelijk geacht.
Gezien de zelfbepalende houding en het beperkte probleembesef wordt een voorwaardelijk kader als geïndiceerd beschouwd. Een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie wordt het best passend geacht. Hierbij kan verplichte begeleiding door de jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde worden opgelegd, waarbij de verdachte tevens mee moet werken aan behandeling bij een instelling als De Waag of vergelijkbare ambulante forensische GGZ-instelling, en aan begeleiding zoals geboden door de coach van de Zware Jongens.
De rechtbank kan zich verenigingen met de conclusies van dit rapport ten aanzien van de problematiek van de verdachte, de mate van toerekeningsvatbaarheid en de inschatting van het recidiverisico, en maakt die tot de hare.
De Raad heeft in zijn rapport van 15 november 2024 en aangevuld op 19 november 2024 in samenwerking met het [Justitiële Jeugdinrichting] en de jeugdreclassering geadviseerd tot oplegging van een dadelijk uitvoerbare gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van een jaar.
De Raad vindt dit een passende maatregel omdat de verdachte langere tijd in de justitiële jeugdinrichting heeft verbleven, hetgeen hij als zwaar heeft ervaren. Gedurende deze periode is de verdachte tot het besef gekomen dat hij behandeling nodig heeft om te kunnen veranderen. Dit maakt dat de Raad van mening is dat behandeling op dit moment voorliggend is. Gelet op de eerdere behandelingen waarbij er sprake was van minimaal resultaat, acht de Raad een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van één jaar
noodzakelijk, in de vorm van verblijf en behandeling bij het [Justitiële Jeugdinrichting] , met elektronische controle.
De Raad heeft zijn advies ter zitting van 21 november 2024 gehandhaafd en nader toegelicht. Bij het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel kan veel directer worden gereageerd en de behandeling kan ook na een time-out worden voortgezet. Het is lastig om in te schatten hoelang de behandeling en/of gedragsbeïnvloeding bij de verdachte nodig zal zijn, maar het [Justitiële Jeugdinrichting] verwacht dat het traject aldaar twee jaar zal duren.
De Jeugd- en Gezinsbeschermers hebben een onderzoek naar de haalbaarheid van een gedragsbeïnvloedende maatregel gedaan en achten de maatregel op dit moment haalbaar. De verdachte is op 7 november 2024 geplaatst bij het [Justitiële Jeugdinrichting] , wat maakt dat de gedragsbeïnvloedende maatregel voor een groot deel per direct uitvoerbaar is. Het [Justitiële Jeugdinrichting] biedt een integraal pakket waar wonen, behandeling en dagbesteding in zijn opgenomen. Op dit moment is De Jeugd- en Gezinsbeschermers betrokken in het kader van verplicht toezicht en begeleiding bij de schorsing van de voorlopige hechtenis. In het kader van de gedragsbeïnvloedende maatregel ziet De Jeugd- en Gezinsbeschermers het als een voordeel om door middel van een time-out snel te kunnen handelen bij een overtreding van de voorwaarden door de verdachte. Het lijkt er namelijk op dat de verdachte gebaat is bij een duidelijke structuur waarbij de consequenties voor hem helder zijn. Op het moment dat de verdachte te veel ruimte en eigen regie krijgt, zijn er (op dit moment nog) onverminderd risico’s aanwezig en is het zeer de vraag of de verdachte zichzelf in een regulier toezicht in zijn eigen regio staande weet te houden. De Jeugd- en Gezinsbeschermers acht het daarom met de Raad noodzakelijk dat er een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd zal worden, zodat er voldoende handvatten zijn voor de uitvoering van de maatregel als regiehouder.
6.3.1.Hoofdstraf
Bij het bepalen van de strafsoort en -maat heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd aan jeugdigen. De rechtbank acht, rekening houdend met het hiervoor overwogene en de ernst van de feiten, een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. Deze jeugddetentie is gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten, te weten 91 dagen.
6.3.2.Gedragsbeïnvloedende maatregel
Verder kan de rechtbank zich verenigen met de conclusies van de Raad en De Jeugd- & Gezinsbeschermers over de noodzaak van een intensieve en langdurige behandeling en begeleiding van de verdachte.
Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van één jaar passend en geboden is.
De rechtbank heeft bij de keuze voor het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Volgens het eerste lid van artikel 77w van het Wetboek van Strafrecht kan de gedragsbeïnvloedende maatregel (onder meer) worden opgelegd als de ernst van het begane misdrijf of de veelvuldigheid van de begane misdrijven hiertoe aanleiding geven. De aanleiding moet gelegen zijn in de bijzondere ernst of de veelvuldigheid van de strafbare feiten die de verdachte heeft gepleegd. De ernst van het veroorzaken van de explosies bij woningen aan de [adres] zijn eerder in dit vonnis besproken. Daarbij komt dat de rechtbank het zeer ernstig acht dat de verdachte en zijn mededaders de ontploffingen op drie verschillende momenten teweeg hebben gebracht. Ondanks de geruime tijd die de verdachte tussen de explosies heeft gehad om tot bezinning te komen, heeft de verdachte hier geenszins blijk van gegeven en heeft hij het veroorzaken van de explosies – met het nodige aandringen – voortgezet. De rechtbank ziet hierin voldoende aanleiding tot het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel, zoals bedoeld in het artikel 77w, eerste lid, sub a van het Wetboek van Strafrecht.
Op grond van artikel 77w, eerste lid, sub b van het Wetboek van Strafrecht is een tweede vereiste voor de oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Uit de eerdergenoemde rapporten is gebleken dat er bij de verdachte sprake is van problematiek op diverse vlakken, waarvoor intensieve en gespecialiseerde behandeling noodzakelijk wordt geacht. Op dit moment verblijft de verdachte al bij het [Justitiële Jeugdinrichting] . Gezien wordt dat de verdachte baat heeft bij de strakke kaders en dat hij gemotiveerd is om behandeling aan te gaan. De rechtbank komt, alles overwegende, tot de conclusie dat de verdachte intensieve behandeling en begeleiding nodig heeft om toe te groeien naar volwassenheid. De rechtbank is van oordeel dat hierin de meerwaarde is gelegen van een gedragsbeïnvloedende maatregel ten opzichte van een (deels) voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden. Middels de gedragsbeïnvloedende maatregel wordt de verdachte in staat gesteld om omgeven door strakke kaders en met vallen en opstaan toe te werken naar het steeds meer nemen van zijn eigen verantwoordelijkheid, hetgeen zowel in het belang van de verdachte als de samenleving als geheel wordt geacht.
De officier van justitie heeft zich tegen de oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel verzet en de oplegging van een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden gevorderd. In de Nota van Toelichting bij het Besluit gedragsbeïnvloeding (Stb. 2008, 23) en het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ4676) wordt met betrekking tot de duur en de zwaarte van de bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke veroordeling opgemerkt dat deze – gelet op het proportionaliteitsbeginsel – niet onbegrensd zijn. De voorwaarden moeten in een redelijke verhouding staan tot de voorwaardelijke sanctie die is opgelegd. Ook ligt het voor de hand om een zware strafrechtelijke interventie eerder te gieten in de vorm van een straf of maatregel, dan in de vorm van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf. Een gedragsbeïnvloedende maatregel heeft een duur van minimaal zes en maximaal twaalf maanden. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit brengen mee dat voorwaarden die langer duren dan zes maanden bij voorkeur worden toegepast in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel in plaats van middels bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke veroordeling. De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat de ernst van de ontploffingen, het aantal daarvan en de hiervoor weergegeven adviezen, met inachtneming van de wetsgeschiedenis en jurisprudentie, aanleiding geven tot de oplegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van één jaar en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank zal daarbij de geadviseerde voorwaarden stellen en elektronische controle aan het programma verbinden, voor een na te noemen duur.
Gelet op de persoon en ontwikkeling van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij opnieuw een strafbaar feit zal plegen. De rechtbank is, gelet daarop en vanwege het belang van de verdachte om zo snel mogelijk behandeling en begeleiding te krijgen, van oordeel dat de dadelijke uitvoerbaarheid in zijn belang is. De rechtbank zal derhalve bevelen dat het programma waaruit de maatregel bestaat dadelijk uitvoerbaar is.