ECLI:NL:RBNHO:2024:12418

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
HAA 24/439
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning voor kinderdagverblijf in Haarlem

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een omgevingsvergunning aan Haakaa Holding B.V. voor de bouw van een kinderdagverblijf in Haarlem. Eiser, een omwonende, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, met zorgen over verkeersdrukte en het behoud van groen in de wijk. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen, ondanks dat het bouwplan in strijd is met de geldende bestemmingsplannen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder zich aan de voorschriften moet houden en dat de zorgen van eiser over verkeersveiligheid en parkeerdruk niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. De uitspraak benadrukt de beleidsruimte van het college bij het verlenen van omgevingsvergunningen en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van belangen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/439

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Haarlem, eiser

(gemachtigde: mr. C.A. Gentile Martin),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem

(gemachtigden: mr. J.E. van Gilst en mw. J.M. Beelen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: HaaKaa Holding B.V. uit Haarlem (de vergunninghouder).

Inleiding

1. Met het besluit van 14 december 2023 heeft het college aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een nieuw gebouw voor een kinderdagverblijf op het terrein van de bestaande basisschool op het perceel [perceel] in Haarlem.
1.1.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college. Ook heeft deelgenomen namens de vergunninghouder dhr. [naam] , bestuurder van Op Stoom B.V., en dhr. [architect] , architect.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 29 december 2021 heeft de vergunninghouder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een nieuw gebouw voor een kinderdagverblijf op het terrein van de bestaande basisschool op het perceel [perceel] in Haarlem. Eiser woont tegenover het perceel op de [adres] in Haarlem.
2.1.
De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig de uitgebreide voorbereidingsprocedure [1] . Het voornemen van het college om de omgevingsvergunning te verlenen heeft gedurende zes weken, van 17 augustus 2023 tot en met 27 september 2023, ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er zeven zienswijzen ingediend. Het college heeft deze zienswijzen beantwoord op 14 december 2023. De zienswijzen, waaronder de zienswijze van eiser van 26 september 2023, hebben voor het college geen aanleiding gevormd om de omgevingsvergunning te weigeren.
2.2.
Met het besluit van 14 december 2023 heeft het college de omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen’, ‘handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening’ en ‘kappen’. Het college heeft voorschriften verbonden aan de verleende omgevingsvergunning.
2.3.
Op 1 februari 2024 heeft eiser een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij deze rechtbank. Eiser heeft verzocht om schorsing van de omgevingsvergunning. Op 12 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank dit verzoek afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen de verlening van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Dit betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt.
4.1.
De aanvraag is ingediend vóór 1 januari 2024, namelijk op 29 december 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
4.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.3.
Op het perceel [perceel] in Haarlem zijn, onder andere, de bestemmingsplannen ‘Indischebuurt Noord’ en ‘Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018’ van toepassing. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met deze bestemmingsplannen. Het college heeft de bevoegdheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van een bestemmingsplan. Bij het uitoefenen van die bevoegdheid heeft het college beleidsruimte. Ook moet het college de betrokken belangen afwegen. De rechtbank toetst daarom de beslissing van het college tot verlening van een omgevingsvergunning met terughoudendheid.
Ontvankelijkheid van het beroep
5. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Volgens verweerder had eiser zijn beroepsgronden uiterlijk op 1 maart 2024 moeten indienen. Aangezien hij de beroepsgronden pas op 2 maart 2024 heeft ingediend, is hij te laat, aldus verweerder.
5.1.
De rechtbank volgt verweerder niet in dit standpunt. Voor de motivering hiervan verwijst de rechtbank naar de rechtsoverwegingen 3.1. en 3.2. van de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 12 maart 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3849. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser ontvankelijk is.
Algemeen
6. Eiser voert aan dat het college het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden, omdat hij niet is gehoord door het college. Verder heeft het college te snel en onzorgvuldig gereageerd op zijn zienswijze, aldus eiser.
6.1.
Eiser heeft, op grond van artikel 3:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn zienswijze naar voren kunnen brengen. Eiser heeft er voor gekozen om een schriftelijke zienswijze in te dienen. Het bestuursorgaan is niet verplicht om ook nog een hoorzitting te houden, ook niet als daar om wordt gevraagd. [2] Verder is het college met de brief van 14 december 2023 ‘Beantwoording zienswijzen’ gemotiveerd ingegaan op de ingekomen zienswijzen, ook op de zienswijze van eiser van 26 september 2023. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser voert verder aan dat de verlening van de omgevingsvergunning (toekomstige) nadelige gevolgen met zich mee (kunnen) brengen. Ze stelt eiser dat mogelijk de vergunningsvoorschriften niet worden nageleefd, indien de omgevingsvergunning wordt overgedragen aan Op Stoom B.V.
7.1.
Een omgevingsvergunning is in beginsel zaaksgebonden, niet persoonsgebonden. Blijkens artikel 2.25, eerste lid, van de Wabo geldt een omgevingsvergunning voor eenieder die het project uitvoert waarop zij betrekking heeft en draagt de vergunninghouder ervoor zorg dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften worden nageleefd. Gelet hierop gelden de vergunningsvoorschriften ook voor Op Stoom B.V. als de omgevingsvergunning wordt overgedragen en dient Op Stoom B.V. zorg te dragen voor naleving van deze voorschriften. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Bestemmingsplan ‘Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018’
8. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan ‘Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018’, omdat er geen parkeermogelijkheid wordt gecreëerd op eigen terrein [3] . Het college is bereid geweest om binnenplans af te wijken van het bestemmingsplan [4] , waarbij de ‘Beleidsregels parkeernormen 2015’ in acht zijn genomen.
8.1.
Eiser voert – samengevat – aan dat de parkeerdruk flink zal toenemen wat voor overlast kan zorgen. Tevens is volgens eiser in het parkeeronderzoek de afstand vanaf de gele zone (kiss & ride) en de blauwe zone (parkeerplaatsen personeel) tot aan het nog te bouwen kinderdagverblijf onjuist bepaald. Ter zitting heeft eiser daaraan toegevoegd dat hij zich met name zorgen maakt over de af te leggen afstand vanaf de gele zone tot aan het nog te bouwen kinderdagverblijf. Volgens eiser betreft de afstand vanaf de gele zone tot aan het nog te bouwen kinderdagverblijf 150 tot 250 meter.
8.2.
Het college heeft onderzoek laten verrichten naar de toename van de parkeervraag met de komst van het kinderdagverblijf. Uit het ‘verkeers- en parkeeronderzoek kinderdagverblijf [straat 1] ’ van 3 oktober 2019 (het onderzoek) volgt dat sprake is van een toename aan parkeervraag van in totaal 15 parkeerplaatsen: 10 parkeerplaatsen voor het personeel (de zogenoemde blauwe zone) en 5 kiss & ride-plekken (de zogenoemde gele zone). Dit zal, volgens het onderzoek, leiden tot een te hoge parkeerdruk en parkeerbezetting in de gele zone, echter dit zal worden opgelost door de parkeercapaciteit uit te breiden met 4 parkeerplaatsen. De omwonenden zullen dus geen onevenredige toename van de parkeerdruk en dus onevenredige overlast ervaren.
8.3.
Verder zijn in het onderzoek de loopafstanden bepaald aan de hand van de CROW-publicatie 381 ‘toekomstbestendig parkeren’ [5] (omdat de gemeente Haarlem geen percentages in het gemeentelijk beleid heeft opgenomen). Hieruit volgt dat de aanvaardbare loopafstand van de gele zone 100 meter is en voor de blauwe zone 600 meter. Echter, op 14 december 2023, de datum van het bestreden besluit, golden de aanvaardbare loopafstanden uit de CROW-publicatie ‘Inzicht in acceptabele loopafstanden’ [6] . Hieruit volgt dat de aanvaardbare loopafstand voor de gele zone 100 à 300 meter is en voor de blauwe zone 200 à 800 meter. Dus ook de afstand die volgt uit de berekening van eiser voor de gele zone, namelijk een afstand van 150 tot 250 meter, wordt gezien als een aanvaardbare loopafstand.
8.4.
Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet.
9. In dit kader voert eiser verder aan dat mogelijk de vergunningsvoorschriften met betrekking tot de ontsluiting via de [perceel] in Haarlem niet worden nageleefd en heeft hij zorgen omtrent de handhaving hiervan (omdat mensen op zoek zouden gaan naar een kortere route naar het kinderdagverblijf).
9.1.
Aan deze zorgen van eiser is het college reeds tegemoet gekomen. In de voorschriften behorend bij de omgevingsvergunning van 14 december 2023 heeft het college opgenomen: “(…) Deze ontsluiting dient plaats te vinden via de richting die met een blauwe lijn is aangegeven op de bij deze omgevingsvergunning behorende ‘situatietekening nieuw’ van 1 november 2021. (…)” Ter zitting heeft het college daaraan toegevoegd dat dit voorschrift handhaafbaar is en er ook gehandhaafd zal gaan worden. De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende heeft gedaan om de zorgen van eiser weg te nemen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiser voert ook aan dat het parkeeronderzoek mogelijk niet meer actueel is door de realisatie van een nieuwe sporthal en de uitbreiding van de middelbare school ‘ [school] ’, en mogelijk spoedig achterhaald zal zijn door de ‘betaald parkeren discussie’.
10.1.
De rechtbank is van oordeel dat bij het parkeeronderzoek geen rekening gehouden hoefde te worden met toekomstige ontwikkelingen. Bij besluiten over de toekomstige ontwikkelingen waaraan eiser refereert zal ook rekening gehouden moeten worden met de parkeerbehoefte van de woningen in het plangebied en zo nodig kan eiser tegen die besluiten rechtsmiddelen aanwenden. [7] Deze beroepsgrond slaagt niet.
Bestemmingsplan ‘Indischebuurt Noord’
11. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan ‘Indischebuurt Noord’, omdat het bouwwerk buiten het bouwvlak wordt gebouwd [8] . Het college is bereid geweest om buitenplans af te wijken van het bestemmingsplan ‘Indischebuurt Noord’ [9] , omdat geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
12. Eiser voert – samengevat aan – dat de komst van een kinderdagverblijf zal leiden tot een onevenredig veel hogere verkeersintensiteit (met piekmomenten tijdens het halen en brengen van de kinderen) en mogelijk voor (nog meer) verkeersonveiligheid, met name voor overstekende fietsers.
12.1.
Het college heeft ook onderzoek laten verrichten naar de verkeersveiligheid en de verkeersgeneratie. Bij dit onderzoek zijn, in tegenstelling tot wat eiser veronderstelt, de piekmomenten meegenomen en is rekening gehouden met te toekomstige situatie. Uit het onderzoek volgt:

Huidige verkeerssituatie
Uit de verkeerschouw blijkt dat in de ochtendspits (tussen 7.30 en 8.30 uur) de meeste automobilisten gebruik maken van de [straat 1] . De verkeersintensiteit bedraagt gedurende de ochtendspits van 7.30 tot 8.30 uur 509 motorvoertuigen. Het aantal fietsen bedroeg 452.
Verkeersveiligheid
Uit de schouw blijkt dat op het kruispunt [straat 1] – [straat 2] verkeersonveilige situaties voorkomen, met name door de kruiselings overstekende fietsers op het punt. Door een duidelijke oversteekplaats te realiseren voor fietsers zal de verkeersveiligheid op dit punt toenemen.
Uit de verkeersveiligheidsanalyse, uitgevoerd door middel van de Wegenscan, blijken de intensiteiten op de [straat 1] lager te liggen dan de maximale gewenste verkeersintensiteit per etmaal van 8.000 motorvoertuigen. Uit het verkeersmodel blijkt dat er 5.900 motorvoertuigen per etmaal in het jaar 2030 gebruik maken van de [straat 1] .
Verkeersgeneratie
Uit de verkeersgeneratie berekening blijkt dat het toekomstige kinderdagverblijf gedurende een werkdagetmaal 112 motorvoertuigen genereert. Dit resulteert in de toekomstige situatie in 5.900 + 112 = 6.012 motorvoertuigen per etmaal op de [straat 1] . De [straat 1] beschikt over restcapaciteit en kan het extra verkeer afwikkelen.”
Uit het onderzoek blijkt niet dat omwonenden met de komst van het kinderdagverblijf te maken zullen krijgen met een onevenredig veel hogere verkeersintensiteit. Wel blijkt dat sprake is van verkeersonveiligheid, maar dit zal worden opgelost door het realiseren van een oversteekplaats voor fietsers. Ter zitting heeft het college toegezegd dat deze oversteekplaats ook daadwerkelijk gerealiseerd zal gaan worden. Eiser heeft niet aangetoond waarom een dergelijke oversteekplaats niet kan bijdragen aan de verkeersveiligheid (dan wel dat de verkeersveiligheid daardoor zelfs zal afnemen). Deze beroepsgrond slaagt niet.
13. Eiser voert voorts aan dat het bouwplan zal leiden tot verharding van de wijk (in het kader van waterbeheer).
13.1
Voordat de rechtbank toekomt aan de bespreking van deze beroepsgrond van eiser, moet worden beoordeeld of het relativiteitsvereiste [10] aan eiser moet worden tegengeworpen.
13.2
Blijkens paragraaf 4.10 van de Ruimtelijke onderbouwing van 6 april 2023 (bijlage bij de omgevingsvergunning) is een uitwerking van de watertoets voor de gemeente Haarlem de compensatieregeling. Deze compensatieregeling vloeit volgens het college voort uit de Keur Rijnland 2020 en is bedoeld om wateroverlast ten gevolge van een slechte afwatering te voorkomen. Het college stelt zich op het standpunt dat eiser geen eigenaar of bewoner is van een naburig perceel van de [perceel] in Haarlem en daarom geen waterlast zal ondervinden ten gevolge van een eventuele slechte afwatering op het perceel [perceel] in Haarlem. Deze compensatieregeling strekt niet tot de bescherming van het belang van eiser, aldus het college. Ter zitting heeft eiser dit erkend, echter wilde hij deze beroepsgrond handhaven ter bescherming van bewoners van naburige percelen.
13.3
Nu eiser heeft erkend dat de compensatieregeling niet strekt tot bescherming van zijn belang, betekent dit dat eiser, gelet op artikel 8:69a van de Awb, zich hierop niet kan beroepen. Deze beroepsgrond van eiser kan daarom niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit en behoeft verder geen bespreking.
‘Kappen’
14. Eiser heeft tot slot aangevoerd dat niet duidelijk is waarom er 15 bomen moeten worden gekapt in plaats van maximaal 11 bomen, het aantal dat is bepaald in overleg met de Haarlemse Bomenwachters. Echter, eiser heeft deze beroepsgrond ter zitting laten vallen, omdat de bomen reeds zijn gekapt.
15. Gelet op het voorgaande heeft het college in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid om met de omgevingsvergunning af te wijken van de bestemmingsplannen ‘Indischebuurt Noord’ en ‘Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018’. De omgevingsvergunning blijft in stand.
Conclusie en gevolgen
16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M.A.V. van Kleef, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:15 luidt:
1. Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
[…]
Artikel 8:69a luidt:
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1 luidt:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
[…]
c. Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, […]
Artikel 2.10 luidt:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
[…]
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, […] tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
[…]
Artikel 2.12 luidt:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1˚. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
[…]
3˚. In overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
[…]
Artikel 2.25 luidt:
1. Een omgevingsvergunning geldt voor eenieder die het project uitvoert waarop zij betrekking heeft. De vergunninghouder draagt ervoor zorg dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften worden nageleefd.
2. Indien een omgevingsvergunning zal gaan gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder, meldt de aanvrager, onderscheidenlijk de vergunninghouder dat ten minste een maand voordien aan het bevoegd gezag, onder vermelding van de bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gegeven.
[…]
Bestemmingsplan Indischebuurt Noord
Artikel 7 Maatschappelijk luidt:
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘
Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
7.1.1
Beganegrond
a. […] kinderdagverblijf,
[…]
7.1.2
Overige verdiepingen
a. de functies genoemd onder 7.1.1
[…]
7.2
Bouwregels
Binnen de bestemming ‘
Maatschappelijk’ mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
a. bouwwerken mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
[…]
Bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018
Artikel 3.2 Parkeren, laden en lossen luidt:
3.2.1
Aanbrengen van ruimte voor parkeren, laden en lossen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken
van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn
aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor parkeer- of
stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de
'Beleidsregels parkeernormen 2015'.
3.2.2
Beleidsregels
Het bevoegd gezag past de in dit lid genoemde regels toe met inachtneming van de 'Beleidsregels parkeernormen 2015' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
3.2.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1,
eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in
elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of
bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand
wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in sublid 3.2.1
overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in sublid 3.2.2.
3.2.4
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in dit lid overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in
de beleidsregels als bedoeld in sublid 3.2.2.

Voetnoten

1.Paragraaf 3.3. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1439.
3.Artikel 3.2.1. en 3.2.3 van de planregels van het bestemmingsplan.
4.Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a sub 2˚, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 3.2.4. van de planregels van het bestemmingsplan.
5.Publicatiedatum: 1 december 2018.
6.Publicatiedatum: 29 juni 2021.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1445.
8.Artikel 7.2, aanhef en onder a van de planregels van het bestemmingsplan.
9.Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a sub 3˚, van de Wabo.
10.Artikel 8:68a van de Awb.