In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het bewind van verzoeker, die sinds 11 augustus 2009 onder bewind staat vanwege zijn geestelijke of lichamelijke toestand. Verzoeker heeft verzocht om opheffing van het bewind, stellende dat hij in staat is zijn eigen financiën te beheren nu zijn schuldhulptraject is beëindigd. De huidige bewindvoerder, Budgetondersteuning Nederland B.V., heeft echter verweer gevoerd en betoogd dat verzoeker nog steeds niet voldoende zelfredzaam is om zijn financiële belangen te behartigen. De bewindvoerder wijst op verzoekers moeite met computergebruik en zijn neiging om regelmatig extra geld aan te vragen, wat volgens haar wijst op een gebrek aan financiële zelfredzaamheid.
De dochter van verzoeker, als belanghebbende, heeft het verweer van de bewindvoerder weersproken en betoogd dat verzoeker zich heeft ingespannen om zijn digitale vaardigheden te verbeteren en dat hij in staat is om hulp in te schakelen wanneer nodig. De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat verzoeker in staat is om zijn financiële belangen zelfstandig te behartigen. De kantonrechter heeft daarom het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, maar heeft wel de mogelijkheid geschetst voor verzoeker om in samenwerking met de bewindvoerder een zelfredzaamheidstraject te starten.
Daarnaast heeft de kantonrechter, gezien de betrokkenheid van de dochter bij de financiën van verzoeker, besloten om haar ambtshalve te benoemen tot opvolgend bewindvoerder, met instemming van verzoeker en zonder bezwaren van de huidige bewindvoerder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de beloning van de ontslagen bewindvoerder is vastgesteld op € 233,00 (exclusief btw).