ECLI:NL:RBNHO:2024:12099

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
HAA 23_945
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de natuurvergunning voor de aanleg en het gebruik van een camping in Natura 2000-gebied

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt de natuurvergunning voor de aanleg en het gebruik van een camping in het Natura 2000-gebied Twiske beoordeeld. De vergunning is verleend aan Twiske Haven B.V. door de gedeputeerde staten van Noord-Holland op 19 december 2022. De Stichting Hart voor het Twiske heeft hiertegen beroep aangetekend, waarbij zij stelt dat de vergunning niet in stand kan blijven vanwege mogelijke negatieve effecten op beschermde vogelsoorten en hun leefgebieden. De rechtbank heeft de zaak op 10 juni 2024 behandeld en concludeert dat de vergunning op goede gronden is verleend. De rechtbank oordeelt dat de aan de vergunning verbonden voorschriften voldoende waarborgen bieden om significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied te voorkomen. De rechtbank wijst erop dat de vergunning is verleend onder strikte voorwaarden, waaronder het verbod op gasaansluitingen en het gebruik van brandstof voor verwarming, en dat de camping in de winterperiode niet operationeel zal zijn. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van de stichting niet kunnen leiden tot een andere conclusie en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 27 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/945

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 november 2024 in de zaak tussen

de stichting
Stichting Hart voor het Twiske, uit Oostzaan, eiseres, hierna: de stichting
gemachtigde: mr. M.T. Hoen, advocaat te Wijnjewoude,
en

gedeputeerde staten van Noord-Holland, hierna: het college

gemachtigde: mr. E. Drouen - Gemser.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Landgoed Twiske B.V., handelend onder de naam:
Twiske Havenuit Oostzaan (hierna: Twiske Haven).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank naar aanleiding van het beroep van de stichting of de bij besluit van 19 december 2022 (hierna: het bestreden besluit of natuurvergunning) aan Twiske Haven verleende vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de (oude) Wet natuurbescherming (Wnb) voor de aanleg en het gebruik van een (natuur)camping in stand kan blijven. Twiske Haven wil de (natuur)camping realiseren in het Natura 2000-gebied het Twiske nabij de Twiske Haven aan de Moorderlaaik 4a te Oostzaan. Twiske Haven wil de camping laten bestaan uit 5 kampeerplaatsen, 8 camperplaatsen en 12 ecolodges.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de stichting deelgenomen: de bestuursleden [voorzitter] (voorzitter), [secretaris] (secretaris), [penningmeester] (penningmeester), bijgestaan door de gemachtigde van de stichting en vergezeld door [naam 1] (ecoloog in opleiding en werkzaam bij [bedrijf] B.V.). Aan de zitting hebben verder deelgenomen de gemachtigde van het college, vergezeld door [naam 2] (vergunningverlener in dienst van de omgevingsdienst Noord-Holland Noord). Namens Twiske Haven zijn verschenen haar bestuurders [bestuurder 1] en [bestuurder 2] vergezeld door [naam 3] (als ecoloog werkzaam bij Adviesbureau E.C.O. Logisch B.V.).

Totstandkoming bestreden besluit

Feiten, de aanvraag en het project
2.1.
Twiske Haven heeft het college op 4 november 2021 verzocht om een natuurvergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, Wnb voor de aanleg en het gebruik van de camping. De camping (ook: het project) zal, zo volgt uit de aanvraag, bestaan uit drie onderdelen die op drie verschillende zones rond de haven “Twiske Haven” (A aan de westzijde, B aan de zuidwestzijde en C aan de zuidoostzijde) zijn voorzien. Op zone A zullen (safari)tenten worden geplaatst en kan worden gekampeerd, op B zullen campers geparkeerd kunnen worden en op C zullen ecolodges worden gerealiseerd. De camping zal worden aangelegd ten noorden en ten oosten van het bestaande restaurant dat Twiske Haven exploiteert (het projectgebied). De camping wordt deels gerealiseerd op het al aanwezige verharde oppervlak (campers op zone B), op het al intensief beheerde gazon (zone A) en op een gazon met een heg en tussen bomen (zone C). Het projectgebied wordt aan de havenkant begrensd door een kademuur. Tegenover de geplande camping, aan de noord- en oostzijde van de haven bevindt zich een landtong/schiereiland: “De Leers”. De Leers vormt met de uiterste rand van zone C de havenmond. Achter de havenmond en De Leers strekt zich een meer uit: de Stootersplas.
2.2.
Het projectgebied, met uitzondering van de zone B die is geëxclaveerd, ligt in het deelgebied Twiske van het Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske (hierna ook: IVOT). Zone B ligt op de bestaande verharding van de parkeerplaats in de zuidwesthoek van de haven. Deze zone maakt geen onderdeel uit van het Natura 2000-gebied IVOT.
Aanwijzing Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske
3.1.
Het Natura 2000 gebied IVOT is bij (gewijzigd) aanwijzingsbesluit [1] van 23 mei 2013 aangewezen als Vogelrichtlijngebied [2] en Habitatrichtlijngebied [3] .
3.2.
Uit de artikelen 1 en 2 van het aanwijzingsbesluit volgt dat het deelgebied Twiske, waarop de camping is voorzien, alleen is aangewezen als Vogelrichtlijngebied en niet als Habitatrichtlijngebied.
3.3.
Het Twiske omvat geen voor stikstofdepositie gevoelige beschermde habitats.
3.4.
Als soorten waarvoor Twiske als beschermingsgebied is aangewezen, zijn in het besluit onder meer genoemd als broedvogel de roerdomp, de bruine kiekendief en de visdief en als niet-broedvogel de smient.
Het bestreden besluit
4.1.
In het bestreden besluit heeft het college de natuurvergunning voor de aanleg en het gebruik van camping Twiske Haven verleend. De natuurvergunning is verleend onder het stellen van algemene en specifieke voorschriften. Om te bezien of de vergunning kon worden verleend heeft het college de te verwachten gevolgen als gevolg van de aanleg en het gebruik van de camping onderzocht. Het gaat daarbij volgens het college om verstoring van broedvogels en niet-broedvogels tijdens de aanleg- en gebruiksfase en de gevolgen door stikstofdepositie in de aanleg- en gebruiksfase. De mogelijke gevolgen van stikstofdepositie zien op andere deelgebieden van IVOT, omdat Twiske geen stikstofgevoelige en in verband daarmee beschermde habitats omvat. Het college concludeert (voor beide gevolgen) dat geen sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Hij heeft daarbij ook mogelijk andere externe effecten betrokken, dat wil zeggen mogelijke gevolgen van de aanleg van de camping voor de beschermde habitats in de andere deelgebieden. Het college betoogt verder dat van cumulatieve effecten van onderhavig project met andere projecten in het Twiske op de instandhoudingsdoelstellingen (ook) geen sprake is. Verder, zo betoogt het college, neemt Twiske Haven bronmaatregelen om stikstofdepositie, verstoring van broedvogels en niet-broedvogels te minimaliseren en eventuele verstoring van foerageergebieden horend bij de in de andere deelgebieden beschermde habitats van de meervleermuis te voorkomen. Zo worden geen gasaansluitingen of andere stookinstallaties gerealiseerd en worden campers, tenten en de ecolodges niet met brandstof verwarmd, zodat er geen stikstofemissie is. Verder plaatst Twiske Haven twee van de twaalf ecolodges, anders dan in het aanvankelijke plan, verder van de waterkant, geldt er avondrust op de camping van 23.00 uur tot zonsopgang en is er geen gemotoriseerd vaarverkeer toegestaan vanaf de camping naar de Stootersplas. Om lichtverstoring te voorkomen, minimaliseert Twiske Haven het gebruik van verlichting en maakt zij gebruik van vogel- en vleermuisvriendelijke verlichting. De safaritenten worden in de winterperiode helemaal niet gebruikt. Omdat – mede door de (bron)maatregelen - geen sprake is van significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Twiske, kan volgens het college de gevraagde vergunning worden verleend.
4.2.
Deze conclusie heeft het college onder meer gebaseerd op door Twiske Haven aangeleverde gegevens, waaronder ‘Natuurtoets Camping Twiske Haven, Definitief rapport’ van 16 mei 2022 (hierna: de Natuurtoets), de ‘Aanvulling op natuurtoets Twiske Haven, Meervleermuis en smient, Eindrapport’ van 12 oktober 2021 (hierna: de Aanvulling) en de ‘Notitie aangepast ontwerp Camping Twiske Haven’, van 7 juli 2022 (hierna: Notitie aangepast ontwerp), alle opgesteld door Adviesbureau E.C.O. Logisch B.V (hierna: E.C.O. Logisch). Deze stukken bevatten ook de beschrijving van het plan voor de (natuur)camping en kampeerregels en maken onderdeel uit van de aanvraag van Twiske Haven en van de natuurvergunning. Het besluit is verder gebaseerd op het ‘Ecologisch beheerplan Twiske, Altenburg & Wymenga rapport nr. 20-450, 3 februari 2022’ (hierna: Ecologisch beheerplan) en op verschillende AERIUS-berekeningen die zien op zowel de aanleg- als de gebruiksfase.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college de natuurvergunning voor de aanleg en het gebruik van de camping kon verlenen en de beroepsgronden van de stichting niet tot een andere conclusie kunnen leiden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toepasselijk recht
6.1
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een natuurvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van die wetten blijft op grond van artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
6.2.
De aanvraag om de natuurvergunning is ingediend op 4 november 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wet natuurbescherming, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Uitgangspunten en afbakening geschil
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat de vergunning (uitsluitend) is gevraagd en verleend op grond van hoofdstuk 2 van de Wnb. Dat hoofdstuk ziet (alleen) op de bescherming van Natura 2000-gebieden en, anders dan hoofdstuk 3 van de Wnb, niet op specifieke bescherming van (dier)soorten los van de bescherming van (de habitats van dieren in) de Natura 2000-gebieden. De verleende vergunning ziet niet op andere toestemmingen, c.q. vergunningen, die voor het realiseren van het project mogelijk zijn vereist. Voor zover partijen argumenten aanvoeren die zien op overtreding van regels over soortenbescherming, die geen betrekking hebben op bescherming van habitats in Natura 2000-gebieden, blijven die argumenten onbesproken.
7.2.
Zoals hiervoor onder 3.2 is overwogen, is deelgebied Twiske alleen aangewezen als beschermingsgebied onder de Vogelrichtlijn (Vrl) en niet onder de Habitatrichtlijn (Hrl).
7.3.
De stichting voert aan dat artikel 3, eerste lid, Hrl de bepalingen over beschermingszones van overeenkomstige toepassing verklaart op de beschermingszones die zijn aangewezen op grond van de Vrl. Dat betekent volgens de stichting dat een passende beoordeling als bedoeld in artikel 6, derde lid, Hrl als het gaat om een uitsluitend op grond van de Vrl aangewezen gebied in ieder geval ook uitgebreid moet ingaan op de gevolgen van een project voor habitatsoorten met een beschermingsdoelstelling onder de Hrl en niet alleen op Vrl-soorten die genoemd worden in bijlage 1 bij de Vrl, als die andere soorten regulier gebruik maken van dat Vrl-gebied ook al is daarvoor in het aanwijzingsbesluit geen instandhoudingsdoelstelling opgenomen.
7.4.
De rechtbank volgt de stichting niet in dat standpunt. In artikel 3, eerste lid, Hrl is bepaald dat er een coherent Europees ecologisch netwerk wordt gevormd van speciale beschermingszones, Natura 2000 genaamd. Uit het artikel volgt dat dit netwerk bestaat uit gebieden met in bijlage I genoemde typen natuurlijke habitats en habitats van in bijlage II genoemde soorten én uit de op grond van de Vrl aangewezen speciale beschermingszones.
In artikel 6, derde lid Hrl is bepaald dat voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, een passende beoordeling wordt gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Artikel 2.8, tweede lid, Wnb is hiermee in overeenstemming. De integrale beoordeling, die zou inhouden dat niet alleen naar de instandhoudingsdoelstellingen wordt gekeken, waarvoor het betreffende gebied is aangewezen, maar ook naar instandhoudingsdoelstellingen voor andere gebieden, zoals de stichting voorstaat, wordt in de aangehaalde bepalingen niet voorgeschreven. Zowel in artikel 6, derde lid, Hrl als in artikel 2.8, tweede lid, Wnb is immers bepaald dat een passende beoordeling wordt gemaakt van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied.
7.5.
Voor het deelgebied Twiske gelden alleen instandhoudingsdoelstellingen die zijn gesteld voor vogelsoorten waarvoor Het Twiske als beschermingsgebied is aangewezen. De instandhoudingsdoelstellingen voor Het Twiske zien niet op soorten die onder de bescherming van de Habitatrichtlijn vallen en ook niet op niet voor het Twiske aangewezen vogelsoorten. Beroepsgronden die op niet voor Het Twiske aangewezen soorten zien, zoals wezel, hermelijn, ringslang, dwergvleermuis, meervleermuis, waterspitsmuis en noordse woelmuis laat de rechtbank daarom buiten bespreking, behoudens voor zover voor deze soorten een beroep is gedaan op de zogenoemde externe werking, dat wil zeggen als wordt aangevoerd dat het project ook invloed zou hebben op de habitats van soorten die in de andere deelgebieden van IVOT zijn beschermd. Daarop wordt hierna ingegaan.
Externe werking: verstoring van (leefgebieden of fourageergebieden van de) meervleermuis en noordse woelmuis?
8.1.
De stichting voert aan dat sprake is van externe werking ten aanzien van de meervleermuis en de noordse woelmuis. Een beoordeling van de effecten van de aanleg en het gebruik van de camping voor deze soorten is volgens haar ten onrechte niet gemaakt.
8.2.
Zoals hiervoor is overwogen gelden voor het Twiske geen instandhoudingsdoelstellingen voor de meervleermuis en de noordse woelmuis. Het is immers geen beschermingsgebied voor die soorten, die wel onder de Hrl maar niet onder de Vrl worden beschermd.
8.3.
Externe werking zal alleen aan de orde zijn in het uitzonderlijke geval dat de aanleg en het gebruik van de camping significante gevolgen heeft voor de aangewezen soorten in Hrl-gebied buiten het Twiske, met name in de overige deelgebieden in het Natura 2000-gebied IVOT. De meervleermuis en de noordse woelmuis zijn wel soorten waarvoor de andere IVOT-deelgebieden als beschermingsgebied zijn aangewezen. Het college heeft echter onder verwijzing naar de Natuurtoets en de Aanvulling afdoende gemotiveerd dat het gebruik van de camping geen significante gevolgen voor die soorten heeft. Daarbij is het volgende van belang. Het projectgebied is voor de meervleermuis wel foerageergebied, maar het gebied is als foerageergebied voor deze soort niet essentieel. Het bereik van die vleermuis strekt zich, zo wordt in de Natuurtoets en ander stukken onbestreden gesteld, over vele, zo niet, tientallen kilometers uit. De directe omgeving in het Twiske maar ook de wijdere omgeving, waaronder de overige IVOT-deelgebieden, bieden voldoende alternatief foerageergebied, zodat het mogelijk (deels) wegvallen van de Twiske Haven als foerageergebied voor de meervleermuis nog niet betekent dat het beschermingsgebied voor de meervleermuis significant wordt aangetast. Verder beperkt Twiske Haven met een lichtplan voor de camping met amberkleurig licht de lichtverstoring zoveel mogelijk, waarbij de verlichting alleen aan zal gaan als er iemand passeert. Voor de juistheid van de stelling van de stichting dat hierdoor sprake zal zijn van een ontoelaatbare knipperlichtsituatie, ziet de rechtbank met het college geen grond. Het type camping en de beoogde omvang daarvan speelt daarbij een rol. De stelling van de stichting onder verwijzing naar de door haar ingebrachte ‘Ecologische contra-expertise met natuurtoets van plan Camping Twiske Haven in Natura 2000 gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske’ [4] (hierna: contra-expertise), dat is miskend dat amberkleurige verlichting ongeschikt is voor Vrl-gebieden, leidt niet tot een ander oordeel. Met deze op vogels betrekking hebbende stelling weerlegt de stichting immers niet dat het lichtplan voor de meervleermuis meebrengt dat geen sprake is van verstoring van essentieel foerageergebied van die soort vanuit de andere deelgebieden van het IVOT, zoals E.C.O. Logisch in de onderbouwing van de aanvraag als expert heeft toegelicht. Uit de in zoverre overtuigende en niet toereikend weerlegde onderbouwing van E.C.O. Logisch volgt bovendien dat het lichtplan meebrengt dat in het geheel geen sprake is van (onaanvaardbare) verstoring van het foerageergebied van de meervleermuizen in Twiske Haven.
8.4.
De noordse woelmuis is wel bekend in de directe omgeving van het plangebied, maar het plangebied zelf vormt voor deze soort geen geschikt habitat. Dat heeft de stichting ook niet bestreden. De oevers van twee watergangen op minimaal 300 meter van het plangebied zijn geschikt als leefgebied voor deze soort, maar die constatering brengt nog niet mee dat het projectgebied essentieel foerageergebied is voor die soort, waarvan het habitat in de andere deelgebieden van IVOT is beschermd. Reeds daarom is geen sprake van externe werking van het project op voor die soort beschermde gebieden. Bovendien volgt uit de overgelegde expertises dat verstoring naar aanleiding van de realisatie van de camping van de aanwezige noordse-woelmuispopulatie niet is te verwachten aangezien deze populatie zich in de Kragge, een gebied elders in het Twiske, bevindt en mogelijk op De Leers, maar niet op de plaats waar de camping is voorzien.
8.5.
Het betoog van de stichting, dat externe werking van het project een significant effect op beschermde habitats van de meervleermuis en noordse woelmuis buiten het Twiske zou hebben, slaagt dus niet.
Vrees voor uitbreiding van de camping
9. De stichting heeft verder aangevoerd bang te zijn voor een steeds verdere uitbreiding van de camping. Deze beroepsgrond slaagt evenmin. De vergunning ziet immers op het project zoals het is aangevraagd. Angst voor verdere uitbreiding kan aan verlening van de huidige vergunning niet in de weg staan, omdat dat geen weigeringsgrond is. Indien Twiske Haven de camping verder wenst uit te breiden dan is vergund, zal opnieuw moeten worden onderzocht of dat significante en daarmee onaanvaardbare gevolgen heeft voor het Twiske als Vrl-Natura 2000-gebied en/of dan een nieuwe vergunning is vereist.
Geen passende beoordeling?10.1. De stichting voert aan dat voor het project ten onrechte geen passende beoordeling is opgesteld. Uit de Natuurtoets zelf blijkt dat daarvan geen sprake is, nu daarin is geschreven: “een Passende Beoordeling of ADC-toets is dan ook niet van toepassing op de realisatie van de camping”, aldus de stichting.
10.2.
Uit de artikelen 2.7, eerste lid en 2.8, eerste lid, Wnb volgt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een project significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. De aan het besluit ten grondslag gelegde stukken, waaronder de stukken hiervoor genoemd onder 4.2, zijn opgesomd in het bestreden besluit onder C.2. Op grond van deze stukken en met gebruikmaking van de eveneens in het besluit genoemde informatiebronnen, is beoordeeld of met zekerheid significant negatieve effecten ten gevolge van de aanleg en het gebruik van de beoogde camping zijn uitgesloten voor de natuurlijke kenmerken van het Vrl-Natura 2000-gebied Twiske zelf en voor instandhoudingsdoelstellingen die zijn gesteld voor stikstofgevoelige habitattypen in andere deelgebieden van het IVOT of de soorten die hiervan afhankelijk zijn. Nu daarin de effecten van de voorgenomen ontwikkeling voor het Natura 2000-gebied zijn onderzocht en besproken en daaruit conclusies zijn getrokken, hebben deze aan de besluitvorming ten grondslag gelegde stukken te gelden als passende beoordeling. Het enkele door de stichting aangehaalde citaat uit een van de stukken die van de passende beoordeling onderdeel uitmaakt, wat er van die frase ook zij, kan aan de constatering dat in de rapporten de gevolgen van het project in het licht van artikel 2.8, tweede lid, Wnb zijn onderzocht en daarmee dus een passende beoordeling is gemaakt, niet afdoen.
Effecten op aangewezen vogels
11.1.
In beroep voert de stichting, (mede) onder verwijzing naar de door haar ingebrachte contra-expertise, gronden aan die zijn gericht tegen de beoordeling door het college van de effecten van de aanleg en het gebruik van de camping op de voor het Twiske aangewezen vogelsoorten. Deze gronden zien op de beoordeling van de vraag of er significante gevolgen van het project zijn voor roerdomp, bruine kiekendief, visdief en smient.
11.2.1.
Het college heeft de effecten van verstoring bepaald op basis van de Natuurtoets en de Notitie aangepast ontwerp. De Natuurtoets verwijst naar de Aanvulling. Verder heeft hij gebruikgemaakt van het Ecologisch beheerplan. E.C.O. Logisch en in navolging daarvan het college stelt zich voor wat betreft deze soorten op het volgende standpunt.
11.2.2.
E.C.O. Logisch gaat uit van het bestaande gebruik van de projectlocatie en het omliggende gebied voor intensieve recreatie.
Broedvogels
De roerdomp en bruine kiekendief broeden in overjarige rietzones. Die zijn binnen het projectgebied niet aanwezig. Dit type habitat is wel aanwezig op het schiereiland De Leers. De kortste afstand tussen het projectgebied en het overjarig riet op de Leers bedraagt 70 meter.
Roerdomp
Het meest optimale habitat voor de roerdomp bevindt zich in het midden van De Leers en aan de zuidoost oever van de Stootersplas. Een nest is op De Leers nooit aangetroffen. Er zijn meerdere locaties waar de roerdomp roept en dus aanwezig is rondom de Stootersplas. Een eerder bekende nestlocatie bevindt zich ten zuidoosten van het gebied. De roerdomp is afhankelijk van rust. Broedgevallen blijven op De Leers mogelijk uit door de aanwezigheid van recreanten en Schotse hooglanders. De roerdomp is gevoelig voor optische verstoring. Met de campingregels en het handhaven van de nachtrust, het voorkomen en sterk beperken van lichtverstoring en het beperken van geluid(soverlast) is verstoring te voorkomen. Optische verstoring is er overdag al op de tegenovergestelde oever door het huidig gebruik van het gebied door recreanten. Nachtelijke verlichting op de camping kan alleen toegestaan worden, als uitstraling naar gebieden waar de roerdomp verblijft, voorkomen wordt.
Bruine kiekendief en visdief
Er zijn geen broedgevallen van de bruine kiekendief bekend nabij het projectgebied. Het natte karakter van de overjarige rietkragen op De Leers is daarvoor mogelijk een oorzaak. Voor de visdief is in en nabij het projectgebied geen geschikt habitat aanwezig.
Niet-broedvogels
De relevante aangewezen niet-broedvogelsoort voor het Twiske is de smient.
Smient
De smient is voornamelijk in de winter in grote aantallen aanwezig op de Stootersplas. De plas is een overwinterings- en rustplaats van smienten. Het instandhoudingsdoel voor de smient is behoud van omvang en kwaliteit van het leefgebied voor gemiddeld 6.400 vogels (seizoensgemiddelde). Een aanwezig aantal van 10.000 individuen wordt bijna jaarlijks vermeld. De smienten verblijven buiten een verstoringszone die E.C.O. Logisch vaststelt op 100 meter vanaf de rand van het projectgebied. Directe verstoring van de overdag meestal rustende smienten treedt op bij afstanden van 90 m (tot wandelaars) tot meer dan 100 m (tot watersporters). Van watersport in relatie tot de camping is in de winterperiode geen sprake. Eventuele optische verstoring door de camping kan alleen plaatsvinden aan de noordzijde van zone A, maar dat verwacht het college in navolging van E.C.O. Logisch niet vanwege de afstand, de reeds aanwezige recreatie dichterbij de overwinteringszone en de afwezigheid van kampeerders op deze locatie in deze periode van het jaar. In de winterperiode verhuurt Twiske Haven de safaritenten niet en mag er niet met tenten worden gekampeerd, waardoor optische verstoring door campinggasten niet zal plaatsvinden. De safaritenten worden geplaatst op 100 meter ten zuiden van de oever ten noorden van De Leers, zodat deze met zekerheid buiten de verstoringszone vallen. De campers en ecolodges staan verder weg en zijn vanaf de Stootersplan ten noorden van De Leers niet of nauwelijks zichtbaar.
Het college concludeert in navolging van E.C.O Logisch dat voor geen van de genoemde doelsoorten wordt verwacht dat er significante negatieve effecten op zullen treden naar aanleiding van de realisatie en het uitbaten van de camping in de huidige planvorm, mits aan de voorschriften bij de vergunning is voldaan.
Beroepsgronden en contra-expertise ten aanzien van deze soorten
Roerdomp
11.3.1.
De stichting voert aan dat de roerdomp een schuwe vogel is die gevoelig is voor verstoring door oppervlakteverlies, mechanische effecten en geluid, licht, alsmede door optische verstoring. De roerdomp is ook gevoelig voor verontreiniging. Juist met de roerdomp gaat het in het IVOT slecht. De doelstelling voor de roerdomp in het IVOT – het behoud van 17 broedparen – wordt niet gehaald en daarom zou recreatie in het Twiske niet moeten worden uitgebreid, maar ingeperkt. Ook in de contra-expertise wordt gewezen op de noodzaak van voorkoming van verstoring door recreatie, met name in de vroege ochtend, avond en nachturen wanneer er geen mensen zijn en wanneer donkerte en rust heersen. Ten onrechte is in de ‘Natuurtoets’ gezegd dat het treffen van mitigerende maatregelen in het kampeerreglement voldoende is om verstoring te voorkomen. Zelfs als het kampeerreglement zou kunnen worden gehandhaafd, is niet onderbouwd of onderzocht of de maatregelen die daarin zijn genoemd verstoring voorkomen. Niet kan dus worden uitgesloten dat het project een significant effect kan hebben op het behalen van de instandhoudingsdoelstelling en de doelstelling tot uitbreiding van het aantal broedparen, aldus de stichting.
Bruine Kiekendief
11.3.2.
De stichting betoogt dat voor de bruine kiekendief de behouddoelstelling van 15 paar niet wordt gehaald. Onder verwijzing naar de contra-expertise stelt de stichting verder dat de bruine kiekendief zich landelijk gezien in een zeer ongunstige staat van instandhouding bevindt. Daarom is rust nodig in het Twiske om invloeden op het beperkte jachtgebied van deze soort te beperken. Met openstelling in de ochtend- en nachtelijke uren komt het jachtsucces en daarmee het gewenste herstel verder onder druk te staan. Anders dan in de Natuurtoets is gesteld, blijkt uit het beheerplan dat een nestlocatie bekend is aan de oostzijde van de Stootersplas. Realisatie van de camping verkleint het functioneel leefgebied van een dergelijke locatie. Temeer omdat avondrust en ontbrekende lichtverstoring afhankelijk is gemaakt van een niet handhaafbaar kampeerreglement en dus niet is geborgd. Niet kan dus worden uitgesloten dat het project een significant effect kan hebben op het behalen van de instandhoudingsdoelstelling van de bruine kiekendief, die in het gebied, aldus de stichting, toch al niet wordt gehaald.
Visdief
11.3.3.
De stichting voert aan dat in de Natuurtoets ten onrechte is volstaan met de vermelding dat geen waarnemingen van broedgevallen in het projectgebied bekend zijn. Een significant negatief effect wordt daarmee zonder het doen van noodzakelijk onderzoek uitgesloten. Dat is merkwaardig, aldus de stichting, omdat de visdief juist gevoelig is voor verstoring door licht en geluid. Uit de contra-expertise blijkt verder dat de populatie van de visdief de laatste jaren achteruit is gegaan. De doelstelling voor het IVOT is 180 broedparen. Er zijn er ongeveer 80, terwijl ook de landelijke staat van instandhouding zeer ongunstig is. Volgens de contra-expertise is de visdief vooral als broedvogel gevoelig voor verstoring door recreatie omdat die leidt tot de beperking van jachtsucces, vooral in natuurgebieden. Dat is, aldus de stichting, in het bestreden besluit ten onrechte miskend.
Smient
11.3.4.
De stichting voert aan dat uit de Aanvulling blijkt dat met name beweging verstorend werkt op de smient. De stichting wijst er verder op dat E.C.O. Logisch wel stelt dat één (lege) vanaf de Stooterplas zichtbare safaritent niet verstorend zou werken omdat dit een statisch element is, maar dat niet met zekerheid is vast te stellen dat de safaritenten buiten de verstoringszone vallen als deze op 100 meter ten zuiden van de oever worden gesitueerd. Dat geldt ook voor de ecolodges ook als die verder naar achteren worden geplaatst. Er is, aldus de stichting, ten onrechte niet onderzocht wat het effect is van de beweging van recreanten vanaf de safaritent naar de oever toe. De stichting verwacht dat dat regelmatig zal gebeuren. In haar contra-expertise wordt op verschillende gebreken gewezen in de Natuurtoets en Aanvulling met betrekking tot smienten. Zo ontbreekt een beoordeling van de gevolgen van de camping aan het water voor het rusten van de smienten overdag en hun foerageergebied en/of pleisterplaatsen. Niet alleen de oeverzones maar juist ook het water heeft voor smienten een cruciale functie, aldus de stichting. In de winter is het Twiske een belangrijk toevluchtsoord voor duizenden smienten voor ze naar Scandinavië trekken om te broeden. Daarnaast ontbreekt wat de gevolgen zijn van de verstoring (opvliegen en landen) voor het energieverbruik van smienten en watervogels in het algemeen. Het energieverbruik neemt, aldus de stichting, cumulatief toe met de verstoringsintensiteit. Zij acht dit in strijd met het doel van het natuurgebied als vogelrustgebied. Verder wordt in de beoordeling een verkeerde vluchtafstand gebruikt en een te krappe bufferzone (100 meter in plaats van 250-500 meter). Buiten de broedtijd heeft de smient, aldus de stichting, rustige foerageergebieden en rustplaatsen nodig van meer dan 300 tot 400 meter van paden of vaarroutes. Dit is veel ruimer dan de 100 meter die in de natuurvergunning wordt aangehouden. Actueel gaat het om circa 5.000 smienten. Dit aantal voldoet niet aan het instandhoudingsdoel van gemiddeld 6.400 vogels. Mogelijk hebben verstoringen door vaartuigen geleid tot lagere aantallen smienten in het gebied. Er is in de Natuurtoets en de Aanvulling niet gekeken naar foeragerende overwinterende smienten op de grazige oevers van het Twiske buiten de openingstijden van het natuurgebied en het is onduidelijk in hoeverre het oevergebied ’s nachts van belang is voor smienten. Vooral omdat de foto’s bij de Natuurtoets laten zien dat smienten volgens de stichting bij donker naar het oevergebied trekken; zij doen dat ook als het oevergebied rustig wordt, aldus de stichting.
Reactie op contra-expertise
11.4.
Twiske Haven heeft een schriftelijke reactie overgelegd van E.C.O. Logisch van 31 mei 2024, waarin wordt ingegaan op de contra-expertise van EcoNatura. E.C.O. Logisch stelt dat de contra-expertise ongefundeerde aannames en meningen bevat. E.C.O. Logisch wijst er verder op dat zij, anders dan EcoNatura, bekend is in Het Twiske: zij voert al jarenlang monitoringsonderzoeken uit in relatie tot het jaarlijkse festival Lentekabinet in het Twiske. De contra-expertise van EcoNatura is, aldus E.C.O. Logisch, gebaseerd op slechts één eenmalig veldonderzoek dat buiten het broedseizoen heeft plaatsgevonden. Over de foto’s van EcoNatura met smients in de oeverzone merkt E.C.O. Logisch op dat de foto’s zijn gemaakt in de zone ten noorden van het Paviljoen, zoals ook in de tekst staat benoemd. E.C.O. Logisch merkt op dat de smienten op de foto overdag op deze locatie aanwezig zijn ondanks de verstoringen door wandelaars en honden op de nabije oever.
Voor de visdief zijn er weinig rustige open plekken aanwezig in de omgeving van het projectgebied om tot broeden te komen. De bruine kiekendief is, aldus E.C.O. Logisch, in de directe omgeving van het projectgebied waarschijnlijk verdwenen onder invloed van begrazing. De aanleg van de camping heeft op deze soorten derhalve geen negatief effect, aldus E.C.O. Logisch.
De aanwezigheid van de roerdomp rondom Twiske Haven, de Leers en de Kragge/Nieuw Twiske volgt E.C.O. Logisch, zo stelt zij, sinds 10 jaar intensief. Er is geen geschikt broedbiotoop voor deze soort in het projectgebied aanwezig, enkel in de rietzones op de Leers en rond de Kragge. De Kragge ligt om de hoek op enige afstand van de projectlocatie. De Kragge en de Leers worden door het project niet aangetast en aanvullende optische verstoring vanuit de lodges geschiedt op ruime afstand. De dichtstbijzijnde roepende roerdomp die in de monitoring van de afgelopen jaren is waargenomen bevindt zich op circa 180-200 meter afstand van een huisje. Voor de roerdomp brengt de aanwezigheid van de camping hooguit een visuele verstoring op afstand met zich mee vanuit de zones die in de reguliere situatie ook al intensief worden gebruikt door recreanten. In het leefgebied van deze vogels wordt door de bouw van de camping geen ingreep gepleegd. E.C.O. Logisch geeft verder aan dat niet duidelijk is waarop de 500 en 250 meter verstoringsafstand voor de smient is gebaseerd, die EcoNatura heeft genoemd. Er is geen nuance aangegeven of een referentiesituatie. Verstoring is niet te vangen in vaste afstanden, maar is afhankelijk van de situatie, de soort, de omstandigheden, etc, aldus E.C.O. Logisch. Er wordt vaak gerefereerd aan “Krijgsveld et al” omdat dit het meest complete verzamelwerk is van verstoringsafstanden uit publicaties. In losse andere publicaties is echter altijd sprake van een nuance bij het bepalen van de verstoringsafstand en worden gegevens genoemd over een specifieke situatie. De nuance en specifieke situatie kunnen echter verloren gaan als alleen een gefixeerde afstand gehanteerd wordt. De verstoringsafstanden die genoemd worden, zijn soms gepubliceerd als waarneming, maar dat zegt niets over situaties waarin de afstand korter kan zijn. Daarnaast is de ene verstoring de andere niet.
Beoordelingskader
11.5.
Uit vaste jurisprudentie over de uitleg van de Hrl en de Vrl van het Hof van Justitie van de Europese Unie [5] met betrekking tot de passende beoordeling volgt dat alle aspecten van het project op basis van de beste wetenschappelijke kennis moeten worden beoordeeld. Verder volgt uit deze jurisprudentie dat de passende beoordeling geen leemten mag vertonen en volledige, nauwkeurige en definitieve constateringen en conclusies moet bevatten die elke redelijke wetenschappelijke twijfel over de gevolgen van de plannen of projecten voor het betrokken beschermde gebied wegnemen. Uit de passende beoordeling moet de zekerheid worden verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zal aantasten. Daarvan is sprake als er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel is dat er geen blijvende schadelijke gevolgen zijn voor de vogelsoorten waarvoor het gebied als Natura 2000-gebied als beschermd gebied is aangewezen.
11.6.
Een bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige – zoals in dit geval E.C.O. Logisch – afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten [6] . Deze zogeheten vergewisplicht is neergelegd in artikel 3:9 Awb voor de adviseurs die een wettelijke adviestaak hebben en volgt uit artikel 3:2 van de Awb, zoals in dit geval, voor andere adviseurs. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop, naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies van de door hem geraadpleegde deskundige afgaan en moet het het advies nader onderzoeken. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur een reactie op hetgeen een partij ten aanzien van het advies heeft aangevoerd.
11.7.
Gelet op dit beoordelingskader zal de rechtbank beoordelen of hetgeen de stichting in beroep heeft aangevoerd tegen de deskundigenrapporten die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, aanknopingspunten bieden voor twijfel aan de juistheid van die rapporten. Die aanknopingspunten moeten dan zodanig zijn dat dat de conclusie rechtvaardigt dat het college die rapporten niet aan de besluitvorming ten grondslag mocht leggen.
11.8.
De rechtbank ziet daarvoor geen grond. Daarbij is allereerst van belang dat E.C.O. Logisch, zo is niet in geschil, een onafhankelijk deskundige is. De door E.C.O. Logisch opgestelde rapporten zijn navolgbaar en consistent. Hetgeen in de contra-expertise van EcoNatura naar voren wordt gebracht, biedt – mede gelet op het Ecologisch beheerplan, dat het college in zijn beoordeling heeft betrokken - onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van de rapportages van E.C.O. Logisch. Hoewel EcoNatura de Natuurtoets (en de Aanvulling en de Notitie aangepast ontwerp) tot op detailniveau heeft bestreden, zal de rechtbank hierna volstaan met het daaruit enkele belangrijke hoofdzaken uitlichten om haar oordeel nader toe te lichten.
De onderbouwing van de onderzoeken
11.9.
De rechtbank stelt vast dat de rapporten van E.C.O. Logisch zijn onderbouwd met literatuur en wetenschappelijk onderzoek. Er is geen grond te twijfelen aan de juistheid van die onderbouwing. Anders dan EcoNatura, die het gebied slechts eenmaal (buiten het broedseizoen) heeft bezocht – voert E.C.O. Logisch bovendien al jarenlang – in opdracht van AnteaGroup – in het Twiske broedvogelonderzoeken uit voor het meerdaags festival ‘Lentekabinet’. Die onderzoeken zien op de hier relevante (broed)vogelsoorten, zodat zij ook over kennis uit die onderzoeken beschikt. E.C.O. Logisch doet jaarlijks ook aanvullende waarnemingen van vleermuizen in Twiske haven in de periode april-juni en heeft in de afgelopen 10 jaar diverse andere projecten uitgevoerd in het Twiske. Daarom kent de rechtbank een zwaarder gewicht toe aan de rapporten van E.C.O. Logisch, nu die mede zijn gebaseerd op dit jarenlange concrete onderzoek.
Het beoordelingsperspectief
11.10.
De rechtbank concludeert dat belangrijke verschillen in de conclusies van E.C.O. Logisch en EcoNatura hun grondslag vinden in het verschil in visie tussen de ecologen over het perspectief waarbinnen het project moet worden beoordeeld. E.C.O. Logisch gaat uit van een locatie die intensief wordt gebruikt en mag worden gebruikt voor recreatie. EcoNatura meent dat het gebied als gevolg van die recreatie al dusdanig onder druk staat en sprake is van een neerwaartse spiraal, dat geen extra activiteiten in het gebied zouden moeten worden toegestaan, om het gebied uit die neerwaartse spiraal te trekken. Dit verschil in perspectief is er mede debet aan dat in de contra-expertise van EcoNatura andere conclusies worden getrokken dan in de beoordeling van E.C.O. Logisch.
11.11.
Bij het opstellen van een passende beoordeling moet worden uitgegaan van de bestaande, feitelijke (planologisch legale) situatie [7] . Voor de feitelijke situatie van het gebied acht de rechtbank een rapport van Sweco van 16 december 2021 van belang, dat het college heeft overgelegd, waarin een evaluatie is gemaakt van de eerste beheerplanperiode 2016-2022 van het Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske.
11.12.
In de gebiedsbeschrijving op pagina 7 staat dat het Twiske onderdeel is van het Natuurnetwerk Nederland en dat het een drukbezocht recreatiegebied is. Op pagina 17 in tabel 3.2 zijn de instandhoudingsdoelstellingen weergegeven. Ten aanzien van de broedvogels zien die voor de roerdomp, bruine kiekendief en visdief op behoud van de omvang en kwaliteit van het leefgebied. De instandhoudingsdoelstellingen voor de aangewezen soorten niet-broedvogels zien op behoud van de omvang en kwaliteit van het leefgebied. Samenvattend stelt Sweco op pagina 76 dat voor de broedvogelsoorten roerdomp en bruine kiekendief het instandhoudingsdoel niet wordt gehaald. Voor de roerdomp zou meer geschikt broedgebied moeten worden gecreëerd en ook een beperking van verstoring door recreatie zou een positief effect kunnen hebben op de aantallen broedparen. Dat laatste geldt ook voor de bruine kiekendief. De afname van de visdief wordt waarschijnlijk vooral veroorzaakt doordat nieuwe kolonies elders bezet worden. Voor die soort is niet duidelijk in hoeverre er voldoende geschikt broedbiotoop aanwezig is. Voor wat betreft de niet-broedvogels ligt het aantal smient onder het instandhoudingsdoel. Voor de smient ligt de oorzaak in een verschuiving in het winterverspreidingsgebied en de beschikbaarheid van geschikt foerageergebied buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Voor de smient zijn aanvullende maatregelen daarom, aldus de evaluatie, niet nodig.
11.13.
E.C.O. Logisch heeft de effecten van de aanleg en gebruik van de camping tegen die achtergrond juist beoordeeld en terecht onderzocht wat de effecten zijn van de camping op het gebied in de staat zoals die was ten tijde van de passende beoordeling. Voor zover de conclusies van EcoNatura afwijken van die van E.C.O. Logisch vanwege een verschil in visie over het beoordelingsperspectief, kan de contra-expertise dan ook niet afdoen aan de passendheid van de beoordeling van E.C.O. Logisch.
Cumulatieve effecten geluid en licht
12.1.
De stichting voert aan dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de cumulatieve effecten van geluid en verlichting van het project met andere projecten in het Twiske. De effecten van het Lentekabinet, een klimpark, een hondenkennel en het verkeer in de omgeving hadden bij de beoordeling moeten worden betrokken. Bovendien heeft E.C.O. Logisch verzuimd de almaar groeiende recreatie in het Twiske in zijn beoordeling te betrekken.
12.2.
De rechtbank volgt de stichting daar niet in. Het college heeft voldoende gemotiveerd dat cumulatieve effecten en dus ook van de door de stichting bedoelde andere activiteiten, die van invloed zouden kunnen zijn op de instandhoudingsdoelstellingen, kunnen worden uitgesloten. Het – vergunde – festival Lentekabinet duurt slechts twee dagen en heeft daarom alleen een hele korte periode meer geluid en verstoring tot gevolg. De aanwezigheid van de camping zal in dat opzicht cumulatief niet tot (extra) verstorende activiteiten leiden. Gelet op de op de (natuur)camping geldende regels over geluid en licht zijn daar immers geen harde geluiden of ontoelaatbaar verstorend licht te verwachten. Daar komt nog bij dat de maatregelen die worden getroffen rondom het festival en het hele proces (opbouw, festivaldagen en afbouw) rond het festival onder deskundige ecologische begeleiding plaatsvinden, waardoor de gevolgen van het festival voor de instandhoudingsdoelstellingen (voldoende) worden beperkt, zoals in de natuurvergunning voor het festival is geoordeeld. Van de andere door de stichting bedoelde activiteiten is ook niet aannemelijk geworden dat er sprake is van een onaanvaardbare, cumulatieve verstoring met die activiteiten door de camping.
12.3.
Indien en voor zover de stichting er op doelt dat in de cumulatietoets ook rekening zou moeten worden gehouden met een mogelijke uitbreiding van recreatie in het Twiske in de toekomst, volgt de rechtbank haar daarin ook niet. In de passende beoordeling is het college uitgegaan van de bestaande, feitelijke (planologisch legale) situatie. Daarin is het intensief recreatief gebruik dat al van het Twiske wordt gemaakt terecht als uitgangspunt genomen. Met toekomstige onzekere ontwikkelingen hoeft in de te maken toets geen rekening te worden gehouden.
(Cumulatieve) effecten van stikstof
13.1.
De stichting voert aan dat de kritische depositiewaarde van stikstofgevoelige habitats nu al wordt overschreden en dat voor de camping daarom geen toestemming kan worden gegeven, omdat de camping extra stikstofemissie meebrengt. Daarbij komt, aldus de stichting, dat het cumulatieve effect van de activiteiten in en rond het gebied niet is meegenomen, zoals bijvoorbeeld het festival Lentekabinet, het nieuwe klimpark, de hondenkennel en de verkeersbewegingen van 1,6 miljoen bezoekers per jaar van en naar het Twiske. Uit een door de stichting gemaakte berekening waarbij ook het festival Lentekabinet is betrokken komt de stikstofdepositie op daarvoor gevoelige habitats volgens de stichting (al) uit op 0,01 mol/ha/jr. Dat is te hoog. Omdat in de voorschriften ook geen duidelijke verbodsbepaling is opgenomen op het gebruik van brandstof voor de verwarming van de campers, tenten en ecolodges, is onaanvaardbare stikstofdepositie op daarvoor gevoelige habitats buiten Het Twiske als gevolg van stoken niet uitgesloten, aldus de stichting.
13.2.
De rechtbank volgt de stichting daarin niet. Los van de vraag of de relativiteitseis in de weg staat aan een beroep van de stichting op de stikstofregels, omdat zij zich volgens haar statuten richt op het Twiske waar geen sprake is van voor stikstofdepositie gevoelige, beschermde habitats en niet op andere deelgebieden in IVOT, waar wel sprake is van habitats die gevoelig zijn voor overmatige stikstofdepositie, heeft het college terecht overwogen dat bij projecten die ten opzichte van de referentiesituatie niet leiden tot een toename van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige natuurwaarden een cumulatietoets niet nodig is. [8] In dit geval is, zoals blijkt uit door partijen overgelegde berekeningen, geen sprake van een project dat ten opzichte van de referentiesituatie leidt tot een meetbare toename van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige natuurwaarden in deelgebieden elders in IVOT. De stikstofemissie wordt namelijk niet anders veroorzaakt dan door beperkt verkeer van en naar de natuurcamping en het zeer beperkte gebruik van gasflessen voor koken. Gelet hierop heeft het college dan ook geen onderzoek naar cumulatieve effecten in verband met deze activiteiten hoeven uitvoeren. Daarbij geldt dat de rechtbank de stichting niet volgt in haar stelling dat (meetbare) stikstofdepositie als gevolg van stoken niet is uitgesloten. Daarbij is van belang dat in de natuurvergunning, in overeenstemming met de aanvraag, is bepaald dat er geen (vaste) gasaansluitingen of andere stookinstallaties worden gerealiseerd en dat campers, tenten en de ecolodges niet met brandstof worden verwarmd.
Natuur Netwerk Nederland
14.1.
De stichting wijst op het ontbreken van een beoordeling in het bestreden besluit van de overlap van natuurwaarden van het Natuur Netwerk Nederland (NNN), waar Het Twiske ook onderdeel van uitmaakt, en de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied.
14.2.
Met het college is de rechtbank van oordeel dat het toetsingskader in deze zaak wordt gevormd door artikel 2.7, tweede lid, Wnb, dat (uitsluitend) ziet op de instandhouding van het gebied als Natura 2000-gebied. Van de aan te leggen toets maakt een beoordeling van de effecten van het project op het NNN geen onderdeel uit. De rechtbank laat de grond daarom verder buiten bespreking. Ten overvloede merkt de rechtbank nog wel op dat uit de aanvraag blijkt dat wel gezocht wordt naar compensatie voor het project als dat het NNN zou beperken.
Tussenconclusie
15. Gelet op voorgaande overwegingen heeft het college op goede gronden geoordeeld dat het project, gelet op de getroffen maatregelen en uitgaande van de aan de vergunning verbonden voorschriften, geen significante negatieve effecten heeft voor het Twiske als Vrl-gebied en de andere deelgebieden in het Natura 2000-gebied IVOT, zodat vergunning kon worden verleend. Hierna zal de rechtbank wel nog de beroepsgronden beoordelen die de stichting heeft aangevoerd tegen de aan de natuurvergunning verbonden voorschriften. De rechtbank citeert daarbij het voorschrift in cursieve tekst.
Voorschrift 6
De aanleg en de ingebruikname van de camping dient binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van dit toestemmingsbesluit gestart te zijn.
16.1.
De stichting wijst er op dat voor de aanleg van de camping in voorschrift 6 geen einddatum is opgenomen en betoogt dat daardoor de aanlegfase oneindig kan voortduren, zonder dat de effecten daarvan opnieuw worden beoordeeld.
16.2.
De rechtbank is met het college van oordeel dat het voorschrift geen aanpassing behoeft. De effecten van de aanleg en de ingebruikname van de camping zijn alle beoordeeld en uit de passende beoordeling is de zekerheid verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Het in het besluit opgenomen voorschrift bevat niet een onredelijk lange termijn voor de aanleg en ingebruikname van de natuurcamping, gelet op de andere door Twiske Haven te verkrijgen toestemmingen voor realisatie van het project. Indien en voor zover met de uitvoering van het project een zodanig lange tijd gemoeid zal zijn dat de uit de passende beoordeling verkregen zekerheid niet langer opgaat, kan dat wellicht anders komen te liggen , maar dat is op dit moment geen reden de termijn voor aanleg en ingebruikname nu nader af te bakenen.
Voorschrift 7
Er dienen geen gasaansluitingen of andere stookinstallaties aangelegd te worden op de camping. Daarnaast dient geen gebruik te worden gemaakt van brandstof voor verwarming van de campers, tenten en de ecolodges.
17.1.
De stichting betoogt dat voorschrift 7 niet handhaafbaar is omdat daarin geen verbodsbepaling is opgenomen.
17.2.
Met het college is de rechtbank van oordeel dat het voorschrift voldoende duidelijk is. Uit het voorschrift komt voldoende tot uitdrukking dat er op de camping geen gasaansluitingen of andere stookinstallaties mogen worden aangelegd en dat de campers, tenten en ecolodges niet met fossiele brandstoffen worden verwarmd. Het voorschrift is daarmee ook handhaafbaar. Daarbij heeft het college ook terecht erop gewezen, dat indien van de aanvraag wordt afgeweken Twiske Haven mogelijk in overtreding is, waartegen handhavend kan worden opgetreden. In de aanvraag heeft Twiske Haven aangegeven dat op de camping geen gasaansluitingen komen die met andere brandstof worden verwarmd, dan met elektriciteit, zodat dat geen stikstofemissie tot gevolg heeft.
Voorschrift 8
Er dienen geen bomen gekapt te worden op het campingterrein.
18.1.
De stichting betoogt dat de plannen voor veld C niet zijn te realiseren. Voor realisatie van de ecolodges is volgens de stichting bomenkap nodig, terwijl voorschrift 8 bomenkap verbiedt.
18.2.
De rechtbank ziet in deze grond geen aanleiding om de vergunning (geheel of gedeeltelijk) niet in stand te laten. Het voorschrift in de natuurvergunning is duidelijk: bomen kappen om ecolodges te plaatsen is niet toegestaan. Als een of meer van de ecolodges op de natuurcamping vanwege dit voorschrift niet kunnen worden gerealiseerd, zal Twiske Haven een gewijzigde aanvraag aan het college moeten voorleggen, om die plaatsing alsnog te kunnen realiseren. Dit zal alsdan opnieuw moeten worden beoordeeld.
Voorschrift 9
Een kampeerreglement wordt opgesteld en gedeeld. Deze zal eveneens op borden zichtbaar zijn bij de toegang van de camping.
19.1.
De stichting betoogt dat voorschrift 9 weliswaar voorschrijft dat een kampeerreglement wordt opgesteld en gedeeld, maar dat het voorschrift niets zegt over de inhoud daarvan. Als met het kampeerreglement wordt gedoeld op ‘Kampeerregels om de natuur te beschermen’ van Twiske Haven, stelt de stichting dat het college die regels in dat stuk niet kan handhaven. Er is, aldus de stichting, ook al staan daarover regels in het kampeerreglement dus geen waarborg dat de camping niet voor optische verstoring en verstoring door licht en geluid zal zorgen.
19.2.
Deze grond gaat ook niet op. Zoals het college heeft aangevoerd is het voorschrift gericht aan Twiske Haven. Het is aan Twiske Haven om campinggasten te informeren over de ter plaatse geldende regels. Die regels, ook die over voorkomen van verstoring door campinggasten zijn geborgd in de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften. Indien Twiske Haven er niet voor zorgt dat die uitgangspunten, regels en voorschriften uit de vergunning worden nageleefd, kan tegen de vergunninghouder, Twiske Haven, handhavend worden opgetreden..
Voorschrift 10
Verlichting dient tot een minimum te worden beperkt. Indien gebruik gemaakt wordt van verlichting, dient dit amberkleurige, UV-vrije verlichting te zijn, met bewegingssensor, naar beneden gericht en zonder uitstraling richting het water.
20.1.
De stichting voert aan dat voorschrift 10 niet handhaafbaar is omdat het daarin opgenomen ‘tot een minimum beperkt’ een vage en niet handhaafbare bepaling is.
20.2.
Noch daargelaten dat het voorschrift zelf ook beperkingen aan de verlichting stelt, wijst het college terecht op de ‘Natuurtoets’ en de ‘Notitie aangepast ontwerp’ waarin is opgenomen dat met ‘tot een minimum beperkt’ wordt bedoeld ‘natuurvriendelijk, niet sterk, naar beneden gericht, geen uitstraling richting het water’. Deze bedoeling komt ook tot uitdrukking in het lichtplan die van de aanvraag onderdeel uitmaakt. Daarin staat waar en op welke wijze de verlichting wordt aangebracht. Van een te vaag en niet handhaafbaar voorschrift is dan ook geen sprake. Daarbij komt dat het college Twiske Haven er op heeft gewezen dat als zij niet conform de aanvraag handelt, zij mogelijk in overtreding is en daartegen handhavend kan worden opgetreden.
Voorschrift 14
De havenmeester dient toe te zien op het schoonhouden van het terrein en onderhoud van het groen.
21.1.
De stichting betoogt dat dit voorschrift te vrijblijvend is geformuleerd. Toezien op schoonhouden en onderhoud betekent niet dat er daadwerkelijk (regelmatig) schoonmaak en onderhoud plaatsvindt. Een schoon en goed onderhouden terrein, en daarmee Natura 2000-gebied, is hiermee niet gewaarborgd.
21.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college afdoende gemotiveerd dat voor aanpassing van dit voorschrift geen aanleiding bestaat. Het voorschrift is duidelijk en concreet. Daaruit volgt dat de havenmeester kan worden aangesproken op de staat van het terrein en het groen. Verder geldt dat Twiske Haven (ook commercieel) baat heeft bij een schoon en onderhouden camping. De rechtbank ziet geen aanleiding het voorschrift aan te laten passen.
Voorschrift 15
Gemotoriseerd vaarverkeer vanaf het campingterrein op de Sloterplas is niet toegestaan.
22.1.
De stichting betoogt dat met dit voorschrift alleen het verbod van gemotoriseerd vaarverkeer vanaf de camping is geregeld. Het ziet niet op gemotoriseerd vaarverkeer naar het kampeerterrein, terwijl ook dat moet worden verboden.
22.2.
Het college heeft aangegeven dat met dit voorschrift een algeheel verbod voor gemotoriseerd vaarverkeer van en naar de camping is beoogd, maar dat dit inderdaad niet goed in voorschrift 15 is verwoord. Dat leidt niet tot vernietiging van de bestreden vergunning en aanpassing van het voorschrift. Zoals het college betoogt impliceert een verbod op vertrekkend vaarverkeer ook een verbod op aankomend vaarverkeer. Verder geldt dat uit de stukken die behoren tot de aanvraag en waarop de vergunning is gebaseerd, blijkt dat Twiske Haven een natuurvergunning heeft aangevraagd onder het voorschrift dat ‘gemotoriseerd vaarverkeer niet [is] toegestaan op de Stootersplas’. [9] In het besluit heeft het college er op gewezen dat indien van de aanvraag wordt afgeweken Twiske Haven in overtreding komt waartegen handhavend kan worden opgetreden.
Voorschrift 16
De safaritenten dienen in de winterperiode (1 oktober – 1 april) niet te worden gebruikt.
23.1.
De stichting voert aan dat voorschrift 16 te vrijblijvend is geformuleerd. Er zou bovendien duidelijk moeten worden gemaakt dat het gebruik van safaritenten, ecolodges, tenten en campers in de periode van 1 oktober tot 1 april helemaal niet is toegestaan.
23.2.
Ook dit voorschrift kan in stand blijven. Dit voorschrift is opgesteld in overeenstemming met de aanvraag waaruit blijkt dat Twiske Haven voornemens is (alleen) de safaritenten in de winterperiode niet te gebruiken. Het gebruik van de lodges en campers in de winterperiode heeft het college passend beoordeeld. Onder meer omdat voor de camperplaatsen stroompunten worden gerealiseerd en voor de ecolodges elektriciteitsleidingen worden aangelegd, is het ook mogelijk daarvan in de winterperiode gebruik te maken, zonder onaanvaardbare stikstofemissie. Dat is ook beoogd en dat heeft het college ook passend beoordeeld. Hiervoor is reeds overwogen dat er ook voor andere gevolgen van het project, zoals de mogelijke verstoring van vogels, geen grond is voor het oordeel dat campers in de winter geen gebruik zouden mogen maken van de camping of de ecolodges niet zouden mogen worden gebruikt.

Conclusie en gevolgen

24. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de natuurvergunning in stand blijft en de bepalingen uit de Wnb over gebiedsbescherming niet aan realisatie van de camping in de weg staan. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt de stichting het betaalde griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, en mr. drs. J.H.A.C. Everaerts en mr. drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2024.
griffier
Voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken, Staatscourant 4 juni 2013, nr. 14643. Twiske (en Ilperveld en Varkensland) waren eerder bij besluiten van 24 maart 2000, gewijzigd op 11 januari 2005, als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn.
2.Vogelrichtlijn: richtlijn 2009/147/EG (gecodificeerde versie) van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20).
3.Habitatrichtlijn: richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992 L 206).
4.Opgesteld op 16 februari 2023 door EcoNatura
5.Zie bijvoorbeeld het arrest van 7 november 2018, ECLI:EU:C:2018:882
6.Vergelijk uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder bijvoorbeeld de uitspraak van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4250
7.Vergelijk onder meer de uitspraken van de Raad van State van 20 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3530) en 4 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:683)
8.Zie ook rechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2225)
9.Zie Natuurtoets pagina 33