In deze civiele procedure vordert eiser 1 voeging aan de zijde van Nebig c.s. op basis van artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat hij het niet eens is met de vordering die eiser 2 heeft ingesteld tegen Nebig c.s. De kantonrechter in Alkmaar heeft de incidentele vordering tot voeging afgewezen, omdat eiser 1 niet heeft aangetoond welke nadelige gevolgen hij zou ondervinden van een ongunstige uitkomst voor Nebig c.s. Eiser 1 en eiser 2 zijn deelgenoten van een onroerende zaak, maar de kantonrechter oordeelt dat eiser 1 onvoldoende heeft onderbouwd dat hij belang heeft bij de voeging. De procedure heeft geleid tot een beoordeling van de rechten en belangen van de deelgenoten in het licht van de vorderingen die tegen Nebig c.s. zijn ingesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser 1 niet heeft aangetoond dat hij nadeel ondervindt van de procedure die door eiser 2 is gestart. De vordering tot voeging wordt afgewezen en eiser 1 wordt veroordeeld in de proceskosten. De zaak wordt verder behandeld in de hoofdzaak, waarbij de rolzitting is vastgesteld op 11 september 2024.