ECLI:NL:RBNHO:2024:11971

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
10957635 \ CV EXPL 24-577
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van leasetermijnen en schadevergoeding na ontbinding huurkoopovereenkomst voor bedrijfsauto

In deze zaak vordert Hiltermann Lease B.V. betaling van leasetermijnen en schadevergoeding na de ontbinding van een huurkoopovereenkomst voor een bedrijfsauto, een Audi Q2. De kantonrechter heeft de vordering (deels) toegewezen, omdat de huurkoper, vertegenwoordigd door de bewindvoerder, tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het verweer van de bewindvoerder dat Hiltermann haar zorgplicht heeft geschonden, werd niet gevolgd. De gevorderde incassokosten en rente zijn afgewezen, omdat deze gebaseerd waren op een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden van Hiltermann.

De procedure begon met een dagvaarding en omvatte onder andere een tussenvonnis en een mondelinge behandeling. De huurkoopovereenkomst werd op 11 juli 2022 gesloten, waarbij de huurkoper een maandelijks leasebedrag van € 382,26 verschuldigd was. Na een betalingsachterstand heeft Hiltermann de overeenkomst op 7 december 2022 ontbonden. De bewindvoerder voerde aan dat Hiltermann haar zorgplicht had geschonden, maar de kantonrechter oordeelde dat Hiltermann geen bijzondere zorgplicht had en dat de risico's van de huurkoopovereenkomst niet onredelijk waren.

De kantonrechter verklaarde de overeenkomst ontbonden en veroordeelde de bewindvoerder tot betaling van € 1.911,30 aan achterstallige leasetermijnen en € 17.024,30 aan schadevergoeding. De vordering tot onvoorwaardelijke afgifte van de auto werd afgewezen, maar voorwaardelijk toegewezen voor het geval de auto alsnog in het bezit komt van de bewindvoerder of de huurkoper. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de ontbinding van de overeenkomst.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 10957635 \ CV EXPL 24-577 TB
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
Hiltermann Lease B.V.,te Hoofddorp,
eisende partij,
hierna te noemen: Hiltermann
gemachtigde: P.J.M. Veuger,
tegen
de besloten vennootschap
Des Bewindvoering, te Alkmaar,
in de hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam 1], handelend onder de naam [naam 2]
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder en [naam 1]
gemachtigde: mr. W.G. Westerman.
De zaak in het kort
In deze zaak vordert een leasemaatschappij betaling van leasetermijnen en schadevergoeding, na ontbinding van een huurkoopovereenkomst voor een bedrijfsauto. De kantonrechter wijst de vordering (deels) toe, omdat de huurkoper tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het verweer van de (bewindvoerder van de) huurkoper dat de leasemaatschappij haar zorgplicht heeft geschonden, wordt niet gevolgd. De gevorderde incassokosten en rente worden wel afgewezen, omdat de vordering op dit onderdeel gebaseerd is op een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden van de leasemaatschappij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 22 mei 2024;
- de brief van 29 mei 2024 van Hiltermann met aanvullende productie 6;
- de e-mail van 16 augustus 2024 van de bewindvoerder met aanvullende productie 7
- de mondelinge behandeling van 19 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Op 11 juli 2022 is een schriftelijke huurkoopovereenkomst gesloten tussen Hiltermann als leasemaatschappij en [naam 1] . Op basis van de overeenkomst is [naam 1] aan Hiltermann onder meer een maandelijks leasebedrag van € 382,26 verschuldigd ter financiering van een aan haar geleverde auto, een Audi Q2 met [kenteken] (hierna: de auto). Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing verklaard. Bij aflevering van de auto is een bedrag van € 4.000,00 betaald.
2.2.
Hiltermann heeft [naam 1] bij brief van 2 november 2022 gesommeerd om over te gaan tot betaling van € 1.824,85 aan achterstallige leasetermijnen. Hiltermann heeft bij brief van 7 december 2022 de overeenkomst met [naam 1] ontbonden.
2.3.
[naam 1] is op 1 februari 2023 onder bewind gesteld. Per e-mail van 10 februari 2023 heeft de bewindvoerder van [naam 1] aan Hiltermann laten weten dat [naam 1] de auto niet in haar bezit heeft en dat zij de auto heeft uitgeleend/verhuurd. [naam 1] heeft op 14 februari 2023 bij de politie aangifte gedaan van verduistering van de auto.

3.Het geschil

3.1.
Hiltermann vordert dat voor recht wordt verklaard dat de overeenkomst is ontbonden en dat de bewindvoerder wordt veroordeeld tot afgifte van de auto. Daarnaast wordt gevorderd dat de bewindvoerder wordt veroordeeld tot betaling van € 1.911,30 aan achterstallige leasetermijnen en € 28.852,28 aan schadevergoeding, vermeerderd met de contractuele rente, waarop de opbrengst van verkoop van de auto in mindering kan komen. Ook wordt gevorderd dat de bewindvoerder wordt veroordeeld tot betaling van € 2.693,56 aan buitengerechtelijke incassokosten, inname- en aangiftekosten en proceskosten. Hiltermann heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening. Hiltermann legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [naam 1] de verschuldigde leasetermijnen niet heeft voldaan, dat Hiltermann de overeenkomst daarom terecht heeft ontbonden, en dat [naam 1] op grond van de algemene voorwaarden een schadevergoeding verschuldigd is gelijk aan het totaal van de leasetermijnen die [naam 1] had moeten betalen als de overeenkomst in stand was gebleven.
3.2.
De bewindvoerder is het niet eens met de vordering. Volgens de bewindvoerder heeft Hiltermann haar zorgplicht geschonden, doordat zij [naam 1] bij het sluiten van de overeenkomst niet heeft gewezen op de risico’s die met de huurkoopovereenkomst samenhangen. Verder stelt de bewindvoerder dat [naam 1] door de zogenoemde reflexwerking van het consumentenrecht in feite als consument heeft te gelden. Hiltermann had daarom temeer de plicht om te onderzoeken of [naam 1] daadwerkelijk de maandelijkse lasten van de huurkoopovereenkomst kon dragen. Daarnaast voert de bewindvoerder aan dat niet duidelijk is op grond waarvan Hiltermann schadevergoeding vordert, dat Hiltermann ten onrechte haar schade niet heeft beperkt en dat de vordering wat betreft de contractuele rente en de buitengerechtelijke incassokosten op een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden berust. De bewindvoerder wijst erop dat de auto niet kan worden teruggegeven door [naam 1] , omdat zij de auto direct na het sluiten van de overeenkomst in gebruik heeft gegeven aan derden en de auto daarna is verduisterd en verdwenen.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak met name om de vraag of voor recht moet worden verklaard dat de huurkoopovereenkomst tussen partijen is ontbonden en of de bewindvoerder moet worden veroordeeld tot afgifte van de auto en betaling van een bedrag van € 28.852,28.
4.2.
De kantonrechter zal voor recht verklaren dat de overeenkomst is ontbonden met de brief van Hiltermann van 7 december 2022. Tussen partijen staat immers niet ter discussie dat [naam 1] op dat moment een zodanige betalingsachterstand had dat ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd was vanwege de tekortkoming door [naam 1] . De bewindvoerder heeft overigens ook geen verweer gevoerd tegen de gevorderde verklaring voor recht.
4.3.
Ook de vordering om de bewindvoerder te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.911,30 aan achterstallige leasetermijnen wordt toegewezen. [naam 1] was op grond van de huurkoopovereenkomst verplicht om de leasetermijnen te betalen en vast staat dat zij geen enkele termijn heeft betaald. Niet in geschil is dat de verschuldigde leasetermijnen tot de datum van de ontbinding van de overeenkomst in totaal € 1.911,30 zijn. De bewindvoerder zal dus worden veroordeeld tot betaling daarvan.
4.4.
De gevorderde schadevergoeding is ook toewijsbaar, maar niet het gehele gevorderde bedrag van € 28.852,28. Zoals Hiltermann in de dagvaarding heeft toegelicht, is Hiltermann na ontbinding van de overeenkomst op grond van artikel 43 van de toepasselijke algemene voorwaarden gerechtigd om het nog niet betaalde deel van de leaseprijs onmiddellijk vervroegd op te eisen. Aan de hand van het door Hiltermann overgelegde betaalschema kan worden vastgesteld dat er na ontbinding van de overeenkomst op 7 december 2022 nog 55 leasetermijnen van € 382,26 verschuldigd waren, dus een bedrag van € 21.024,30. Daarop moet een contante betaling van € 4.000,00 nog in mindering komen, omdat niet is gesteld of gebleken dat die betaling in mindering strekt op de achterstallige leasetermijnen. De stelling van Hiltermann op de zitting dat een lager bedrag aan schadevergoeding moet leiden tot een hoger bedrag aan achterstallige leasetermijnen kan de kantonrechter niet volgen, omdat die stelling onvoldoende is onderbouwd en gemotiveerd, en Hiltermann haar eis op dit punt ook niet heeft gewijzigd. Dat betekent dat de bewindvoerder zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 17.024,30.
4.5.
De kantonrechter volgt niet de stelling van de bewindvoerder dat Hiltermann haar zorgplicht heeft geschonden, ook niet als ervan moet worden uitgegaan dat [naam 1] bij het aangaan van de huurkoop in feite niet als ondernemer is opgetreden, maar veeleer als consument of particulier. De huurkoopovereenkomst waar het hier om gaat is, anders dan bijvoorbeeld effectenlease, geen bijzonder ingewikkeld of risicovol product. Er wordt via huurkoop een auto gekocht, de huurkoper betaalt daarvoor een maandelijks bedrag en in geval van tussentijdse beëindiging kan de verkoopopbrengst van de auto in mindering komen op de schadevergoeding die de huurkoper verschuldigd is. Uit de aard van de overeenkomst of de omstandigheden waaronder die is aangegaan volgt in ieder geval niet dat op Hiltermann een specifieke of bijzondere zorgplicht rust. Hiltermann heeft als leasemaatschappij ook niet een zorgplicht vergelijkbaar met die van financiële instellingen bij kredietverstrekking.
4.6.
Hiltermann heeft op de zitting en in de stukken toegelicht dat zij bij het aangaan van de overeenkomst een controle heeft gedaan via een zogeheten EDR-check (een databank waarmee de kredietwaardigheid van consumenten en bedrijven kan worden beoordeeld), het register van de Kamer van Koophandel heeft geraadpleegd, en bij de beoordeling van de kredietwaardigheid van [naam 1] rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat bij het aangaan van de overeenkomst een contante betaling is gedaan van € 4.000,00. Verder is van belang dat sprake is van een relatief beperkte maandlast van de huurkoop, te weten een leasetermijn van € 382,26 per maand. Hiltermann heeft erop gewezen dat de risico’s voor de huurkoper ook beperkt zijn, omdat de auto als onderpand en zekerheid dient en de opbrengst bij verkoop daarvan kan worden gebruikt voor het voldoen van een eventuele schadevergoeding als de overeenkomst voortijdig eindigt.
4.7.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden heeft Hiltermann geen zorgplicht geschonden. Daarbij neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat niet is gebleken dat Hiltermann concrete aanwijzingen had die voor haar aanleiding hadden moeten zijn om nader onderzoek te doen naar de financiële situatie van [naam 1] . De stelling van de bewindvoerder dat [naam 1] kort geleden was gestart met haar onderneming en nog nauwelijks omzet had, is op zichzelf onvoldoende grond om te oordelen dat Hiltermann nader onderzoek had moeten doen.
4.8.
De nadelige financiële gevolgen voor [naam 1] van de huurkoopovereenkomst zijn in dit geval met name veroorzaakt door de omstandigheid dat [naam 1] kennelijk als gevolg van verslavingsproblematiek nimmer enige leasetermijn heeft betaald, dat zij de auto direct na het aangaan van de huurkoop heeft afgestaan aan derden, en dat die derden de auto hebben verduisterd. Doordat de auto direct is afgestaan aan derden en vervolgens is verduisterd, kan geen bedrag aan verkoopopbrengst in mindering worden gebracht op de schadevergoeding. Dit risico heeft Hiltermann niet kunnen voorzien en een op Hiltermann rustende zorgplicht kan niet zo ver gaan dat zij op dergelijke risico’s zou moeten wijzen of daarmee rekening zou moeten houden.
4.9.
De kantonrechter ziet ook niet in dat Hiltermann haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden, zoals de bewindvoerder stelt. Het beperken van de schade kan vooral worden bewerkstelligd doordat de auto door de derden wordt teruggegeven aan [naam 1] dan wel doordat die derden de schade vergoeden die [naam 1] lijdt door de verduistering van de auto. Het ligt in de eerste plaats op de weg van de bewindvoerder om daartoe actie te ondernemen, temeer nu [naam 1] kennelijk bekend is met de identiteit van de derden. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat Hiltermann op de zitting heeft toegelicht dat de politie de auto ook alleen zal retourneren aan [naam 1] als kentekenhouder en als degene die aangifte van verduistering heeft gedaan.
4.10.
Er is ook geen schending van Hiltermann van haar schadebeperkingsplicht doordat zij de auto niet heeft verzekerd. Op grond van de huurkoopovereenkomst moest [naam 1] immers de auto verzekeren. Dat heeft zij ook gedaan, maar op de zitting heeft de bewindvoerder opgemerkt dat die verzekering is geroyeerd, omdat de premie niet is betaald. Dat de auto niet verzekerd was, komt dus voor rekening en risico van [naam 1] . Anders dan de bewindvoerder stelt, kon van Hiltermann niet gevergd worden dat zij de auto na de ontbinding van de overeenkomst alsnog zou verzekeren, nog daargelaten of dat mogelijk was na verduistering van de auto.
4.11.
De kantonrechter zal de vordering ten aanzien van de contractuele rente en de buitengerechtelijke incassokosten afwijzen, omdat deze berusten op een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden. Daarbij is het volgende van belang.
4.12.
Met de bewindvoerder is de kantonrechter van oordeel dat [naam 1] de huurkoopovereenkomst weliswaar niet als consument is aangegaan, maar dat haar positie grote gelijkenis vertoont met die van een consument. Die overeenkomst heeft ook geen betrekking op de eigenlijke beroeps- of bedrijfsactiviteiten van [naam 1] . De kantonrechter zal daarom bij de beoordeling of sprake is van een oneerlijk beding mede betrekken dat [naam 1] een vergelijkbare bescherming verdient als een consument. [1]
4.13.
De vordering ten aanzien van de contractuele rente berust op artikel 15 van de algemene voorwaarden en dat artikel houdt in dat een rente van 1,5% per maand verschuldigd is, wat neerkomt op een rente van 18% per jaar. Dat is (veel) meer dan de wettelijke (handels-) rente op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Het rentebeding is daarom oneerlijk, wat betekent dat het beding wordt vernietigd. Als een beding oneerlijk is, kan niet worden teruggevallen op de wettelijke regeling. Er is gelet daarop geen grond om de subsidiair gevorderde wettelijke rente toe te wijzen. [2]
4.14.
Hiltermann maakt op grond van artikel 53 van de algemene voorwaarden aanspraak op incassokosten van 10% van de hoofdsom, met een minimum van € 250,00. Dit beding wijkt af van de wettelijke regeling voor incassokosten. [3] Het beding gaat ervan uit dat alle kosten verschuldigd zijn en er is geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat hogere kosten in rekening kunnen worden gebracht dan wettelijk is toegestaan. De kantonrechter zal het beding daarom vernietigen vanwege het oneerlijk karakter daarvan. Dat heeft tot gevolg dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. Ook hier geldt dat niet kan worden teruggevallen op de wettelijke regeling.
4.15.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om eerdergenoemd beding van artikel 43 van de algemene voorwaarden, op grond waarvan Hiltermann het nog niet betaalde deel van de leaseprijs vervroegd heeft opgeëist, als oneerlijk aan te merken. Hiltermann had immers ook op grond van de algemene wettelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek nakoming kunnen vorderen van [naam 1] , in de vorm van betaling van alle leasetermijnen, dan wel schadevergoeding kunnen vorderen. Overigens voorziet het beding in een redelijke vergoeding voor door Hiltermann geleden verlies of gederfde winst, en voorziet dat beding er in samenhang met artikel 44 van de algemene voorwaarden ook in dat de verkoopopbrengst van de auto in mindering komt op de schadevergoeding die de huurkoper verschuldigd is. Verder is het beding voldoende duidelijk en transparant.
4.16.
De gevorderde eventuele kosten voor het doen van aangifte bij de politie en eventuele innamekosten worden afgewezen. Deze vorderingen zien immers op een toekomstige, onzekere gebeurtenis en zijn op dit moment dus niet opeisbaar.
4.17.
De vordering van Hiltermann om onvoorwaardelijke afgifte van de auto wordt afgewezen, omdat vast staat en Hiltermann heeft erkend dat de auto is verduisterd en de bewindvoerder en [naam 1] de auto niet meer in hun bezit hebben. Zij kunnen de auto dus niet teruggeven. De vordering kan wel voorwaardelijk worden toegewezen, zoals door Hiltermann op de zitting is verzocht, namelijk voor het geval de auto alsnog in het bezit komt van de bewindvoerder of [naam 1] en/of de auto door de politie aan de bewindvoerder of [naam 1] wordt teruggegeven. Hiltermann heeft daar ook belang bij. Aan die voorwaardelijke veroordeling kan ook de door Hiltermann gevorderde dwangsom worden verbonden, met een maximum van € 20.000,00 (de meest recente geschatte marktwaarde van de auto).
4.18.
De gevraagde voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat een dergelijke voorziening alleen kan worden gegeven voor de duur van deze procedure en die procedure eindigt met dit vonnis.
4.19.
De kantonrechter zal bepalen dat beide partijen de eigen kosten moeten betalen, omdat zij beide op punten ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de huurkoopovereenkomst met betrekking tot de auto, de Audi Q2 met [kenteken] , is ontbonden,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder voorwaardelijk tot afgifte van de auto aan Hiltermann, dan wel een door haar aan te wijzen derde, indien en voor zover de auto alsnog in het bezit komt van de bewindvoerder of [naam 1] en/of de auto door de politie aan de bewindvoerder of [naam 1] wordt teruggegeven, binnen 72 uur na dat moment, op straffe van een dwangsom van € 400,00 per dag dat met de afgifte in gebreke wordt gebleven en met een maximum van € 20.000,00,
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder om aan Hiltermann tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 17.024,30, met dien verstande dat indien de auto wordt ingeleverd en vervolgens verkocht door Hiltermann dit bedrag in mindering wordt gebracht op de openstaande vordering,
5.4.
veroordeelt de bewindvoerder om aan Hiltermann tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.911,30,
5.5.
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten moeten betalen,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, afgezien van onderdeel 5.1,
5.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 8 september 2023, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2023:1197 (
2.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023, te vinden op eur-lex.europa.eu met nummer ECLI:EU:C:2023:14.
3.Art. 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.