In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een aannemingsovereenkomst gesloten met [gedaagde] BOUWBEDRIJF B.V. voor de bouw van een aanbouw aan hun woning. De aanbouw, opgeleverd op 23 augustus 2019, vertoonde na anderhalf jaar vochtproblemen, wat leidde tot een rechtszaak. Eisers vorderden vervangende schadevergoeding voor de gebreken die de vochtproblematiek veroorzaakten. Gedaagde betwistte de vordering en stelde voor zelf de gebreken te herstellen. De rechtbank oordeelde dat gedaagde in verzuim was geraakt door niet tijdig te reageren op de ingebrekestelling van eisers. De rechtbank wees een deel van de vordering toe, waarbij het bedrag van € 5.195,74 werd toegewezen voor herstelkosten, naast deskundigenkosten en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank concludeerde dat gedaagde aansprakelijk was voor de gebreken en dat de door eisers gevorderde kosten redelijk waren, ondanks de betwisting door gedaagde. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van aannemers bij het opleveren van gebrekkige werken en de rechten van opdrachtgevers om schadevergoeding te vorderen.