ECLI:NL:RBNHO:2024:11899

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
11137891 \ CV EXPL 24-1422
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van abonnementskosten en reiskosten door NS Reizigers B.V. tegen gedaagde met erkenning van de vordering en ambtshalve toetsing van informatieplichten

In deze zaak heeft NS Reizigers B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die niet in de procedure is verschenen, waardoor de kantonrechter verstek heeft verleend. De gedaagde heeft later verzet aangetekend en de vordering erkend, maar heeft aangegeven dat zij het openstaande bedrag al heeft betaald, zij het na de vereiste betalingstermijn. NS Reizigers vordert betaling van € 40,00, bestaande uit een hoofdsom van € 157,21 en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de abonnementsovereenkomst op afstand is gesloten en dat NS Reizigers moet voldoen aan de precontractuele informatieplichten volgens het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft geoordeeld dat NS Reizigers aan deze informatieplichten heeft voldaan, maar niet aan de contractuele informatieplicht. Hierdoor wordt de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd, wat leidt tot een toewijsbare hoofdsom van € 156,81. De kantonrechter heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen en de proceskosten vastgesteld op € 343,14, die door de gedaagde moeten worden betaald. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11137891 \ CV EXPL 24-1422
Uitspraakdatum: 17 oktober 1024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
NS Reizigers B.V.
gevestigd te Utrecht
eiseres
verder te noemen: NS Reizigers
gemachtigde: LAVG BV (Groningen)
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
verschenen in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
NS Reizigers heeft bij dagvaarding van 22 mei 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. Omdat [gedaagde] niet in de procedure is verschenen, heeft de kantonrechter verstek verleend.
1.2.
Per e-mail van 10 juli 2024 is [gedaagde] in verzet gekomen. Hiermee heeft [gedaagde] het verstek gezuiverd. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord. NS Reizigers heeft hierop schriftelijk gereageerd en haar vordering verminderd, waarna [gedaagde] nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De vordering en het verweer

2.1.
NS Reizigers vordert – na vermindering van eis – dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 40,00 Dit bedrag bestaat uit de hoofdsom van € 157,21 (€ 5,60 aan abonnementsgelden, € 124,91 aan reiskosten en € 26,70 aan gebruikskosten) en € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, waarop een betaling van € 157,21 in mindering strekt. NS Reizigers vordert ook veroordeling in de verdere rente en de proceskosten. NS Reizigers legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] uit hoofde van het Basisproduct NS Flex, het NS Flex abonnement en de overeenkomst personen vervoer een bedrag van in totaal € 157,21 aan haar verschuldigd is. [gedaagde] heeft de door NS Reizigers verzonden factuur, ondanks diverse aanmaningen, onbetaald gelaten.
2.2.
[gedaagde] heeft de vordering erkend. [gedaagde] wijst erop dat ze het openstaande bedrag al heeft betaald, zij het na de vereiste betalingstermijn. [gedaagde] verzoekt om een betalingsregeling voor de openstaande nota.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] heeft de vordering in hoofdsom erkend. Zij heeft in dat kader op 8 juli 2024, na dagvaarding, een bedrag van € 157,21 voldaan.
De abonnementsovereenkomst
3.2.
Vast staat dat de abonnementsovereenkomst op afstand is gesloten. Daarom moet bij het aangaan van deze overeenkomst zijn voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
3.3.
NS Reizigers vindt dat zij voor wat betreft de abonnementsovereenkomst heeft voldaan aan de precontractuele informatieplichten ex artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafdrukken van het bestelproces overgelegd, voorzien van een toelichting.
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat NS Reizigers hiermee voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230, eerste lid, BW.
3.5.
Voor wat betreft de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v, zevende lid, onder a, BW heeft NS Reizigers niet (voldoende) gesteld en onderbouwd dat deze is nagekomen. De overgelegde bestelbevestiging bevat namelijk geen informatie over de wijze van betaling zoals bedoeld in artikel 6:230m, eerste lid, onder g, BW. NS Reizigers stelt weliswaar dat [gedaagde] een machtiging heeft gegeven aan NS Reizigers om de abonnementsgelden, reiskosten en gebruikskosten automatisch af te schrijven, maar dat blijkt niet uit de bestelbevestiging.
3.6.
De kantonrechter zal voor deze schending een sanctie toepassen.
Welke sanctie hoort hierbij?
3.7.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [1] en onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 [2] moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
3.8.
De overeenkomst zal gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 25% van de door [gedaagde] verschuldigde abonnementsgelden. De sanctie wordt toegepast op het oorspronkelijk door [gedaagde] verschuldigde bedrag, zodat daarvan resteert een bedrag van € 4,20 (€ 5,60 x 0,75) aan abonnementsgelden. Dit bedrag aan abonnementsgelden is toewijsbaar.
De reisovereenkomst
3.9.
De reisovereenkomst ex artikel 8:100 BW valt onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de hierin genoemde informatieplichten. Dit deel van de vordering (€ 124,91) is dan ook toewijsbaar.
OV-fiets
3.10.
De kantonrechter is van oordeel dat de overeenkomst met betrekking tot het huren van een OV-fiets moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst binnen de verkoopruimte in de zin van artikel 6:230l BW. De eisende partij heeft met de overgelegde toelichting voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten van dit artikel. De gevorderde kosten voor het huren van een OV-fiets zijn toewijsbaar (€ 26,70).
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
3.11.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [3] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Concrete ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
3.12.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard:
- Productvoorwaarden NS Flex geldig vanaf mei 2021 (hierna: de Productvoorwaarden);
- Algemene voorwaarden voor het vervoer van Reizigers en Handbagage van de Nederlandse Spoorwegen (AVR-NS) geldig vanaf 1 augustus 2022 (Hierna: De Algemene Voorwaarden); en
- Algemene voorwaarden stads- en streekvervoer geldig vanaf 1 mei 2015.
Incassobedingen
3.13.
In de Productvoorwaarden staat een beding over incassokosten (artikel 12.6). De kantonrechter heeft in een eerder vonnis in een andere zaak overwogen dat dit een oneerlijk beding betreft. [4] Daarom is dat beding vernietigd. De kantonrechter ziet, gelet op het gestelde in de dagvaarding en uitgaande van de huidige stand van de jurisprudentie, in deze zaak geen aanleiding om daar anders over te denken.
3.14.
Gelet hierop worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Eenzijdige prijswijzigingsbedingen
3.15.
Uit de stukken is gebleken dat NS Reizigers geen in dit geval geen gebruik heeft gemaakt van een eenzijdig prijswijzigingsbeding, zodat deze bedingen geen verband houden met de onderhavige vordering. Daarom zal de kantonrechter deze bedingen niet toetsen op (on)eerlijkheid.
De Algemene Voorwaarden en de Algemene Voorwaarden stads- en streekvervoer
3.16.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat in de Algemene Voorwaarden en de Algemene Voorwaarden stads- en streekvervoer geen bedingen staan die verband houden met de onderhavige vordering. Daarom zal de kantonrechter deze bedingen niet toetsen op (on)eerlijkheid.
De conclusie en kosten
3.17.
[gedaagde] heeft de vordering erkend. Dat betekent dat de vordering ten aanzien van de reiskosten (€ 124,91), OV-fietskosten (€ 27,70) en de abonnementsgelden (€ 4,20) toewijsbaar is, in totaal een bedrag van € 156,81. De gevorderde rente is ook toewijsbaar, zoals hierna vermeld, omdat [gedaagde] hiertegen geen verweer heeft gevoerd en zij in verzuim is. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden, gelet op rechtsoverweging 3.13. afgewezen.
3.18.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 157,21 na dagvaarding voldaan. NS Reizigers heeft haar vordering met dat bedrag verminderd. Het verschil tussen de oorspronkelijke vordering van € 157,21 en de toewijsbare hoofdsom van € 156,81 is € 0,40. Dit bedrag dient nog in mindering te worden gebracht op de hierna vermelde proceskosten.
3.19.
Omdat [gedaagde] ongelijk krijgt, moet zij de proceskosten (inclusief de nakosten) betalen aan NS Reizigers. De proceskosten worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 80,00 (2 punten x € 40,00)
- nakosten € 20,00 (plus de kosten van betekening zoals
vermeld in de beslissing)
Totaal € 343,54
Minus verschil € 0,40
-----------
Totaal € 343,14
3.20.
[gedaagde] heeft bij haar laatste reactie vermeld dat zij met de gemachtigde van NS Reizigers een betalingsregeling heeft getroffen. Dat wat [gedaagde] aan NS Reizigers ter aflossing op de getroffen betalingsregeling heeft voldaan, strekt op het hiervoor genoemde bedrag in mindering. De kantonrechter vertrouwt erop dat dit op een correcte manier wordt uitgevoerd.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over € 156,81 vanaf 22 mei 2024 tot 8 juli 2024.
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten die tot en met vandaag voor NS Reizigers worden vastgesteld op € 343,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44.
2.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, te vinden op rechtspraak.nl.
3.HvJ 27 januari 2021, C229/19 en C289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).
4.Zie het tussenvonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 september 2023 ECLI:NL:RBNHO:2023:12873 en het eindvonnis van 22 november 2024 ECLI:NL:RBNHO:2023:11969.