ECLI:NL:RBNHO:2024:11889

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
HAA 24/701
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over rijgeschiktheid na medische onderzoeken en rijtesten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een inwoner van Bergen (NH), en de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiseres was niet rijgeschikt verklaard na medische onderzoeken en rijtesten, wat leidde tot de ongeldigverklaring van haar rijbewijs. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het CBR, waarin werd gesteld dat zij niet geschikt was om te rijden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de politie op 24 januari 2023 een melding ontving over eiseres, die verward was en niet wist waar zij was. Na een onderzoek door een neuroloog en twee rijtesten, concludeerde het CBR dat eiseres niet in staat was om veilig deel te nemen aan het verkeer. Eiseres voerde aan dat een verklaring van haar ANWB rijcoach haar rijgeschiktheid bevestigde, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaring niet voldoende was om de conclusies van de deskundigen te weerleggen.

De rechtbank benadrukte dat de deskundigen die de rijtesten afnamen speciaal zijn opgeleid en dat hun bevindingen meer gewicht moesten krijgen dan de verklaring van de rijcoach. Eiseres had de mogelijkheid om haar rijgeschiktheid opnieuw te laten beoordelen, maar de rechtbank vond geen aanleiding om het besluit van het CBR te herzien. De rechtbank concludeerde dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs niet onevenredig was en dat eiseres geen gelijk kreeg in haar beroep. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/701

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Bergen (NH), eiseres

(gemachtigde: mr. C.G. Peerik),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

(gemachtigde: mr. M. Ouhbib).

Procesverloop

1.1.
Met het besluit van 26 oktober 2023 maakt verweerder kenbaar dat uit medische onderzoeken is gebleken dat eiseres niet geschikt is om te rijden en dat haar rijbewijs ongeldig wordt verklaard.
1.2.
Met het bestreden besluit van 10 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.
1.5.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting is nog een brief van eiseres van 31 oktober 2024 ontvangen. De rechtbank heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. De brief is met deze uitspraak naar verweerder gestuurd.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 24 januari 2023 kreeg de politie een melding dat eiseres op zoek was naar haar auto en behoorlijk in de war was. De politie is ter plaatse gekomen en heeft een rapportage opgemaakt met daarin de volgende constateringen. Eiseres gaf onduidelijke antwoorden op de vragen die werden gesteld en zij kwam moeilijk uit haar woorden. Toen eiseres naar huis werd gebracht bleef zij verward en wist zij tot 50 meter voor haar woning niet waar zij was. Zij wist ook niet waar haar sleutels of rijbewijs waren. Eiseres gaf aan medicatie te gebruiken vanwege TIA’s in het verleden. Omdat er duidelijke aanwijzingen waren dat eiseres lijdt aan een aandoening waardoor zij gedeeltelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, heeft de politie besloten haar rijbewijs in te vorderen.
3. De politie heeft verweerder ingelicht en verweerder heeft bij besluit van 21 februari 2023 aan eiseres opgelegd dat zij moet meewerken aan een onderzoek naar haar rijgeschiktheid. Eiseres is daarvoor eerst verwezen naar een neuroloog, die onder meer constateerde dat sprake is van restverschijnselen na een eerdere beroerte. Vervolgens is eiseres verwezen voor een rijtest. Eiseres heeft in totaal twee rijtesten afgelegd. Uit de verslagen van beide rijtesten blijkt dat eiseres door de aanwezige deskundige niet in staat is geacht de aandacht te richten op zaken die op dat moment voor de verkeersveiligheid prioriteit moeten hebben. De testen zijn onvoldoende beoordeeld. Als gevolg hiervan heeft verweerder besloten om eiseres niet rijgeschikt te verklaren en haar rijbewijs ongeldig te verklaren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Eiseres heeft daarin aangevoerd dat uit de overgelegde verklaring van haar ANWB rijcoach zou blijken dat zij wel rijgeschikt is. Verweerder heeft ten onrechte geen navraag gedaan bij deze rijcoach. Dat had wel gemoeten omdat verweerder deze rijcoach heeft aangewezen en de ANWB een toonaangevende instelling is op het gebied van verkeersveiligheid. Onduidelijk is waarom aan het oordeel van de rijcoach minder gewicht wordt toegekend. Gelet op de verklaring van de rijcoach, is volgens eiseres sprake van een zeer uitzonderlijk geval waarin de regelgeving buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen daarvan onevenredig voor haar uitwerken.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de conclusie van rijongeschiktheid gedragen door de bevindingen naar aanleiding van de rijtesten. De door eiseres overgelegde verklaring van de rijcoach kan aan deze bevindingen niet afdoen. Daarvoor is het volgende van belang.
7. Door verweerder is opgemerkt dat de deskundigen praktische rijgeschiktheid die de rijtesten afnemen speciaal zijn opgeleid voor het uitvoeren van rijproeven ter beoordeling van de rijgeschiktheid. Die opleiding heeft praktische als medisch inhoudelijke elementen. Het is vaste rechtspraak dat het beoordelen van de rijgeschiktheid de expertise is van deze deskundigen. [1] Uit de rapporten van deze deskundigen volgt dat speciale beoordelingspunten zijn doorlopen tijdens de door eiseres afgelegde rijtesten. De verklaring van de ANWB rijcoach volgt niet datzelfde beoordelingskader, alleen al omdat niet alle beoordelingspunten daarin worden belicht. De verklaring is daarnaast onvoldoende specifiek. Uit de stelling van de rijcoach dat eiseres vlot en vertrouwd door het verkeer rond Alkmaar en omstreken rijdt, blijkt bijvoorbeeld niet onder wat voor omstandigheden is gereden. Daarbij volgt uit de verklaring weliswaar dat met eiseres geoefend is in het parkeren achteruit, de kijkstructuur bij het afslaan en het lezen en toepassen van verkeersborden, maar daarmee is nog niet gezegd dat eiseres deze aspecten voldoende beheerst. Daartegenover staan de rapporten van de deskundigen waarin de score op alle beoordelingspunten gemotiveerd is met concrete voorbeelden uit de rijtest. Gelet daarop mocht verweerder meer gewicht toekennen aan deze rapporten en is terecht geen aanleiding gezien om navraag te doen bij de rijcoach. Te meer nu in het verweerschrift en ter zitting onweersproken is gesteld dat de ANWB rijcoach niet door verweerder is aangesteld.
8. In het licht van het voorgaande kan de enkele verklaring van de rijcoach niet leiden tot het oordeel dat de gevolgen voor eiseres, te weten de ongeldigverklaring van haar rijbewijs, voor haar onevenredig uitwerken. Andere omstandigheden waaruit zou volgen dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs in haar geval onevenredig zou zijn, zijn ook niet gebleken. Daarbij merkt de rechtbank op dat eiseres middels een nieuwe aanvraag bij verweerder haar rijgeschiktheid opnieuw kan laten beoordelen, wat zij blijkens het dossier al in gang heeft gezet. Het standpunt van eiseres dat sprake zou zijn van een zeer uitzonderlijk geval waarin de regelgeving buiten toepassing moet blijven, wordt dan ook niet gevolgd.
9. Ter zitting heeft eiseres ten slotte benadrukt dat de politie haar onheus heeft bejegend. Zij heeft niets fout gedaan en voelt zich onterecht bestraft. De bejegening door de politie, hoe ook door eiseres ervaren, staat echter los van de besluitvorming door verweerder en daarom ook los van het beoordelingskader in deze procedure. De rechtbank is ook doordrongen van het feit dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs voor eiseres van grote invloed is op de wijze waarop zij haar mobiliteit het liefst zou vormgeven. Daarin kan echter geen grond worden gevonden om over het vorenstaande anders te oordelen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Boon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van State van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1458.