ECLI:NL:RBNHO:2024:11868
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gezamenlijk gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarigen na internationale verhuizing
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 november 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag en de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem te bepalen. De vader en moeder, beiden van Poolse nationaliteit, hebben van 2013 tot januari 2024 een affectieve relatie gehad en hebben samen drie minderjarigen. De moeder is medio januari 2024 met de kinderen naar Polen vertrokken, wat leidde tot een geschil over de rechtsmacht en de zorg voor de kinderen. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de minderjarigen op het moment van indiening van het verzoekschrift hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen contra-indicaties zijn voor gezamenlijk gezag en dat het in het belang van de minderjarigen is dat de vader gelijkwaardig wordt belast met het gezag. De hoofdverblijfplaats van de minderjarigen is bij de vader bepaald, met als doel dat de kinderen vrij en onbelast contact met beide ouders kunnen hebben. De moeder is verplicht om de kinderen uiterlijk op 1 januari 2025 aan de vader over te dragen, met een dwangsom van € 500 per dag bij niet-naleving. De rechtbank heeft ook een certificaat afgegeven voor de tenuitvoerlegging van de beschikking in Polen.