In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap. Het verzoek is ingediend door de verzoeker, die zich zorgen maakt over de financiële en medische belangen van betrokkene, die lijdt aan dementie. De verzoeker stelt dat betrokkene tweemaal slachtoffer is geworden van diefstal en dat verweerder, die de belangen van betrokkene behartigt, zonder overleg beslissingen neemt over haar zorg en behandeling.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, de bijlagen, en de verklaringen van betrokkenen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 oktober 2024 is duidelijk geworden dat betrokkene een levenstestament heeft laten opmaken, waarin zij verweerder en haar broer een algemene volmacht heeft gegeven. De kantonrechter oordeelt dat het levenstestament van betrokkene gerespecteerd moet worden, tenzij er goede redenen zijn om hiervan af te wijken.
De rechter concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die nopen tot afwijking van het levenstestament. De verstoorde familiaire verhoudingen zijn op zichzelf onvoldoende reden om een bewindvoerder of mentor aan te stellen. De verzoeken worden afgewezen, en de kantonrechter benadrukt dat er geen wettelijke verplichting bestaat om inzage te geven in de financiële zaken van betrokkene. De beslissing is genomen door mr. M.P. de Valk, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.