ECLI:NL:RBNHO:2024:11780

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
11051426
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van een mondelinge overeenkomst van opdracht tussen LC Architects B.V. en [gedaagde]

In deze civiele zaak vordert LC Architects B.V. (hierna: LC Architects) betaling van € 3.174,95 van [gedaagde], die zij stelt te zijn verschuldigd op basis van een mondelinge overeenkomst van opdracht. LC Architects heeft werkzaamheden verricht voor [gedaagde], maar de kantonrechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat er daadwerkelijk een overeenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter wijst op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] en concludeert dat LC Architects onvoldoende heeft onderbouwd dat er een betalingsverplichting bestaat. De feiten wijzen erop dat [gedaagde] als contactpersoon voor een derde partij, [bedrijf 2], optrad en dat de werkzaamheden niet voor haar, maar voor [bedrijf 2] zijn verricht. De kantonrechter wijst de vordering van LC Architects af en veroordeelt haar in de proceskosten, die zijn begroot op € 611,00. De wettelijke rente over de proces- en nakosten wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11051426 \ CV EXPL 24-2395
Vonnis van 13 november 2024
in de zaak van
LC ARCHITECTS B.V.,
te Groningen,
eisende partij,
hierna te noemen: LC Architects,
gemachtigde: Florijn Incasso B.V.,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijf 1],
te [plaats 1],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. W.A. van Sambeek.
De zaak in het kort
Eiseres stelt dat zij met gedaagde mondeling een overeenkomst van opdracht heeft gesloten. Zij wil dat gedaagde betaalt voor de door eiseres verrichte werkzaamheden.
De kantonrechter oordeelt dat niet vast is komen te staan dat tussen partijen daadwerkelijk een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Eiseres heeft daarover, gelet op de gemotiveerde betwisting door gedaagde, onvoldoende gesteld. De vordering van eiseres wordt daarom afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 12;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5;
- het tussenvonnis van 26 juni 2024, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- de mondelinge behandeling van 17 oktober 2024 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
LC Architects exploiteert een onderneming gespecialiseerd in ingenieurs- en overig technisch ontwerp en advies. LC Architects wordt vertegenwoordigd door de heer [betrokkene 1], eigenaar (hierna: [betrokkene 1]).
2.2.
[gedaagde] heeft een eenmanszaak met de naam ‘[bedrijf 1]’ en exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met eventcatering.
2.3.
[betrokkene 1] en [gedaagde] hebben in het verleden een vriendschappelijke relatie gehad, waarbij [betrokkene 1] voor [gedaagde] werkzaamheden op zijn vakgebied als vriendendienst heeft verricht.
2.4.
Op 7 november 2022 hebben [betrokkene 1] en [gedaagde] in persoon een gesprek gehad. Na van dit gesprek heeft LC Architects een schets/ontwerp voor een ruimte genaamd “The transfer” gemaakt. Op 8 november 2022 heeft [betrokkene 1] het ontwerp in een PDF-bestand via WhatsApp naar [gedaagde] verstuurd.
2.5.
Op 15 november 2022 heeft [betrokkene 1] een factuur voor de door LC Architects verrichte werkzaamheden naar het mailadres van [gedaagde] verstuurd. Omdat [gedaagde] de factuur niet had ontvangen, heeft [betrokkene 1] haar op 17 november 2024 nog een keer de factuur toegezonden.
2.6.
[gedaagde] heeft de factuur niet betaald. LC Architects heeft voor het eerst op 16 december 2022 een betalingsherinnering naar [gedaagde] gestuurd. Op 2 maart 2023 heeft de gemachtigde van LC Architects [gedaagde] gesommeerd om de factuur van LC Architects te betalen. [gedaagde] heeft op deze sommatie op 12 maart 2023 gereageerd en niet aan de sommatie van LC Architects voldaan.

3.Het geschil

3.1.
LC Architects vordert dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 3.174,95, bestaande uit:
  • € 2.475,66 aan hoofdsom;
  • € 327,94 aan wettelijke handelsrente;
  • € 371,35 aan buitengerechtelijke incassokosten,
vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW (subsidiair de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW) en de proceskosten.
3.2.
LC Architects legt hieraan het volgende ten grondslag. Zij stelt dat tussen haar en [gedaagde] een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. LC Architects heeft werkzaamheden voor [gedaagde] verricht in de vorm van het maken van een ontwerp voor de inrichting van een pop-up restaurant van [gedaagde]. In totaal is door [betrokkene 1] en twee medewerkers 32 uur aan het ontwerp besteed, waarvan 22 uur aan [gedaagde] in rekening zijn gebracht. Omdat [gedaagde] niet heeft betaald, is [gedaagde] te kort geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting. [gedaagde] moet die verplichting alsnog nakomen en de schade die LC Architects door de tekortkoming van [gedaagde] lijdt, vergoeden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
LC Architects vordert nakoming van de betalingsverplichting door [gedaagde] en beroept zich voor vergoeding van haar schade op een tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van die betalingsverplichting. Voordat beoordeeld kan worden of sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] in een betalingsverplichting, moet eerst worden vastgesteld of op [gedaagde] een betalingsverplichting rustte, hetgeen [gedaagde] betwist. Beoordeeld moet dus worden of partijen, zoals LC Architects stelt, een overeenkomst van opdracht met elkaar zijn overeengekomen, en zo ja, met welke inhoud. De vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, moet worden beantwoord aan de hand van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Aanbod en aanvaarding behoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden. Zij kunnen in elke vorm plaatsvinden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen. [1] Op LC Architects rusten de stelplicht en (bij voldoende gemotiveerde betwisting) de bewijslast van haar stelling dat een opdrachtovereenkomst tussen haar en [gedaagde] tot stand is gekomen.
Standpunten partijen
4.2.
LC Architects stelt dat [gedaagde] in het gesprek op 7 november 2022 mondeling opdracht heeft gegeven aan LC Architects voor het maken van een ontwerp voor een pop-up restaurant van [gedaagde] aan de [adres] te [plaats 2]. [gedaagde] was bekend met de werkwijze en geldende tarieven van LC Architects omdat zij op 7 november 2022 van LC Architects een goodiebag heeft ontvangen met daarin haar algemene voorwaarden en prijslijst. LC Architects heeft verder aangevoerd dat in artikel 2.1 van haar algemene voorwaarden weliswaar staat dat de overeenkomst tot stand komt door aanvaarding van de offerte door de opdrachtgever, maar dat in dit geval de overeenkomst mondeling is gesloten vanwege de vriendschappelijke relatie tussen [betrokkene 1] en [gedaagde]. Dat [gedaagde] LC Architects heeft benaderd voor [bedrijf 2] is volgens LC Architects tijdens het gesprek op 7 november 2022 of later nooit genoemd. Verder blijkt volgens LC Architects uit de handelingen van partijen ná 7 november 2024 dat een overeenkomst tussen partijen bestond. LC Architects stelt daartoe dat zij actief met de opdracht bezig is geweest. [gedaagde] was ook positief over het geleverde ontwerp. Daarnaast heeft [gedaagde] LC Architects nooit gevraagd om haar werkzaamheden te staken. Bovendien heeft [gedaagde] de factuur op haar eigen mailadres ontvangen en behouden, aldus nog steeds het betoog van LC Architects.
4.3.
[gedaagde] voert tegen de vordering van LC Architects het volgende aan. Zij heeft voor haar onderneming geen eigen bedrijfslocatie en heeft LC Architects benaderd voor haar opdrachtgever [bedrijf 2]. [gedaagde] is als barista werkzaam voor [bedrijf 2]. De locatie van [bedrijf 2] is de [adres] te [plaats 2]. [gedaagde] ging op 7 november 2022 op verzoek van [bedrijf 2] met LC Architects in gesprek om te kijken of LC Architects iets kon betekenen voor [bedrijf 2]. [bedrijf 2] wilde haar lunchruimte aantrekkelijk maken. [gedaagde] voert aan dat zij dit ook tijdens het gesprek aan LC Architects duidelijk heeft gezegd. LC Architects heeft bij het gesprek op 7 november 2022 niet gesproken over het in rekening brengen van kosten voor het maken van het ontwerp. Het ontwerp dat LC Architects had gemaakt, was niet voor [gedaagde], maar voor [bedrijf 2], aldus [gedaagde]. [bedrijf 2] wilde uiteindelijk niet de opdracht aan LC Architects verstrekken, omdat [bedrijf 2] andere aannemers had gevonden. Zij heeft dit aan LC Architects over de telefoon op 14 november 2022 verteld. Ook uit de WhatsAppberichten tussen partijen blijkt dat [gedaagde] [bedrijf 2] heeft genoemd, aldus ook [gedaagde]. Zij voert tegenover de stellingen van LC Architects aan dat zij LC Architects niet heeft gevraagd haar werkzaamheden te staken omdat zij in de veronderstelling was dat de werkzaamheden voor [bedrijf 2] werden verricht. Zij heeft de factuur naar haar eigen mailadres laten toesturen, omdat ze van plan was de factuur naar [bedrijf 2] door te sturen. Ze was echter geschrokken van de hoogte van de factuur. [gedaagde] had hoogstens materiaalkosten verwacht. Omdat ze niet had verwacht dat de kosten voor de werkzaamheden zo hoog zouden zijn, heeft ze pas later de factuur naar [bedrijf 2] doorgestuurd, aldus het betoog van [gedaagde].
Geen sprake van overeenkomst van opdracht tussen partijen
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat LC Architects, tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan [gedaagde] gehouden was om de factuur te betalen. Daartoe is het volgende redengevend.
4.5.
Partijen zijn het er over eens dat zij op 7 november 2022 met elkaar hebben gesproken over het maken van een interieurontwerp door LC Architects. [gedaagde] heeft gemotiveerd weersproken dat zij op dat moment opdracht heeft gegeven aan LC Architects om voor haar en voor haar rekening een ontwerp te maken. Volgens [gedaagde] is afgesproken dat LC Architects een schets(ontwerp) zou maken, waarna LC Architects een offerte zou opstellen, waarop [bedrijf 2] nog akkoord zou moeten geven.
4.6.
LC Architects heeft in reactie daarop niet geconcretiseerd wat partijen tijdens het gesprek precies hebben besproken en welke afspraken zouden zijn gemaakt. [betrokkene 1] heeft ter zitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren of hij in het gesprek op 7 november 2022 aan [gedaagde] uitdrukkelijk heeft gezegd dat hij voor het ontwerp kosten aan haar in rekening zou brengen, en welke tarieven hij daarbij zou hanteren. Ter zitting heeft LC Architects verder erkend dat zij de goodiebag met de tarieven en algemene voorwaarden niet op 7 november 2022, maar al eerder in 2021 op een beurs aan [gedaagde] heeft verstrekt. LC Architects kon redelijkerwijs niet verwachten dat [gedaagde] op 7 november 2022 nog bekend was met de inhoud van de algemene voorwaarden en de prijslijst van LC Architects en zonder verdere toelichting zou begrijpen dat LC Architects op basis daarvan voor zijn werkzaamheden aan haar zou factureren. Van een professionele partij als LC Architects mag worden verwacht dat zij voordat een overeenkomst wordt gesloten duidelijkheid geeft over de daarbij in rekening te brengen kosten in vorm van een offerte (zoals dit ook is vermeld in de eigen algemene voorwaarden van LC Architects) dan wel dat zij dit mondeling in niet voor misverstand vatbare bewoordingen aan haar wederpartij meedeelt. Dit geldt temeer in dit geval waarin LC Architects stelt dat zij – anders dan bij eerdere contacten – niet op basis van een vriendendienst aan de slag zou gaan.
4.7.
Het betoog van [gedaagde] vindt steun in het door haar overgelegde WhatsApp-bericht van LC Architects van 8 november 2022 (18.20 uur) waarin [betrokkene 1] zelf schrijft: “(..)
als geen opdracht wordt krijgt hij factuur voor ontwerp”. Hieruit blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat ook LC Architects ervan uitging dat het ontwerp niet in opdracht van [gedaagde] maar in opdracht van een derde werd gemaakt, voor welke derde [gedaagde] als contactpersoon optrad. Dat volgt ook uit het WhatsApp-bericht van [gedaagde] aan [betrokkene 1] van 9 november 2022 (14.50 uur) “
Hij reageerde positief” en de WhatsApp-berichten van 14 november 2022 van [betrokkene 1] aan [gedaagde] (13.28 uur) “
Hoe nu verder? Moet ik iets doen?” en de reactie daarop van [gedaagde] aan [betrokkene 1] (13.29 uur) “
Hi [betrokkene 1], vandaag nog een keer met [betrokkene 2] in gesprek erover (…)”.
4.8.
Uit het hiervoor genoemde bericht van 8 november 2022 leidt de kantonrechter verder af dat (ook) LC Architects ervan uitging dat op dat moment nog geen opdracht was verleend. Dit laatste sluit ook aan bij het verhandelde ter zitting waaruit de kantonrechter heeft begrepen dat de opdracht die [bedrijf 2] mogelijk aan LC Architects zou verstrekken met name zag op het uitvoeren/bouwen van het ontwerp en dat [bedrijf 2] niet verder wilde met LC Architects omdat ze zelf over aannemers beschikte die een ontwerp konden uitvoeren/bouwen. Dat LC Architects het onder die omstandigheden niet redelijk vond om zelf met de (forse) ontwerpkosten te blijven zitten is begrijpelijk, maar kan er niet toe leiden dat [gedaagde] (met terugwerkende kracht) daarvoor aansprakelijk is (geworden).
4.9.
Dat [gedaagde] LC Architects niet heeft gevraagd om haar werkzaamheden te staken, vormt in dit geval geen aanwijzing voor het bestaan van de gestelde overeenkomst omdat dit in lijn is met het betoog van [gedaagde] dat niet zijzelf, maar [bedrijf 2] de wederpartij van LC Architects was. Ook de omstandigheid dat [gedaagde] niet direct na ontvangst heeft geprotesteerd tegen de factuur van LC Architects is in dit geval geen aanwijzing voor het bestaan van de gestelde overeenkomst, gezien het standpunt van [gedaagde] dat zij als contactpersoon voor [bedrijf 2] optrad en haar toelichting ter zitting dat zij met de hoge kosten in haar maag zat en de factuur aanvankelijk niet aan [bedrijf 2] durfde door te sturen.
4.10.
De slotsom is dat tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], LC Architects onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter komt niet aan bewijslevering toe omdat LC Architects niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
Conclusie
4.11.
Omdat niet is komen vast te staan dat tussen LC Architects en [gedaagde] een overeenkomst van opdracht is gesloten, rust er op [gedaagde] ook geen betalingsverplichting uit hoofde van die overeenkomt. Van een tekortkom ing in de nakoming daarvan is dus evenmin sprake. De kantonrechter zal daarom de vordering van LC Architects afwijzen. Aan de beoordeling van de overige verweren van [gedaagde] (onder meer inhoudende dat zij handelde in naam van [bedrijf 2]) wordt daarom niet toegekomen.
De proces- en nakosten
4.12.
LC Architects is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
135,00
Totaal
611,00
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten wordt toegewezen op de manier als hierna onder ‘de beslissing’ wordt vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering van LC Architects af,
5.2.
veroordeelt LC Architects in de proceskosten van € 611,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als LC Architects niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt LC Architects tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proces- en nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.
1835

Voetnoten

1.HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1889, r.o. 3.2.2.