Uitspraak
RECHTBANK
hierna te noemen: verzoeker.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft verzoeker op 16 mei 2024 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. B. van Walderveen, rechter in een belastingzaak. Verzoeker stelde dat de rechter zijn bewijsstukken niet in overweging had genomen en respectloos tegen hem had gesproken. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 20 juni 2024, waarbij zowel verzoeker als de rechter zijn gehoord. De rechter bestreed dat er een wrakingsverzoek was gedaan en verwees naar het proces-verbaal van de zitting, waarin het woord 'wraking' niet was gevallen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek ontvankelijk was, omdat het kort na de zitting was ingediend. Echter, de rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden die verzoeker aanvoerde onvoldoende grond boden voor wraking. De rechtbank wees het verzoek af, omdat procedurele beslissingen van de rechter niet als grond voor wraking kunnen dienen. De beslissing werd op 27 juni 2024 openbaar uitgesproken, waarbij de procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.