Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Rodi Media B.V.
gemachtigde: mr. J.W.L. Vader
1.Het procesverloop
2.Feiten
Je bent je er misschien niet van bewust, maar er heerst een angstcultuur binnen de onderneming. In ieder geval bij de redactie waar ik werkzaam ben. Niemand durft zijn steun voor een OR openlijk uit te spreken uit angst voor ontslag of intimidatie, zoals ik heb ondervonden.’
Ook om te voorkomen dat we het over mij hebben in plaats van de oprichting van de OR’.
3.Het verzoek
Als er onvoldoende grond is om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens verwijtbaar handelen, dan dient ontbinding te volgen op een van de andere hierboven genoemde gronden.
4.Het verweer en het tegenverzoek
Verder betwist zij dat er sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Voor zover dit wel wordt aangenomen, ligt de oorzaak hiervan bij Rodi. Rodi heeft de onderlinge relatie onnodig op scherp gezet en aangestuurd op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of een verstoorde arbeidsrelatie, moet ook het beroep op de cumulatiegrond worden afgewezen
.
5.De beoordeling
het verzoek
er heerst een angstcultuur binnen de onderneming’ en daarmee een beladen formulering gebruikt en mogelijk haar bewoordingen te zwaar heeft aangezet, maakt dit niet anders. Verder is voorstelbaar dat Rodi/ [naam 2] het gedrag van [verweerder] bij de bijeenkomst van 8 februari 2024 als onprettig heeft ervaren. Maar ook dat gedrag is niet voldoende om verwijtbaar handelen aan te nemen. Hierbij weegt mee dat [verweerder] in de e-mails van 12 februari en 19 februari 2024 heeft uitgelegd dat haar gedrag is veroorzaakt door de door haar ervaren onveilige situatie en dat zij in het gesprek op 4 maart 2024 haar excuses heeft aangeboden.
zijangst en intimidatie heeft ervaren in gesprekken met haar leidinggevende en de manager personeelszaken bij het bespreken van haar wens om een OR op te richten. Rodi heeft in deze e-mail aanleiding gezien om een plenaire bijeenkomst voor de gehele redactie te organiseren uitgaande van de aanwezigheid van angst en intimidatie
in het algemeenbij het bedrijf en om individuele gesprekken te houden met de aanwezige werknemers om te achterhalen of er sprake is van angst en/of intimidatie. En [naam 2] , de algemeen directeur, wilde in een-op-een gesprek met [verweerder] weten ‘hoe zij haar toekomst bij Rodi ziet’. Daarmee heeft Rodi de gevoelens van onveiligheid, die [verweerder] stelt te hebben ervaren, niet goed onderkend. Het gevolg hiervan is dat Rodi geen begrip heeft kunnen opbrengen voor het handelen van [verweerder] , dat uit haar gevoelens van onveiligheid voortkomt. Vervolgens heeft Rodi [verweerder] vanwege haar handelen op non-actief gesteld en kort daarna heeft Rodi aan [verweerder] voorgesteld om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. De kantonrechter vindt het aannemelijk dat hierdoor de gevoelens van onveiligheid bij [verweerder] zijn vergroot met een verslechtering van de verstandhouding tussen partijen en wederzijds onbegrip tot gevolg.