ECLI:NL:RBNHO:2024:11540

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
10750206 CV EXPL 23-6714
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van informatieplichten en algemene voorwaarden in schadeverzekeringszaak

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 23 oktober 2024 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, vertegenwoordigd door Syncasso Gerechtsdeurwaarders, had eerder een tussenvonnis ontvangen op 6 maart 2024, waarin zij werd opgedragen om aan te tonen hoe zij had voldaan aan de informatieplichten. De eisende partij heeft in een akte voldoende bewijs geleverd dat zij aan deze verplichtingen heeft voldaan.

De kantonrechter heeft vervolgens ambtshalve de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld. Hierbij werd vastgesteld dat artikel 15 van de algemene voorwaarden, dat betrekking heeft op rente en incassokosten, oneerlijk is. De rechter oordeelde dat de voorwaarden de consument onterecht zouden belasten met kosten die normaal gesproken niet voor zijn rekening komen. Dit leidde tot de conclusie dat de gevorderde rente en incassokosten niet toewijsbaar zijn, terwijl de hoofdsom van € 80,35 wel werd toegewezen, minus een reeds voldaan bedrag van € 20,00.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag van € 60,35 en de proceskosten. Tevens werd de eisende partij erop gewezen dat zij in toekomstige zaken bij dagvaarding moet onderbouwen of de algemene voorwaarden oneerlijk zijn en of voldaan is aan de informatieplichten. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M. Woerdman in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10750206 \ CV EXPL 23-6714
Uitspraakdatum: 23 oktober 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ACHMEA Schadeverzekeringen N.V.
gevestigd te Apeldoorn,
de eisende partij
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
Op 6 maart 2024 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft de eisende partij een akte ingediend. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Ambtshalve toetsing van de informatieplichten
2.1.
De kantonrechter heeft de eisende partij bij tussenvonnis van 6 maart 2024 opgedragen toe te lichten op welke wijze zij heeft voldaan aan de voorschriften met betrekking tot de informatieplichten.
2.2.
De eisende partij heeft bij akte voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de voorschriften zoals genoemd in r.o. 2.2. van het tussenvonnis.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.3.
De eisende partij heeft de toepasselijke voorwaarden overgelegd en heeft zich bij akte uitgelaten over de vraag of in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarende bedingen zijn opgenomen die verband houden met de vordering. De eisende partij is van mening dat dit niet het geval is. De kantonrechter volgt dat standpunt niet en overweegt als volgt.
2.4.
In de toepasselijke algemene voorwaarden staat onder meer het volgende beding:

15. Wat zijn de gevolgen als u te laat betaalt?
(…)
U betaalt rente en incassokosten”
2.5.
De rente is niet gespecificeerd. De eisende partij kan op grond van dit beding in feite een door haarzelf te bepalen bedrag aan rente op de consument verhalen. Het beding zou daarom tot gevolg kunnen hebben dat de consument wordt belast met kosten die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. De consument is op grond van de wettelijke regeling immers uitsluitend wettelijke rente verschuldigd. Hiermee is sprake van een verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument. Dit maakt dat het beding oneerlijk is.
2.6.
Verder zou de consument bij niet tijdige betaling ‘
incassokosten’ verschuldigd zijn. Dit sluit niet aan bij artikel 6:96 lid 5 en lid 6 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. In het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘
incassokosten’ niet alleen gebruikt in de zin van de wettelijke regeling voor incassokosten (artikel 6:96 lid 2 sub c BW en de leden 5 en 6 van datzelfde artikel). De term ‘incassokosten’ komt in dat wetsartikel ook niet voor. Het gebruik van deze term in het beding sluit voor een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument dus niet uit dat daarmee ook andere kosten kunnen worden bedoeld. Het gebrek aan verwijzing naar artikel 6:96 lid 5 en 6 BW en de mogelijkheid die het beding biedt voor de eisende partij om (ook) de daadwerkelijk gemaakte buitengerechtelijke incassokosten te verhalen op de consument leidt er bovendien toe dat kan worden afgeweken van de wet en dat incassokosten ongelimiteerd in rekening kunnen worden gebracht. Ook blijkt uit het beding niet vanaf welk moment incassokosten zijn verschuldigd, terwijl de wet voorschrijft dat deze pas ná het verstrijken van de in de veertiendagenbrief genoemde termijn verschuldigd worden. Het beding wijkt daardoor aanzienlijk ten nadele van consumenten af van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 [1] onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233, aanhef en onder a, BW, en daarmee oneerlijk in de zin van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
Wat is hiervan het gevolg?
2.7.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat artikel 15 van de algemene voorwaarden vernietigbaar is voor zover dat betrekking heeft op rente en incassokosten. De gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden afgewezen. Voor het overige zijn er geen (met de vordering verband houdende bedingen) aangetroffen, die oneerlijk zijn.
Conclusie en proceskosten
2.8.
De conclusie is dat de vordering van de eisende partij gedeeltelijk wordt toegewezen. De gevorderde hoofdsom (€ 80,35) is toewijsbaar. De gedaagde partij heeft reeds een bedrag van € 20,00 voldaan. Deze deelbetaling strekt in mindering op de toewijsbare hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van € 60,35 zal worden toegewezen.
2.9.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten voor het nemen van de aktes blijven voor de eisende partij omdat het aan haar te wijten was dat het nodig was om deze te nemen.
2.10.
De kantonrechter wijst de eisende partij er tot slot op dat zij in toekomstige zaken bij dagvaarding zal moeten onderbouwen of de met de vordering verband houdende algemene voorwaarden al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Ook zal de eisende partij bij dagvaarding moeten onderbouwen of voldaan is aan de informatieplichten, waarbij de eisende partij moet ingaan op een eventuele passende sanctie. Het ontbreken van een dergelijke onderbouwing kan leiden tot (gedeeltelijke) afwijzing van de vordering.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 60,35;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 130,49
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 39,00
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4.