Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
- een tweetal producties van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
- de mondelinge behandeling van 24 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van de Stichting,
- de spreekaantekeningen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
2.Feiten
Hi, [betrokkene 5] , [betrokkene 3][rechtbank: de voorzitter van de Stichting
] kwam antieke
en [betrokkene 4] ! Mag ik lezen en in het [gemeente 2] Archief opbergen, ook oude foto’s. (…) Brieven vanaf 1890! Toen was WOJ nog een jongetje.”
Hoi [betrokkene 2] , hoe gaat het met je? En met je gezondheid? Is er al ruimte voor je om wat af te spreken? Dan kan ik je het dagboek 1948 van WOJN[rechtbank: Nieuwenkamp]
te leen geven, (…)”
Hi [betrokkene 5] , inmiddels heb ik dagboek 1948 gescand en globaal gelezen. Eind van deze maand komt [betrokkene 3][rechtbank: voorzitter van de Stichting]
naar [plaats 1] om met mij het Verzameld Werk naar Purmerend te brengen omdat het daar opgeslagen gaat worden in het [gemeente 2] Archief. Daar wordt het bewaard samen met de in bruikleen gegeven werken van wojn. Ik kan het dagboek aan [betrokkene 3] geven of wil jij dat tzt liever zelf doen?”
Hoi [betrokkene 2] , zou het aanstaande maandag (29 januari) uitkomen dat ik het dagboek 1949 bij je kom langsbrengen? Of anders donderdag 1 februari?”
3.Het geschil
4.De beoordeling
- een bezitter wordt vermoed eigenaar te zijn;
- wie een goed houdt wordt vermoed dat voor zichzelf te houden, ofwel: bezitter te zijn;
- wie iets van een ander verkrijgt om het voor die ander te houden gaat daar (als houder) mee door totdat hij het recht van die ander weerspreekt;
- die weerspreking moet kwalificeren als een te goeder trouw gedane bewering van recht.
Daarbij vond ik een doos met diverse Nieuwenkamp-bescheiden (…) het grootste gedeelte van die doos bestond echter uit brieven die W.O.J. Nieuwenkamp en zijn vrouw [betrokkene 4] elkaar eind 19e eeuw hadden geschreven. Het betrof zowel de brieven van hem aan haar, als de retourbrieven van haar aan hem. (…) Deze hele doos heb ik in 2022 via de voorzitter [betrokkene 3] (ook een achterkleinkind van W.O.J. Nieuwenkamp) aan de Stichting Nieuwenkamp teruggegeven, omdat deze brieven ongetwijfeld eigendom waren van de Stichting toen mijn vader ze gebruikte[rechtbank: voor het schrijven van boek: “W.O.J.N leven & werken, bouwen & zwerven van de kunstenaar W.O.J. Nieuwenkamp, opgetekend door zijn kleinzoon [betrokkene 6] ”].”
teruggeven, zodat deze kunnen worden opgeslagen.
te leengeeft en dat [betrokkene 2] in zijn latere whatsapp bericht van 19 juni 2023 aan [betrokkene 5] vraagt of hij dit dagboek aan de (voorzitter van de) stichting zal
teruggeven, zodat het kan worden opgeslagen in het [gemeente 2] Archief. Gelet op deze omstandigheden is aannemelijk dat het dagboek van Nieuwenkamp uit 1949, dat in chronologie een directe opvolger is op het dagboek dat [betrokkene 2] ‘leende’ en aan de Stichting teruggaf, onder dezelfde voorwaarden heeft mogen gebruiken voor de vervaardiging van het Verzameld Werk. Dat betekent dat [betrokkene 2] het dagboek uit 1949 ten titel van bruikleen heeft gehouden voor de Stichting, zonder de pretentie de rechthebbende te zijn van het dagboek.
5.De beslissing
- indien [gedaagde 2] en [gedaagde 1] binnen twee weken na betekening van het vonnis een lijst opstellen waarin alle werken die vallen onder de in de vonnis vermelde bescheiden en die zij onder zich hebben zonder verdere vermeldingen volledig en identificeerbaar zijn aangeduid;
- indien zij de voorzitter van de Stichting desgewenst toegang verlenen tot de relevante ruimtes in het sterfhuis om de lijst te controleren.