3.1.In rov. 2.1-2.12 heeft de rechtbank voorshands vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen voorlopig vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
a. a) [appellanten] drijft een varkenshouderij met stallen in Nederland en België. Zij fokt met speciaal Deens genetisch materiaal. Medio 2014 is [appellanten] voor haar bedrijfsvoering overgestapt op een andere voerleverancier, te weten [geïntimeerde] . [geïntimeerde] is een GMP+ (Good Manufacturing Practices) gecertificeerd bedrijf. Certificering brengt een aantal verplichtingen mee, onder meer op het gebied van bemonstering.
b) Het door [appellanten] bij [geïntimeerde] afgenomen veevoer was geen standaardvoer, maar werd door [geïntimeerde] vervaardigd - doorgaans tot grote of kleinere korrels geperst
-uit door haar aangeschafte partijen grondstoffen. [geïntimeerde] produceerde veelal partijen van 100 tot 150 ton. Een geproduceerde partij werd bij [geïntimeerde] in een silo gestort en vervolgens in delen (er vonden drie á vier leveranties per week in auto’s van 30 ton plaats) op bestelling aan [appellanten] geleverd. Een partij werd door [geïntimeerde] vergezeld van een “label”, een computeruitdraai waarop de grondstoffen en de nutritionele waarde van de partij stonden vermeld.
c) [appellanten] ontving van [geïntimeerde] facturen per afgeleverde hoeveelheid eindproduct, gebaseerd op door [geïntimeerde] berekende prijzen voor de grondstoffen, zoals vermeld op door [geïntimeerde] aan [appellanten] ter beschikking gestelde prijslijsten. Deze grondstofprijzen werden vermeerderd met een overeengekomen opslag van € 3,00.
d) [geïntimeerde] heeft voor het eerst aan [appellanten] mengvoer geleverd in augustus 2014. De laatste levering vond plaats in augustus 2015. In totaal heeft [geïntimeerde] aan [appellanten] 5.481 ton mengvoer geleverd voor een totaalbedrag van € 1.500.681,84. Daarvan is tot op heden
€ 84.446,38 onbetaald gebleven.
e) Van iedere samengestelde partij heeft [geïntimeerde] een monster genomen. Tijdens het productieproces heeft [geïntimeerde] een aantal deelmonsters genomen, welke vervolgens zijn samengevoegd tot een monster van circa een kilogram.
f) Omdat [appellanten] niet tevreden was over het behaalde bedrijfsresultaat en meer in het bijzonder over de ontwikkeling van haar varkens, heeft zij onderzoek laten verrichten naar de oorzaak daarvan. Ook [geïntimeerde] heeft in dit kader het bedrijf van [appellanten] bezocht en met [appellanten] overlegd.
g) In augustus 2015 heeft de dierenarts van [appellanten] , [dierenarts] , onderzoek verricht naar de oorzaak van de gestelde achterblijvende ontwikkeling. In zijn bezoekverslag d.d. 11 augustus 2015 wijst hij (onder meer) het voer aan als één van de (mogelijke) oorzaken.
h) [appellanten] heeft vervolgens een twaalftal monsters genomen van nog bij haar aanwezig partijen van in de periode van 10 juli 2015 tot 6 augustus 2015 door [geïntimeerde] geleverd voer. [appellanten] heeft die monsters laten onderzoeken met een zogeheten NIR-spectroscopie.
i. i) Uit het onderzoek blijkt dat van 10 van de 12 onderzochte monsters de geanalyseerde hoeveelheid eiwit (protein) in het voer niet overeenkomt met het door [geïntimeerde] meegeleverde label. Verder komt van geen enkel monster de geanalyseerde hoeveelheid vet (fat) en celstof (fiber) overeen met het label en van 5 van de onderzochte monsters komt de geanalyseerde hoeveelheid as (ash) niet overeen met het label.
j) Op 20 augustus 2015 heeft [appellanten] , nadat de voorzieningenrechter daarvoor op 18 augustus 2015 verlof had verleend, conservatoir beslag tot afgifte gelegd bij [geïntimeerde] op monsters en bijbehorende identificatiebescheiden van het door [geïntimeerde] voor [appellanten] geproduceerde veevoer. Het gaat om 51 monsters uit de periode van januari 2015 tot en met augustus 2015. De beslagen zaken zijn in gerechtelijke bewaring genomen bij TNO Triskelion B.V. te Zeist.
k) [appellanten] heeft via een brief van haar advocaat d.d. 21 augustus 2015 [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor geleden en te lijden schade als gevolg van tekortkomingen door [geïntimeerde] in de voerleveranties.
l) [appellanten] heeft de monsters van de bij haar zelf nog aanwezige partijen voer nogmaals laten onderzoeken door MasterLab B.V. door middel van een nat-chemische analyse. De resultaten van het onderzoek bevestigen de resultaten van de eerdere onderzoeken.
3.2.1.[appellanten] heeft [geïntimeerde] in kort geding betrokken en gevorderd samengevat veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot:
I. afgifte van alle zich thans onder de gerechtelijk bewaarder bevindende monsters;
II. afgifte van alle zich thans onder [geïntimeerde] bevindende monsters van in het verleden aan [appellanten] geleverde partijen mengvoeder;
III. afgifte van alle afschriften van bescheiden die zich thans onder de gerechtelijk bewaarder bevinden, althans tot het dulden van afgifte door de gerechtelijk bewaarder aan [appellanten] , althans tot het op een nader door de voorzieningenrechter te bepalen wijze afgeven van deze afschriften aan [appellanten] ;
IV. afgifte van (afschriften van) alle documenten die noodzakelijk zijn om de onder II. bedoelde monsters aan de hand van factuurgegevens te kunnen identificeren;
V. afgifte van (afschriften van) alle tot de administratie van [geïntimeerde] behorende bescheiden die betrekking hebben op (de verwerking van) de bestellingen van [appellanten] in de periode 1 augustus 2014 tot en met 6 augustus 2015, onder meer bestaande uit afschriften / digitale kopieën van:
a. alle (digitale) mengopdrachten aan de doseermachines in die periode;
b. alle logboeken en databestanden van de door [geïntimeerde] gebruikte samenstellingssoftware Bright Optisam in die periode;
c. die delen van de administratie van [geïntimeerde] waaruit blijkt welke voorraden grondstoffen er in die periode precies in haar bedrijf aanwezig waren,
één en ander subsidiair onder zodanige beperkingen en/of voorwaarden als de voorzieningenrechter in goede justitie noodzakelijk acht, alsmede
VI. veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de beslaglegging begroot op
€ 1.852,60;
VII. veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van dit kort geding en de kosten van de verzoekschriftprocedure tot het verkrijgen van het beslagverlof.
Ter gelegenheid van de zitting heeft [appellanten] volgens haar spreeknotities haar eis vermeerderd met de vordering tot het opleggen van een dwangsom aan [geïntimeerde] van
€ 15.000,-- per dag met een maximum van € 450.000,--. Het hof begrijpt uit r.o. 3.1 van het bestreden vonnis dat deze eisvermeerdering is toegestaan.
3.2.2.De rechtbank heeft de vordering onder Va toegewezen op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat [geïntimeerde] niet aan die veroordeling tot afgifte voldoet, tot een maximum van € 100.000,--. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding. De proceskosten zijn gecompenseerd en het meer of anders gevorderde is afgewezen.
3.2.3.In hoger beroep heeft [appellanten] haar vorderingen gewijzigd. Zij vordert nu bij de vorderingen I en II subsidiair ook het verlenen van medewerking aan een analyse van deze monsters door TNO Triskelion B.V., (dan wel door een in onderling overleg aan te wijzen onafhankelijke deskundige). Daarbij heeft [appellanten] aangegeven dat zij tenminste onderzoek moet kunnen laten doen op de parameters eiwit, vet, ruwe celstof, as, zetmeel, fosfor, en calcium, en microscopisch onderzoek naar de gebruikte grondstoffen. De vordering sub V heeft zij ingetrokken. Zij heeft aan haar vorderingen voorts een nieuwe, meer subsidiaire, grondslag toegevoegd (te weten de contractuele plicht tot verantwoording).
3.2.4.In incidenteel hoger beroep heeft [geïntimeerde] gegriefd tegen de toewijzing van vordering Va en de tegen de compensatie van de proceskosten.
3.2.5.Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel appel gezamenlijk bespreken.