RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit Purmerend, eiser
(gemachtigde: mr. H. Beekelaar),
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: L. Vromans).
Inleiding
Verweerder heeft met het besluit van 1 december 2022 geweigerd eiser per 9 december 2022 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 4 mei 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Tevens was de vader van eiser aanwezig.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen eiser opnieuw door een verzekeringsarts bezwaar en beroep te doen onderzoeken.
Verweerder heeft op 16 januari 2024 medische en arbeidsdeskundige rapportages in het geding gebracht.
Eiser heeft op 13 februari 2024 daarop gereageerd. Daarop is door verweerder op 27 februari 2024 een nadere medische toelichting in het geding gebracht. Eiser heeft daarop bij brief van 15 april 2024 gereageerd, waarop verweerder op 28 mei 2024 een nadere medische rapportage in het geding heeft gebracht. Eiser heeft daarop gereageerd bij brief van 21 juni 2024.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend uitspraak te doen zonder een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens op 5 juli 2024 gesloten.
Totstandkoming van het besluit
1. Eiser was tot en met 31 oktober 2020 werkzaam als commercieel medewerker, voor gemiddeld 32 uur per week. Vanaf 3 november 2020 ontving hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiser heeft zich op 11 december 2020 met duizeligheidsklachten ziek gemeld.
2. Naar aanleiding van zijn aanvraag om een WIA-uitkering is eiser door de verzekeringsarts op het spreekuur van 20 oktober 2022 gezien. De verzekeringsarts heeft een functionelemogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige een onderzoek ingesteld. Hij heeft met eiser gesproken op 25 en op 30 november 2022 en ook overleg gevoerd met de verzekeringsarts. Gelet op de beperkingen zoals die blijken uit de door de verzekeringsarts opgesteld FML heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat eiser niet meer geschikt is voor zijn (maatman)arbeid als commercieel medewerker, maar nog wel om andere op de arbeidsmarkt voorkomende arbeid te verrichten. De arbeidsdeskundige heeft daartoe uit het Claim Beoordeling en Borgingsysteem (CBBS) een vijftal functies geselecteerd waarmee eiser (in theorie) een zodanig inkomen kan verdienen dat er ten opzichte van het loon dat eiser met zijn maatmanarbeid verdiende een verlies aan verdiencapaciteit resteert dat minder dan 35%, namelijk 8,52%. Omdat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van minder 35% geen recht op een WIA-uitkering bestaat heeft verweerder vervolgens het besluit van 1 december 2022. Daartegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
3. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser op het spreekuur van 21 maart 2023 gezien. Op basis van de dossiergegevens (waaronder de medische informatie van de KNO-arts en huisarts) en zijn eigen bevindingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML aangepast. In de beschouwing staat dat de duizeligheidsklachten en de bevindingen een consistent geheel vormen. Om het persoonlijk risico van de duizelingen nog verder te benadrukken wordt eiser daarom nog aanvullend beperkt ten aanzien van trappenlopen, klimmen, staan en gebogen/getordeerd actief zijn. Een additionele urenbeperking op basis van verminderde beschikbaarheid kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet worden toegekend. Op de momenten van duizeligheid is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden (GBM).
4. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een onderzoek ingesteld. Hij heeft daarbij op 20 april 2023 met eiser gesproken en een dag later ook met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Het resultaat van het onderzoek van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is dat eiser voor twee van de vijf eerder geselecteerde CBBS functies toch niet geschikt wordt geacht. Omdat eiser naast de andere drie eerder geselecteerde functies nog wel geschikt wordt geacht voor twee andere in het CBBS voorkomende functies, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in bezwaar toch ook een vijftal functies betrokken die passen bij de belastbaarheid van eiser. Het verlies aan verdiencapaciteit heeft zij in bezwaar berekend op 12,16%. Omdat het verlies daarmee nog steeds minder is dan 35% heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.