ECLI:NL:RBNHO:2024:11353

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
C/15/358262 HA RK 24-155
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verschoning van de rechter in een civiele zaak

Op 24 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de verschoningskamer, een verzoek tot verschoning van de rechter afgewezen. Het verzoek was ingediend door mr. A.H. Schotman, die zich wilde verschonen van de behandeling van een kort geding tussen [naam] als eiser en [gedaagde] c.s. als gedaagden. De aanleiding voor het verzoek tot verschoning was een wrakingsverzoek van [gedaagde] van 14 oktober 2024, waarin bezwaren werden geuit tegen de onpartijdigheid van de rechter. De rechter gaf aan dat hij, gezien de bezwaren van [gedaagde], het verstandig leek om de hoofdzaak niet te behandelen, maar dit werd niet gezien als een indicatie van zijn onpartijdigheid.

De verschoningskamer overwoog dat de enkele betrokkenheid van de rechter bij een eerdere uitspraak in een geschil tussen dezelfde partijen over een soortgelijk onderwerp niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen sprake van zodanige omstandigheden die de vrees voor vooringenomenheid van [gedaagde] objectief gerechtvaardigd maakten.

De rechtbank besloot daarom het verzoek tot verschoning af te wijzen en gelastte de griffier om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

mondelinge beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Verschoningskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/358262 HA RK 24-155
Proces-verbaal van de mondelinge beslissing van 24 oktober 2024
op het verzoek tot verschoning ingediend door:
mr. A.H. Schotman,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
De rechter heeft op 23 oktober 2024 schriftelijk verzocht zich te mogen verschonen van de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Insolventie, locatie Haarlem, aanhangige (kort geding)zaak met als zaaknummer C/15/356483 (hierna: de hoofdzaak) tussen [naam] als eiser en [gedaagde] en [naam] (hierna: [gedaagde] c.s.) als gedaagden.
1.2.
De behandeling van het verzoek heeft op 24 oktober 2024 plaatsgevonden in aanwezigheid van de rechter.

2.Het verzoek

2.1.
De aanleiding van het verschoningsverzoek is gelegen in het wrakingsverzoek van [gedaagde] (hierna: [gedaagde] ), van 14 oktober 2024 en de aanvulling daarop van 23 oktober 2024. De rechter heeft in dat wrakingsverzoek niet berust.
2.2.
De rechter heeft ter zake van een eerder kort geding (C/15/338308/KG ZA 23/166) tussen [naam] en [gedaagde] c.s. op 15 juni 2023 (in conventie) een overeenkomst tussen partijen in een proces-verbaal vastgelegd, alsmede (in reconventie) op 29 juni 2023 vonnis gewezen.
2.3.
De rechter heeft het verzoek tot verschoning ingediend, omdat hij gelet op de in het wrakingsverzoek aangevoerde gronden en de toelichting daarop in het stuk van 23 oktober 2024 de vaste overtuiging heeft gekregen dat hij in deze zaak als rechter in de beleving van [gedaagde] geen goed meer kan doen. Er kan door de rechter geen vonnis worden gewezen dat door [gedaagde] zal worden geaccepteerd. Het zou het belang van een ieder dienen als hij de hoofdzaak niet zou behandelen, aldus de rechter.

3.De beoordeling

3.1.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van artikel 40 in samenhang met artikel 39 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter zich verschonen op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Het uitgangspunt is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets), althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor verschoning, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (de objectieve toets).
3.2.
Voor wat betreft het subjectieve aspect blijkt uit het verschoningsverzoek en de mondelinge toelichting van de rechter niet dat hij van mening is dat hij de zaak niet (meer) onpartijdig zou kunnen behandelen. Door de rechter is alleen aangevoerd dat het hem, gelet op de door [gedaagde] geuite bezwaren tegen de behandeling door hem van de hoofdzaak, verstandig lijkt om de hoofdzaak niet te behandelen. Daaruit blijk niet van een zodanige persoonlijke instelling van de rechter dat op grond daarvan kan worden geoordeeld dat de bij Oud bestaande vrees voor vooringenomenheid gerechtvaardigd is.
3.3.
Voor wat betreft het objectieve aspect overweegt de verschoningskamer dat de enkele betrokkenheid van de rechter bij een eerdere uitspraak in een geschil tussen dezelfde partijen over een soortgelijk onderwerp geen uitzonderlijke omstandigheid is die een zwaarwegende omstandigheid oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert die objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek van de rechter tot verschoning af,
4.2.
beveelt de griffier onverwijld aan de rechter, [gedaagde] c.s. en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.M. Kos, voorzitter, mr. H. de Jong en mr. J. van der Kluit, leden van de verschoningskamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.S. Brouwer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024.
voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.