ECLI:NL:RBNHO:2024:113

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2024
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
C/15/335126 / FA RK 22-6070
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 8 januari 2024 uitspraak gedaan over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van hun ouders. De vader heeft verzocht om te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem hebben, en om een zorgregeling vast te stellen tussen de moeder en de kinderen. De moeder heeft zich niet verzet tegen de wijziging van de hoofdverblijfplaats, maar heeft wel zorgen geuit over de gevolgen voor de kinderen en heeft verzocht om een zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen in de afgelopen periode regelmatig van hoofdverblijfplaats zijn gewisseld en dat zij nu bij de vader willen wonen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de huidige situatie en het feit dat de moeder zich niet verzet, het verzoek van de vader wordt toegewezen. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij [de minderjarige 1] minimaal een weekend per twee weken bij de moeder verblijft en [de minderjarige 2] minimaal een middag in de week bij de moeder. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de moeder niet in staat is een kinderbijdrage te betalen, en heeft het verzoek van de vader om wijziging van de kinderbijdrage afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
hoofdverblijfplaats, zorgregeling en kinderbijdrage
zaak-/rekestnr.: C/15/335126 / FA RK 22-6070
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 8 januari 2024
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.J. van Rooij, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F.R. Brouwer, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de vader van 15 december 2022, ingekomen op 21 december 2022;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de moeder van 18 januari 2023, ingekomen op 20 januari 2023;
- het verweer op het zelfstandig verzoek van de vader van 16 maart 2023, ingekomen op 20 maart 2023;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 17 november 2023;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vader van 23 november 2023;
- de brief met wijziging van het verzoek, met bijlagen, van de vader van 30 november 2023, ingekomen op 1 december 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 december 2023 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. M.J. van Rooij en de moeder door mr. F.R. Brouwer.
Verder was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
De minderjarigen [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling met de kinderrechter gesproken.
2. De feiten
2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 8 april 2015.
2.2.
Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
Het gezamenlijk gezag over de kinderen is na de echtscheiding in stand gebleven.
2.3.
Bij de hiervoor genoemde echtscheidingsbeschikking van 8 april 2015 is bepaald dat het ouderschapsplan en convenant deel uitmaken van de beschikking. In het ouderschapsplan is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen ten aanzien van de regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderbijdrage) opgenomen.
“Artikel 2 Hoofdverblijfplaats/verhuizing/paspoort
De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder. De kinderbijslag komt toe aan de moeder. (…)
Artikel 3 Verzorging en opvoeding
3.1. (…)
Op het moment van opstellen van dit ouderschapsplan heeft de vader (nog) geen eigen woning. De kinderen verblijven tot het moment dat de vader en eigen woning krijgt toegewezen, bij de moeder. De vader komt naar het huis van de moeder om de kinderen te zien. Dit gebeurt in onderling overleg. Als de vader een eigen woning heeft is co-ouderschap gewenst. De kinderen verblijven dan 4 dagen per week bij de moeder, en 3 dagen per week bij de vader. (…)
Artikel 4 Informatie en Consultatie
(…)
4.6.
De vakanties en/of feestdagen zullen in onderling goed overleg zoveel mogelijk gelijk verdeeld worden. (…)
Artikel 6 Kinderalimentatie
6.1.
Beide ouders zitten in een schuldsanering, waardoor er op dit moment geen draagkracht is voor een kinderalimentatie. (…) Zodra de schuldsaneringsregeling is beëindigd en er financiële ruimte en stabiliteit komt, zal er d.m.v. een alimentatieberekening gekeken worden of er ruimte is voor een kinderalimentatie.
Voor de overige kosten voor sport en vrije tijd en bijzondere gebeurtenissen zoals schoolgeld-, boeken, studie/schoolreisjes, schoolkampen nemen beide ouders in overleg en indien mogelijk beide de helft voor zijn/haar rekening.”
2.4.
De moeder heeft met haar nieuwe partner op [geboortedatum] een zoon [zoon] gekregen.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 17 februari 2021 is de zorgregeling als volgt gewijzigd: [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven eenmaal in de veertien dagen, van vrijdag uit school tot maandag naar school, bij de vader. Partijen hadden onderling overeenstemming bereikt over deze zorgregeling.
Voorts is in deze beschikking bepaald dat de vader aan de moeder als kinderbijdrage dient te voldoen € 70 per kind per maand, met ingang van 1 augustus 2020 en voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen.
2.6.
Ingevolge de wettelijke indexering bedraagt de kinderbijdrage met ingang van 1 januari 2023 € 74 per kind per maand.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt, na wijziging:
te bepalen dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] hun hoofdverblijf bij de vader hebben;
een zorgregeling vast te stellen tussen de moeder en [de minderjarige 2] en/of [de minderjarige 1] die de rechtbank in hun belang acht;
te bepalen dat de kinderbijdrage die de vader aan de moeder dient te voldoen voor [de minderjarige 2] met ingang van 9 april 2022 wordt gewijzigd naar nihil, althans een zodanig bedrag en/of datum als de rechtbank juist acht;
te bepalen dat de moeder met ingang van 9 april 2022 aan de vader als kinderbijdrage voor [de minderjarige 2] dient te voldoen een bedrag van € 100 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanig bedrag en/of datum als de rechtbank juist acht;
te bepalen dat de kinderbijdrage die de vader aan de moeder dient te voldoen voor [de minderjarige 1] met ingang van 1 december 2023 wordt gewijzigd naar nihil, althans een zodanig bedrag en/of datum als de rechtbank juist acht;
te bepalen dat de moeder met ingang van 1 december 2023 aan de vader als kinderbijdrage voor [de minderjarige 1] dient te voldoen een bedrag van € 15 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanig bedrag en/of datum als de rechtbank juist acht.
3.2.
De vader heeft ter zitting zijn verzoeken deels wederom gewijzigd. Hierop wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De moeder verzoekt de vader niet ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoeken af te wijzen. Bij wijze van zelfstandig verzoek, verzoekt de moeder:
een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen die de rechtbank in hun belang acht;
te bepalen dat de vader aan de moeder een kinderbijdrage dient te voldoen voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] van € 169 per kind per maand met ingang van 1 augustus 2021, althans een zodanige bedrag en ingangsdatum als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
4.2.
De moeder heeft ter zitting haar verzoeken gewijzigd. Hierop wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

hoofdverblijf en zorgregeling
5.1.
De vader wil graag dat beide kinderen hun hoofdverblijf bij hem hebben met een zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige 1] .
De vader stelt dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] tot en met april 2022 hun hoofdverblijf hadden bij de moeder. [de minderjarige 2] is vervolgens tot december 2022 bij de vader gaan wonen. Na december 2022 is [de minderjarige 2] weer bij de moeder gaan wonen en vanaf 23 augustus 2023 heeft [de minderjarige 2] hoofdverblijf bij de vader. [de minderjarige 2] staat sinds 30 oktober 2023 ingeschreven op het adres van de vader. [de minderjarige 1] verblijft sinds november 2023 de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder. De vader verzoekt dat [de minderjarige 1] vanaf 1 december 2023 ook zijn hoofdverblijf bij de vader heeft. [de minderjarige 1] wil dit zelf graag. De vader wil graag rust voor hem en de kinderen, zodat zij verder kunnen met hun leven. Verder wil [de minderjarige 1] een weekend per twee weken bij de moeder verblijven. [de minderjarige 2] heeft op dit moment geen omgang met de moeder, zodat voor hem geen verzoek wordt gedaan om een zorgregeling vast te stellen. De kinderen kunnen ook zelf naar de moeder, wanneer zij dat willen. De vader houdt dit niet tegen.
Verder stelt de vader dat hulpverlening al langere tijd betrokken is in het gezin. Uit het in juni 2023 geactualiseerde gezinsplan van Preventie Jeugdbescherming [plaats] volgt dat de vader regelmaat en structuur biedt voor de kinderen. Dit zorgt voor rust bij hen. De vader ziet dat de kinderen het goed doen bij hem thuis. Zo wordt de boosheid bij [de minderjarige 2] minder. De vader is enkele jaren geleden gestopt met elke vorm van contact met de moeder. Dit is het enige wat hem rust geeft. De vader vindt een onderzoek door de Raad niet nodig. De kinderen ontvangen al genoeg hulpverlening.
5.2.
De moeder heeft ter zitting toegelicht dat zij zich niet gaat verzetten tegen een wijziging van het hoofdverblijf van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] bij de vader. Zij wil wel dat er een zorgregeling vastgesteld wordt tussen haar en de kinderen.
De moeder heeft wel grote zorgen over het welzijn en de toekomst van de kinderen als zij hun hoofdverblijf bij de vader hebben. Zo is de moeder bang voor ouderverstoting. De kinderen moeten nu op eieren lopen als zij bij de moeder zijn, omdat zij de vader niet voor het hoofd willen stoten. Het is ook de vraag in hoeverre de vader de kinderen positief stimuleert om naar de moeder te gaan. Ook laat het gezinsplan van Preventie Jeugdbescherming [plaats] een aantal zorgelijke ontwikkelingen zien. Zo lijkt de boosheid van [de minderjarige 2] voort te komen uit een loyaliteitsconflict. Verder is in november 2023 nog een escalatie geweest tussen [de minderjarige 2] en de vader. Er zijn dus nog steeds zorgen over de kinderen, ook bij de vader thuis. Zo is het schoolverzuim van [de minderjarige 2] alweer opgelopen. Verder is [de minderjarige 1] in de afgelopen twee maanden ook zeer wisselend geweest in zijn keuze waar hij wil wonen. Eerst gaf hij aan dat hij niet bij de vader wilde wonen en nu wil hij dat opeens wel.
Verder stelt de moeder dat de hulpverlening weliswaar al enige tijd is betrokken, maar dat dit nog niet veel oplevert. De moeder wil graag een onderzoek door de Raad en staat open voor een ondertoezichtstelling. Het is nog te vroeg om nu een eindbeslissing te nemen, aangezien dit ervoor zal zorgen dat de moeder de kinderen niet veel meer zal zien.
5.3.
Ter zitting is gebleken dat de Raad niet alle stukken heeft ontvangen van de rechtbank. De vertegenwoordiger van de Raad kon daarom enkel advies geven op basis van wat ter zitting naar voren kwam. De Raad heeft ter zitting aangeboden om een onderzoek uit te voeren naar de hoofdverblijfplaats en de omgang, waarbij het onderzoek eventueel uitgebreid kan worden naar een beschermingsonderzoek. Er kan dan duidelijk op een rijtje gezet worden hoe het met de kinderen gaat en welke hulp ingezet moet worden.
Er is in de afgelopen maanden veel gebeurd en de Raad maakt zich grote zorgen. Het lijkt erop dat de kinderen klem zitten tussen de ouders. Zij hebben er nu voor gekozen om bij de vader te wonen, maar het is ook mogelijk dat de kinderen straks weer geen contact met de vader willen en teruggaan naar de moeder. Het is verder van belang dat de kinderen blijven praten met hun hulpverlener.
5.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] in de afgelopen periode regelmatig gewisseld hebben van hoofdverblijf. Beide kinderen hebben er nu kennelijk voor gekozen dat zij bij de vader willen wonen. Het is nog onduidelijk of dit een bestendige situatie is, of dat de kinderen over een aantal maanden weer anders wensen. Uit de tussentijdse evaluatie van het Uitvoerdersoverleg van november 2023 volgt de actuele voortgang van de hulpverlening en hierin komen ook zorgen naar voren. Zo wordt benoemd dat de opvoedondersteuning de situatie bij de vader thuis voor nu als goed genoeg heeft bestempeld, zolang de individuele coach maar betrokken blijft bij de kinderen. De woonsituatie is nog wel kwetsbaar. Verder staat in de evaluatie dat de boosheid van [de minderjarige 2] lijkt voort te komen uit een loyaliteitsconflict. Sinds de betrokkenheid van Vividz en de overgang naar vader lijkt [de minderjarige 2] zijn boosheid te reguleren. Ook geven beide ouders veelvuldig de andere ouder de schuld van waar het in de opvoeding misgaat en zijn hier heel stellig in.
Evenals de Raad, heeft de rechtbank zorgen over het welzijn van de kinderen en het gebrek aan communicatie tussen de ouders. Op dit moment wordt echter onvoldoende aanleiding gezien voor het gelasten van een Raadsonderzoek, zoals door de moeder verzocht en door de Raad aangeboden. Hiertoe is het volgende redengevend. Preventieve Jeugdbescherming [plaats] en Vividz zijn intensief betrokken bij het gezin. De kinderen hebben bij de kinderrechter aangegeven dat zij de gesprekken met de individuele coaches van Vividz fijn vinden. Het is van belang dat deze gesprekken voortgang zullen blijven vinden. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] worden daardoor gehoord en gemonitord. Daarnaast kan een onderzoek door de Raad bij de ouders en de kinderen voor meer spanningen en onrust zorgen, terwijl de kinderen nu net in een iets rustiger vaarwater lijken te zitten. Tot slot heeft Preventieve Jeugdbescherming [plaats] de mogelijkheid om de zorgen op te schalen naar de Raad, mochten zij hiertoe aanleiding zien. Uit het gezinsplan blijkt dat Preventieve Jeugdbescherming hier al eerder over gesproken heeft voor het geval dat de ouders geen medewerking of toestemming willen geven voor de in te zetten hulp. De verwachting is dan ook dat Preventieve Jeugdbescherming aan de bel trekt wanneer dit nodig is.
Nu er geen onderzoek door de Raad wordt gelast, zal de rechtbank een beslissing nemen over het hoofdverblijf en de zorgregeling.
5.5.
Aangezien de moeder zich niet verzet en de kinderen feitelijk al bij de vader wonen, zal de rechtbank het verzoek van de vader toewijzen inhoudende dat de kinderen hoofdverblijf bij hem hebben.
5.6.
Daarnaast zal de rechtbank een zorgregeling vaststellen tussen de moeder en de kinderen. Vastgelegd wordt dat [de minderjarige 1] minimaal een weekend per twee weken bij de moeder verblijft en de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te verdelen tussen de ouders. Hierin is de wens van [de minderjarige 1] meegenomen.
Hoewel [de minderjarige 2] geen vaste zorgregeling wenst met de moeder, acht de rechtbank het wel in zijn belang dat een zorgregeling wordt vastgesteld. Het uitgangspunt is immers dat het in het belang van [de minderjarige 2] is dat hij een goed contact heeft met beide ouders. De moeder geeft ook aan dat [de minderjarige 2] af en toe langskomt. Vastgelegd wordt daarom dat [de minderjarige 2] minimaal een middag in de week bij de moeder verblijft, welke regeling uitgebreid kan worden in overleg met de Preventieve Jeugdbescherming [plaats] dan wel Vividz.
kinderbijdrage
5.7.
De rechtbank rondt in haar beoordeling bedragen telkens op hele euro’s af.
wijziging van omstandigheden
5.8.
De rechtbank stelt vast dat het hoofdverblijf van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] is gewijzigd. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) die een herbeoordeling van de onderhoudsverplichting rechtvaardigt.
ingangsdatum
5.9.
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt dat de door de vader aan de moeder te betalen kinderbijdrage voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] met ingang van 1 augustus 2023 op nihil wordt gesteld. De rechtbank zal aldus beslissen.
Voorts zijn partijen het erover eens dat de eventueel door de moeder aan de vader te betalen kinderbijdrage per 1 december 2023 kan ingaan. Aan de rechtbank is verzocht om deze bijdrage te berekenen.
behoefte
5.10.
De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter zitting vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de naar 1 januari 2023 geïndexeerde behoefte van de kinderen in totaal
€ 556 per maand bedraagt. Deze behoefte neemt de rechtbank dan ook als uitgangspunt.
draagkracht van partijen
5.11.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of partijen over voldoende draagkracht beschikken om elk hun aandeel in deze behoefte te kunnen betalen. Aangezien de eventueel door de moeder aan de vader te betalen kinderbijdrage ingaat per 1 december 2023 gaat de rechtbank uit van de inkomensgegevens van partijen uit 2023.
5.12.
De moeder ontvangt een WIA-uitkering. Uit de betaalspecificatie van november 2023 volgt dat de moeder een uitkering van € 1.826 bruto per maand ontvangt. Verder ontvangt de moeder 8% vakantiegeld. Uitgaande van deze inkomsten en rekening houdend met de aanspraak van de moeder op de algemene heffingskorting bedraagt haar netto besteedbaar inkomen € 1.495 per maand. Op grond van de draagkrachtabel bedraagt haar draagkracht dan € 50 per maand.
De moeder stelt dat bij de berekening van haar draagkracht rekening gehouden dient te worden met haar onderhoudsverplichting tegenover haar zoon [zoon] .
5.13.
De vader is in loondienst bij [BV] Uit de salarisspecificaties van september, oktober en november 2023 volgt dat de vader een inkomen heeft van dan € 3.670 bruto per maand. Verder ontvangt de vader 8% vakantiegeld. Uitgaande van deze inkomsten en rekening houdend met de aanspraak van de vader op de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en het kindgebonden budget bedraagt zijn netto besteedbaar inkomen € 3.518 per maand. Op grond van de draagkrachtformule bedraagt zijn draagkracht dan € 902 per maand.
draagkrachtvergelijking
5.14.
De gezamenlijke draagkracht van partijen bedraagt € 952 per maand. Dit bedrag overschrijdt de behoefte van de kinderen van € 556 per maand en daarom is er aanleiding om een draagkrachtvergelijking te maken. Uit de draagkrachtvergelijking volgt een eigen aandeel van de vader van € 527 per maand en een eigen aandeel van de moeder van € 29 per maand.
zorgkorting
5.15.
Op het berekende aandeel dient de zorgkorting in mindering te worden gebracht. Het percentage van de zorgkorting is afhankelijk van de hoeveelheid omgang of zorg. Partijen twisten over de toe te passen zorgkorting. Gelet op de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling wordt bij [de minderjarige 2] gerekend met een zorgkorting van 5% en bij [de minderjarige 1] met een zorgkorting van 15%. Door het toepassen van de zorgkorting volgt uit de berekening dat de moeder niet in staat is om een kinderbijdrage te betalen.
conclusie
5.16.
De rechtbank acht de moeder niet in staat een kinderbijdrage te betalen. De verzoeken van de vader worden dan ook afgewezen.
telefoonabonnement kinderen
5.17.
De vader heeft ter zitting ingestemd dat hij de telefoonabonnementen van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] gaat betalen. De moeder heeft een kopie nodig van het paspoort en de bankpas van de vader om een en ander te bewerkstelligen. De rechtbank gaat ervan uit dat de vader hieraan zal meewerken.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt, met wijziging van de echtscheidingsbeschikking van 8 april 2015 en het daaraan gehechte ouderschapsplan, dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
bij de vader zal zijn;
6.2.
stelt de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
  • [de minderjarige 1] verblijft minimaal een weekend per twee weken bij de moeder en de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te verdelen tussen de ouders;
  • [de minderjarige 2] verblijft minimaal een middag in de week bij de moeder, welke regeling uitgebreid kan worden in overleg met Preventieve Jeugdbescherming [plaats] dan wel Vividz;
6.3.
bepaalt met wijziging van de beschikking van 17 februari 2021 de door de vader aan de moeder te betalen kinderbijdrage voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op nihil met ingang van
1 augustus 2023;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.C. Sicking als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.