In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 8 januari 2024 uitspraak gedaan over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van hun ouders. De vader heeft verzocht om te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem hebben, en om een zorgregeling vast te stellen tussen de moeder en de kinderen. De moeder heeft zich niet verzet tegen de wijziging van de hoofdverblijfplaats, maar heeft wel zorgen geuit over de gevolgen voor de kinderen en heeft verzocht om een zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen in de afgelopen periode regelmatig van hoofdverblijfplaats zijn gewisseld en dat zij nu bij de vader willen wonen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de huidige situatie en het feit dat de moeder zich niet verzet, het verzoek van de vader wordt toegewezen. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij [de minderjarige 1] minimaal een weekend per twee weken bij de moeder verblijft en [de minderjarige 2] minimaal een middag in de week bij de moeder. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de moeder niet in staat is een kinderbijdrage te betalen, en heeft het verzoek van de vader om wijziging van de kinderbijdrage afgewezen.