ECLI:NL:RBNHO:2024:11210

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/15/357013 / KG ZA 24-546
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nakoming depotovereenkomst en betaling uit depot door Stichting Derdengelden aan de boedel van Kozijn Services

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Joost Martijn van Rongen, in zijn hoedanigheid als curator van Kozijn Services B.V., en Stichting Derdengelden KHP/VZB Advocaten. De curator vorderde betaling van een bedrag uit een depot dat door de Stichting Derdengelden werd aangehouden op basis van een depotovereenkomst. De achtergrond van de zaak is dat Kozijn Services op 16 mei 2024 failliet is verklaard en dat er een rechtszaak liep tegen Schipper Kozijnen B.V. waarbij een depotovereenkomst was gesloten om beslaglegging op te heffen. De curator stelde dat de Stichting Derdengelden verplicht was om het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 65.031,45 uit te betalen aan de boedel van Kozijn Services, maar de Stichting weigerde dit. De voorzieningenrechter oordeelde dat de curator een spoedeisend belang had en dat de vorderingen in de bodemprocedure een kans van slagen hadden. De rechter wees de vordering van de curator toe en veroordeelde de Stichting Derdengelden tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De rechter oordeelde dat de verweren van de Stichting Derdengelden niet relevant waren voor de beoordeling van het geschil, omdat het ging om de rechtsverhouding tussen de Stichting en de curator.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/357013 / KG ZA 24-546
Vonnis in kort geding van 25 oktober 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
JOOST MARTIJN VAN RONGENin zijn hoedanigheid als curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOZIJN SERVICES B.V.,
kantoorhoudende te Heerenveen ,
eisende partij,
hierna te noemen: de curator en Kozijn Services,
advocaat: mr. J.M. van Rongen,
tegen
de stichting
STICHTING DERDENGELDEN KHP/VZB ADVOCATEN,
statutair gevestigd te Opmeer,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Stichting Derdengelden,
advocaat: mr. R. van der Hooft.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 september 2024, met producties 1-6;
- de stelbrief van mr. Van der Hooft;
- de akte overlegging producties van de curator, met producties 7a-7l;
- de mondelinge behandeling van 15 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Mrs. Van Rongen en Van der Hooft hebben daarbij spreekaantekeningen overgelegd;
- het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in incident tot voeging van Schipper Kozijnen B.V. van 15 oktober 2024.

2.De uitgangspunten

2.1.
Op 16 mei 2024 heeft de rechtbank Noord-Nederland Kozijn Services failliet verklaard. Mr. Van Rongen is daarbij benoemd tot curator.
2.2.
Op 2 februari 2022 is Kozijn Services een procedure gestart tegen Schipper Kozijnen B.V. (hierna: Schipper Kozijnen). In januari 2022 heeft Kozijn Services derdenbeslagen laten leggen ten laste van Schipper Kozijnen.
2.3.
Om tot opheffing van die beslagen te komen hebben Kozijn Services, Schipper Kozijnen en Stichting Derdengelden in januari 2022 een depotovereenkomst gesloten. In deze depotovereenkomst zijn partijen onder andere het volgende overeengekomen:

1.4 Partijen komen overeen dat de Stichting Derdengelden het door haar ontvangen bedrag zal houden onder in deze depotovereenkomst genoemde voorwaarden en bepalingen voor beide partijen gezamenlijk. Partijen krijgen ten gevolge hiervan een voorwaardelijke vordering op de Stichting Derdengelden, tezamen tot maximaal het Depotbedrag, welke vordering op één van de hierna vermelde wijze voor Kozijn Services en/of Schipper onvoorwaardelijk wordt. Daarna houdt de Stichting Derdengelden het door haar ontvangen bedrag voor de partij(en) die daarop alsdan geheel of gedeeltelijk recht heeft. Daarvóór heeft geen van partijen het recht om het in depot gehouden bedrag geheel of gedeeltelijk (terug) te vorderen.
2.2
De Stichting Derdengelden zal uit het Depotbedrag die bedragen betalen aan Kozijn Services waartoe Schipper verplicht zal blijken te zijn te betalen aan Kozijn Services volgens i) een tussen partijen gewezen uitvoerbaar vonnis in een procedure die gestart is in overeenstemming met het bepaalde in het beslagrekest, dan wel volgens ii) een tussen partijen gesloten schriftelijke vaststellingsovereenkomst die door partijen is ondertekend. De betaling door de Stichting Derdengelden zal plaatsvinden binnen een redelijke termijn na ontvangst van genoemde rechterlijke uitspraak dan wel vaststellingsovereenkomst van een van de partijen.
Het restant van het Depotbedrag zal door de Stichting Derdengelden worden uitbetaald aan Schipper.
2.4.
Stichting Derdengelden houdt sinds 24 januari 2022 een bedrag van € 119.912,51 onder zich op grond van de depotovereenkomst.
2.5.
Bij vonnis van 31 juli 2024 heeft de rechtbank de vorderingen van Kozijn Services toegewezen tot een bedrag van € 39.528,07, te vermeerderen met rente en diverse kosten.
2.6.
De curator heeft Stichting Derdengelden vervolgens op 3 september 2024 verzocht om tot betaling over te gaan, op grond van de depotovereenkomst. Stichting Derdengelden heeft dit geweigerd.
2.7.
Schipper Kozijnen B.V. heeft de voorzieningenrechter bij incidentele conclusie tot voeging verzocht om zich te voegen in dit kort geding. De voorzieningenrechter heeft dit incident ter zitting afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. Stichting Derdengelden veroordeelt een bedrag van € 65.031,45 over te maken naar de boedelrekening van Kozijn Services,
te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 38.318,07 vanaf de datum van de mondelinge behandeling tot de dag van voldoening van dat bedrag,
te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.210,- vanaf de datum van de mondelinge behandeling tot de dag van de voldoening van dat bedrag,
te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.680,- vanaf de datum van de mondelinge behandeling tot de dag van voldoening van dat bedrag;
subsidiair:
II. Stichting Derdengelden veroordeelt tot betaling van een voorschot aan de boedel van Kozijn Services van € 50.000,-, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen voorschot;
primair en subsidiair:
III. Stichting Derdengelden veroordeelt tot betaling aan de boedel van Kozijn Services van een bedrag van € 4.659,34, zijnde de werkelijke proceskosten, althans kosten rechtens.
3.2.
De curator legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Stichting Derdengelden is vanaf de datum van het vonnis van de rechtbank (31 juli 2024) geldbedragen gaan houden voor de boedel van Kozijn Services. Volgens de curator is Stichting Derdengelden op grond van de artikelen 1.4 en 2.2 van de depotovereenkomst verplicht om de toegewezen bedragen aan de boedel van Kozijn Services uit te betalen.
3.3.
Stichting Derdengelden voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of de curator ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat het geval is gelet op het belang van (de gefailleerde boedel van) Kozijn Services bij betaling uit het depot en de verplichting van de curator om kosten zoveel mogelijk te beperken.
4.2.
Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Nakoming van de depotovereenkomst
4.3.
De curator vordert in dit kort geding de nakoming door Stichting Derdengelden van de depotovereenkomst. De curator stelt dat hij op grond van het vonnis van de rechtbank van 31 juli 2024 recht heeft op betaling van een bedrag uit het depot van € 39.528,07 plus de opgelopen wettelijke (handels)rente en kosten. Dit komt volgens de curator op het moment van de dagvaarding neer op € 65.031,45 plus wettelijke (handels)rente.
4.4.
Stichting Derdengelden weigert tot uitkering uit het depot over te gaan. Zij stelt hiertoe onder andere dat de curator de overeenkomsten tussen Kozijn Services en Schipper Kozijnen niet gestand wil doen. De curator verliest daardoor volgens Stichting Derdengelden het recht om nakoming van de depotovereenkomst te vorderen. Daarnaast voert Stichting Derdengelden aan dat omdat de curator de overeenkomsten tussen Schipper Kozijnen en Kozijn Services niet gestand wil doen, Schipper Kozijnen de overeenkomsten met Kozijn Services heeft ontbonden. Aangezien Schipper Kozijnen stelt aanbetalingen te hebben gedaan op basis van die ontbonden overeenkomsten, beroept zij zich op onverschuldigde betaling en wenst zij haar vordering te verrekenen met die van de curator. Verder is Stichting Derdengelden van mening dat de curator onvoldoende belang bij toewijzing van de vordering heeft.
4.5.
De voorzieningenrechter wijst de primaire vordering van de curator toe. Zij licht dit als volgt toe.
4.6.
Op grond van artikel 2.2 van de depotovereenkomst is Stichting Derdengelden gehouden tot uitkering van het bedrag dat aan Kozijn Services is toegewezen in een tussen Schipper Kozijnen en Kozijn Services gewezen uitvoerbaar vonnis, in een procedure die is gestart in overeenstemming met het bepaalde in het beslagrekest. Het vonnis dat door de rechtbank op 31 juli 2024 is gewezen, voldoet aan deze voorwaarde. Stichting Derdengelden is daarom op grond van de depotovereenkomst verplicht om het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 65.031,45 plus wettelijke (handels)rente uit het depot te betalen aan de boedelrekening van Kozijn Services.
4.7.
Stichting Derdengelden heeft zich beroepen op eventuele verweren van Schipper Kozijnen in de rechtsverhouding tussen Schipper Kozijnen en de curator. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze verweren niet relevant zijn voor de beoordeling van dit geschil, omdat het gaat om de rechtsverhouding tussen Stichting Derdengelden en de curator. Met andere woorden: hetgeen Stichting Derdengelden heeft aangevoerd kan haar niet ontheffen van haar verplichting uit hoofde van depotovereenkomst om tot uitkering over te gaan. De voorzieningenrechter gaat daarom voorbij aan deze verweren.
4.8.
Als Stichting Derdengelden namens Schipper Kozijnen al een beroep zou kunnen doen op verrekening zoals zij heeft gesteld, dan is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat dat beroep niet slaagt. Dit volgt uit het feit dat de rechtbank in rechtsoverweging 4.48. van het vonnis van 31 juli 2024 heeft overwogen dat Kozijn Services haar prestaties bevoegdelijk heeft opgeschort. Volgens de afstemmingsregel is de voorzieningenrechter aan dat oordeel van de bodemrechter gebonden, tenzij het vonnis berust op een misslag [1] . Dit is niet gesteld, noch gebleken.
4.9.
Het standpunt van Stichting Derdengelden dat de curator onvoldoende belang zou hebben bij toewijzing van de vordering, volgt de voorzieningenrechter niet. De boedel van het failliete Kozijn Services heeft door toewijzing van de vordering bij het vonnis van 31 juli 2024 namelijk recht op een geldbedrag. Doordat Stichting Derdengelden dit bedrag niet uit het depot betaalt, lijdt de boedel van Kozijn Services schade.
4.10.
De conclusie is dan ook dat de verweren van Stichting Derdengelden tegen uitkering vanuit het depot niet slagen. De juistheid van het gevorderde bedrag, inclusief rente en kosten, is verder niet betwist. Stichting Derdengelden zal daarom worden veroordeeld tot betaling aan de curator van € 65.031,45, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente) over € 38.318,07 vanaf 15 oktober 2024 als na te melden in de Beslissing.
Proceskosten
4.11.
De curator vordert de daadwerkelijke proceskosten ter hoogte van € 4.659,34, omdat hij van mening is dat de procedure geheel onnodig is en Stichting Derdengelden de boedel op onrechtmatige wijze schade toebrengt door zonder goede reden niet tot uitbetaling uit het depot over te gaan. Hij stelt dat hij hierdoor gedwongen is om de onderhavige procedure te voeren.
4.12.
Een vordering tot vergoeding van de daadwerkelijke proceskosten is denkbaar in de situatie dat sprake is van buitengewone omstandigheden, waarbij gedacht kan worden aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Er is pas sprake van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen als het instellen van de vordering of het voeren van een verweer, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Volgens de Hoge Raad kan hiervan sprake zijn als een vordering of verweer is gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de betreffende procespartij de onjuistheid kende, dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan die partij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. [2]
4.13.
In dit geval doet zich die situatie voor. Stichting Derdengelden heeft in deze procedure bij wijze van verkapt hoger beroep van Schipper Kozijnen tegen het vonnis van 31 juli 2024 vrijwel alleen verweren gevoerd die toekomen aan Schipper Kozijnen. Deze proceshouding van Stichting Derdengelden valt niet te rijmen met haar neutrale positie en verplichtingen uit hoofde van de depotovereenkomst. Stichting Derdengelden had op voorhand moeten begrijpen dat haar verweren geen kans van slagen hadden, omdat die niet zijn toegesneden op de rechtsverhouding van Stichting Derdengelden met (de gefailleerde boedel van) Kozijn Services.
4.14.
Op basis van het voorgaande wijst de voorzieningenrechter dan ook de daadwerkelijke proceskosten van € 4.659,34 toe.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Stichting Derdengelden tot betaling van een bedrag van € 65.031,45 aan de boedelrekening van Kozijn Services, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 38.318,07 vanaf 15 oktober 2024 tot de dag van de voldoening van dat bedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.890,- vanaf 15 oktober 2024 tot de dag van de voldoening van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente,
5.2.
veroordeelt Stichting Derdengelden in de reële proceskosten van € 4.659,34, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Stichting Derdengelden niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024.

Voetnoten

1.HR 7 januari 2011, NJ 2011/304
2.HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516. HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828.