ECLI:NL:RBNHO:2024:11104

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
C/15/357651/ KG RK 24/656
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak met voorlopige hechtenis

Op 16 oktober 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een gedetineerde verzoekster, die zich in voorlopige hechtenis bevindt. Het verzoek was gericht tegen alle rechters van team Straf, die betrokken waren bij de beslissingen over haar voorlopige hechtenis. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat verzoekster het te laat had ingediend. Het verzoekschrift was gedateerd op 1 oktober 2024 en op 7 oktober 2024 ontvangen, terwijl de laatste beslissing over de voorlopige hechtenis op 18 september 2024 was genomen. De wrakingskamer benadrukte dat verzoekster niet tijdig had gereageerd op de eerdere beslissingen en dat de periode tussen de laatste beslissing en het indienen van het wrakingsverzoek te lang was. Bovendien werd opgemerkt dat wraking alleen mogelijk is tegen rechters die daadwerkelijk de zaak behandelen, en niet tegen een geheel team. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid of schijn van partijdigheid, en dat de gronden voor wraking in wezen voortkwamen uit onvrede over procesbeslissingen, wat niet tot wraking kan leiden. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek en beval dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/357651/ KG RK 24/656
Beslissing van 16 oktober 2024
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht, locatie Nieuwersluis,
verzoekster.
De wrakingskamer begrijpt dat het verzoek is gericht tegen alle rechters van team Straf, dan wel tegen alle rechters van team Straf die betrokken zijn geweest bij het nemen van beslissingen over de voorlopige hechtenis van verzoekster. De wrakingskamer zal hen hierna aanduiden als ‘de rechters’.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekster heeft schriftelijk de wraking verzocht van de rechters in de bij deze rechtbank, team Straf, aanhangige zaak met als parketnummer15/068166-24, hierna te noemen: de hoofdzaak. Het verzoekschrift is gedateerd op 1 oktober 2024 en op 7 oktober 2024 door de wrakingskamer ontvangen.
1.2
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van dit verzoek en bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De uitgangspunten

2.1.
De hoofdzaak betreft een strafzaak waarbij verzoekster verdachte is. Aan verzoekster is (onder meer) ten laste gelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan (kort gezegd) belaging, het overtreden van een gedragsaanwijzing en een poging tot het onttrekken van drie minderjarigen aan het wettig over hen gesteld gezag. Verzoekster bevindt zich in voorlopige hechtenis.
2.2.
Uit het strafdossier blijkt dat de voorlopige hechtenis bij (de raadkamer van) de rechtbank aan de orde is geweest op 13 maart 2024 (raadkamerzitting over vordering gevangenhouding), 10 juni en 26 augustus 2024 (beide pro forma-zittingen van de meervoudige kamer) en laatstelijk op 18 september 2024 (behandeling door de raadkamer van een schorsingsverzoek dat verzoekster had ingediend). Tijdens al die zittingen zijn verzoeken van verzoekster tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Verzoekster legt aan het verzoek ten grondslag dat de rechters vooringenomen zijn. De tussentijdse beslissingen die de rechters hebben genomen zijn nauwelijks onderbouwd en verzoekster heeft onvoldoende gelegenheid gehad haar standpunten toe te lichten. Uit het feit dat de voorlopige hechtenis steeds is verlengd, blijkt een diepgeworteld vooroordeel bij de rechters.

4.De beoordeling

4.1
Op verzoek van een verdachte in een strafzaak kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. [1]
4.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen alle rechters van team Straf, het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De wrakingskamer overweegt daartoe dat uitsluitend die rechters gewraakt kunnen worden die de zaak behandelen (art. 512 Sv). Het op voorhand wraken van alle leden van het team Straf behoort daarom niet tot de mogelijkheden.
4.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen alle rechters van het team Straf die betrokken zijn geweest bij de beslissingen over haar voorlopige hechtenis, het verzoek eveneens kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoekster het te laat heeft ingediend.
De door verzoekster aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden hebben zich voorgedaan tijdens de zittingen van 13 maart 2024, 10 juni 2024, 26 augustus 2024 en laatstelijk bij de bekendmaking van de beslissing van 18 september 2024. Het wrakingsverzoek is gedateerd 1 oktober 2024 en op 7 oktober 2024 bij de rechtbank binnengekomen.
4.4.
De periode tussen de laatste beslissing van 18 september 2024 over de voorlopige hechtenis en de datering van het wrakingsverzoek bedraagt bijna twee weken. De periode tussen genoemde beslissing en de ontvangst van het wrakingsverzoek door de rechtbank is drie weken.
4.5.
De wrakingskamer overweegt dat het een verzoeker tot wraking is gegund enige tijd voor reflectie te nemen. In dit geval heeft het echter te lang geduurd voordat verzoekster haar wrakingsverzoek heeft ingediend. Tussen de zittingen in maart, juni en augustus enerzijds en het verzoek anderzijds zijn respectievelijk meer dan zes maanden, meer dan drie maanden en ruim één maand gelegen. Echter ook gelet op het tijdsverloop vanaf 18 september 2024 tot 7 oktober, althans 1 oktober 2024, kan niet worden gezegd dat het verzoek is gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden. Om die reden zal de wrakingskamer verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek. De wrakingskamer komt daarom formeel niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek.
4.6.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer het volgende. Ook als de wrakingskamer het wrakingsverzoek wel inhoudelijk zou hebben behandeld, zou dat niet tot wraking van de rechters hebben geleid. Uitgangspunt is dat wraking van een rechter alleen aan de orde is indien, kort samengevat, de rechter (i) jegens een partij een vooringenomenheid koestert of (ii) wanneer de schijn van partijdigheid gewekt is. In deze zaak is van beide gevallen geen sprake.
4.7.
De wrakingsgronden komen er in de kern op neer dat verzoekster het niet eens is met de afwijzende beslissingen op de verzoeken tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis. Dat zijn procesbeslissingen die niet tot wraking kunnen leiden. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat daaraan in de weg. Dat is vaste rechtspraak sinds het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413).
4.8.
Voor zover het wrakingsverzoek er toe strekt dat de wrakingskamer zelf overgaat tot een beoordeling van de voorlopige hechtenis, overweegt de wrakingskamer dat zij daarover niet gaat. Ook gaat de wrakingskamer - net als de strafkamer - niet over de problemen die verzoekster ervaart bij het vinden van een advocaat die haar kan bijstaan in (lopende) civielrechtelijke procedures.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1
verklaart verzoeker in het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk,
5.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de teamvoorzitters van team Straf en het Openbaar Ministerie een eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. N. Boots, voorzitter, mr. J.H. Gisolf en mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 512 en 513 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering.