6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft brand gesticht in zijn huurwoning. Brandstichting is uitermate gevaarlijk. Door brand te stichten heeft de verdachte schade aangericht aan de woning, die eigendom was van een woningbouwvereniging. Daarnaast is ook gevaar voor belendende woningen te duchten geweest, alsmede levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning aanwezige personen. Brandstichting brengt in de regel gevoelens van onrust, angst en onveiligheid teweeg in de samenleving en bij betrokkenen en getuigen in het bijzonder. Uit het dossier blijkt ook dat de buren van de verdachte hevig zijn geschrokken en zich erg angstig voelden door de gebeurtenis. Het gaat dan ook om een ernstig strafbaar feit met name vanwege de verstrekkende gevolgen die het met zich had kunnen brengen.
Daar staat tegenover dat de verdachte uiteindelijk zelf 112 heeft gebeld en niemand gewond is geraakt. De verdachte heeft een betalingsregeling getroffen met de woningbouwvereniging ter vergoeding van de schade aan de woning.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 17 september 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte enkel in 2012 een strafbeschikking in de vorm van een boete heeft opgelegd gekregen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 26 september 2024. Het reclasseringsrapport houdt (onder meer) het volgende in:
Betrokkene is gediagnosticeerd met een schizo-affectieve stoornis.Sinds 17 september 2024, na schorsing van de voorlopige hechtenis, verblijft betrokkene in de [kliniek] . Betrokkene kan verblijven in de [kliniek] tot de behandelaren daar bepalen dat hij stabiel genoeg is om door te stromen naar de beschermde woonvorm van Parnassia [plaats] .
Reclassering Inforsa is van mening dat met een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden de risico's op recidive kunnen worden beperkt.Betrokkene is gemotiveerd om te werken aan zijn psychiatrische problematiek en verslaving. Hij is gedurende het gehele proces erg meewerkend geweest en de betrokken hulpverlening uit ook hun vertrouwen in hem. Door de samenwerking tussen de [kliniek] en de beschermde woonvorm van Parnassia in [plaats] , kan betrokkene bij psychiatrische achteruitgang met behoud van zijn woning weer in de kliniek worden geplaatst. Ook de begeleiding die hij in de [kliniek] heeft blijft betrokken zodra hij uitstroomt naar de beschermde woonvorm van Parnassia.
Wij schatten het risico op recidive en het risico op letsel in als gemiddeld omdat er grote risico's voorvloeien uit de psychiatrie, het middelengebruik, de gokverslaving en de verhoogde suïcidaliteit. Betrokkene is echter goed ingebed in de zorg. Betrokkene neemt zijn verantwoordelijkheid voor de tenlastelegging en laat weten in de toekomst nooit meer zoiets te zullen doen. Verder is hij meewerkend en toont hij motivatie om te werken richting herstel van zijn psychiatrische problematiek en verslaving. Wij schatten het risico op onttrekken aan de voorwaarden in als laag.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met onderstaande bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht bij reclassering
- Opname in een zorginstelling
- Ambulante begeleiding
- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- Dagbesteding
- Meewerken aan middelencontrole.
De op te leggen straf
De ernst van het feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende – en met name indachtig de psychische problematiek van de verdachte – is de rechtbank echter van oordeel dat de straf die door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is. De rechtbank acht het in zowel het belang van de verdachte als de maatschappij noodzakelijk dat de verdachte zijn huidige behandeling en verblijf bij de [kliniek] kan voortzetten en onder de nodige zorg en begeleiding kan toewerken naar een verblijf in een beschermde woonvorm. Oplegging van een straf waarbij het onvoorwaardelijk deel langer is dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, acht de rechtbank dan ook onwenselijk.
Dit betekent dat de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 357 dagen zal opleggen. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van 250 dagen vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals de reclassering heeft geadviseerd.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte – indien hij niet wordt behandeld – wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.