In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een perceel grond. Eiseres, wonende te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Edam-Volendam, die de waarde van de onroerende zaak op € 22.000 had vastgesteld. Eiseres betoogde dat de waarde veel lager moest zijn, en stelde een waarde van € 3.000 voor, later verhoogd naar € 10.000. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat geen van beide partijen de voorgestane waarde aannemelijk heeft kunnen maken. De rechtbank heeft de waarde van de grond schattenderwijs vastgesteld op € 15.500, wat lager is dan de prijs die eiseres in 2011 voor de grond heeft betaald. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de grond niet gelijk kan zijn aan de aankoopprijs, gezien de beperkte gebruiksmogelijkheden van het perceel. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de beschikking van de heffingsambtenaar vernietigd en de WOZ-waarde verlaagd. Tevens is bepaald dat de gemeente het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden.