ECLI:NL:RBNHO:2024:10940

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
15/295966-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een zaak betreffende een dodelijk verkeersongeval met een vrachtwagen en een elektrische driewielige fiets

Op 24 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 16 maart 2022 in Alkmaar. De verdachte, bestuurder van een vrachtwagen, werd beschuldigd van het veroorzaken van het ongeval door onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat resulteerde in de dood van een fietser. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich aan de verkeersregels heeft gehouden en voldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen tijdens het achteruitrijden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld en dat het ongeval niet aan zijn schuld te wijten was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt of dat zijn gedrag heeft geleid tot het dodelijke ongeval. De uitspraak benadrukt het belang van de omstandigheden van het geval en de verantwoordelijkheden van beroepschauffeurs bij het uitvoeren van bijzondere manoeuvres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/295966-22 (P)
Uitspraakdatum: 24 oktober 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
hierna te noemen: de verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Hobbelink en van wat de verdachte en zijn raadsman mr. H.W. Leemans, advocaat te Zoetermeer, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt vervolgd voor zijn betrokkenheid bij een aanrijding tussen een vrachtwagen en een elektrische driewielige fiets op 16 maart 2022 op het [adres 2] in Alkmaar. Bij dit verkeersongeval is mevrouw [slachtoffer] (hierna te noemen: het slachtoffer), die op de fiets reed, zwaar gewond geraakt. Op 31 maart 2022 is zij aan haar verwondingen overleden. Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich als bestuurder van de vrachtwagen zo heeft gedragen, dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is (overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, hierna: WVW). Subsidiair is hem ten laste gelegd dat hij gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt (overtreding van artikel 5 WVW).
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd van de zaak kennis te nemen, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Volgens de officier van justitie is het ongeval veroorzaakt door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen van de verdachte. Hiertoe heeft zij het volgende aangevoerd. De verdachte heeft het slachtoffer aangereden, terwijl hij achteruit reed. Achteruit rijden is een bijzondere manoeuvre als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Bij het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre moet een bestuurder extra voorzichtig handelen tegenover andere weggebruikers. Bovendien moest de verdachte als beroepschauffeur voortdurend bedacht zijn op onoverzichtelijke verkeerssituaties en onverwachte handelingen van andere verkeersdeelnemers, omdat bij onvoldoende alertheid een vrachtwagen door zijn omvang en gewicht zeer gevaarlijk is voor zwakkere verkeersdeelnemers. De verdachte is hierin tekort geschoten. Het is hem voorafgaand aan en tijdens het achteruit rijden, wat 16 seconden duurde vanaf het moment dat hij achteruit ging rijden tot de aanrijding plaatsvond, ontgaan dat het slachtoffer zich achter de vrachtwagen op het [adres 2] bevond. Hij heeft haar niet gezien, terwijl hij – als hij vaker op het scherm van zijn achteruitrijcamera had gekeken – haar op enig moment had kunnen en moeten zien staan of rijden. De verdachte heeft dus onvoldoende tijd genomen en er onvoldoende aan gedaan om er zeker van te zijn dat de weg achter hem vrij was, voordat hij aan de bijzondere manoeuvre begon maar ook tijdens het uitvoeren hiervan.
Indien de verdachte zich niet aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend zou hebben gedragen (zoals bedoeld in artikel 6 WVW), dan acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte, door voorafgaand en tijdens het achteruit rijden onvoldoende in zijn spiegels en achteruitrijcamera te kijken, gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin artikel 5 WVW.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig en/of oplettend heeft gehandeld noch gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond. Volgens de raadsman is de verdachte maximaal voorzichtig geweest. Hij was zich bewust van het feit dat hij een bijzondere manoeuvre ging verrichten en dat het verkeer achter hem voorrang had. Voordat hij achteruit ging rijden heeft hij stilgestaan, in de buitenspiegels en op het scherm van de achteruitrijcamera gekeken, de zwaailichten en de alarmverlichting aangedaan en de portierramen open gedaan. Vervolgens heeft hij langzaam achteruit gereden en daarbij afwisselend in beide buitenspiegels en op het scherm van de achteruitrijcamera gekeken. Die camera gaf zicht op 5,3 meter naar achteren vanaf het midden van de vrachtwagen met dode hoeken aan de rechter en de linker achterkant van de vrachtwagen. De verdachte heeft in de spiegels en via de achteruitrijcamera geen andere weggebruikers gezien, behalve een voetganger die aan de bestuurderszijde op de stoep stond. Het slachtoffer is, gelet op de snelheid waarmee de verdachte achteruit reed van 9 kilometer per uur en uitgaande van een vergelijkbare snelheid waarmee het slachtoffer op haar elektrische fiets in tegengestelde richting bewoog, slechts een zéér kort moment zichtbaar geweest op het beeld van de achteruitrijcamera. Hierdoor heeft de verdachte haar over het hoofd gezien. Volgens de verdachte moet dit zijn gebeurd in het korte tijdbestek dat hij via de zijspiegel zijn aandacht richtte op de voetganger die op de stoep stond.
3.3
Oordeel van de rechtbankDe rechtbank acht dat wat aan de verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank legt dit hieronder uit.
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW te kunnen komen, moet worden bewezen dat de verdachte zich in het verkeer zo heeft gedragen, dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander wordt gedood of – kort gezegd – zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst van de verkeersovertreding(en) en de overige omstandigheden van het geval. Voor schuld in voornoemde zin is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Artikel 5 WVW verbiedt gedrag dat gevaar of hinder voor het verkeer op de weg veroorzaakt of kan veroorzaken. Het feit dat een aanrijding is ontstaan leidt niet zonder meer tot een bewezenverklaring van het bestanddeel gevaar. Het veroorzaken of kunnen veroorzaken van gevaar op de weg vereist minst genomen een zekere mate van concreet gevaar scheppend gedrag. Dat kan hieruit bestaan dat wie zich in het verkeer van een gevaar bewust behoort te zijn, zichzelf niet in de gelegenheid stelt vast te stellen dat dit gevaar zich niet voordoet.
Voorts geldt dat bij het verrichten van een bijzondere manoeuvre in het verkeer extra oplettendheid is geboden. Dit geldt te meer voor beroepschauffeurs die een groot of zwaar voertuig besturen.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de behandeling op de zitting het volgende vast.
De verdachte reed op 16 maart 2022 omstreeks 12:32 uur in een vrachtwagen op het [adres 2] in Alkmaar, een doodlopende straat met een toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Kort daarvoor had hij op de [adres 3] het slachtoffer op haar elektrische driewielige fiets zien rijden. De verdachte moest op het [adres 2] dregschotten laden. Toen hij zag dat deze aan de rechterzijde lagen, wilde hij achteruit het [adres 2] uit rijden, op de [adres 3] draaien en vervolgens achteruit het [adres 2] weer in rijden, zodat hij over links kon laden.
Voordat de verdachte achteruit is gaan rijden, heeft hij de vrachtwagen stil gezet, de alarmlichten en zwaailampen aan gezet, de ramen open gezet en de beide zijspiegels en het scherm van de achteruitrijcamera gecontroleerd. Hij zag alleen een voetganger staan op de stoep aan de bestuurderszijde van de vrachtwagen.
Vervolgens is de verdachte met een snelheid van 9 kilometer per uur achteruit gereden. De vrachtwagen gaf geen piepend signaal tijdens het achteruit rijden. De verdachte reed over het midden van de weg, zodat er links en rechts naast de vrachtwagen ruimte vrij bleef op de weg. Toen hij de voetganger op de stoep naderde, heeft hij iets meer ruimte gemaakt aan de bestuurderszijde. Tijdens het achteruit rijden heeft de verdachte afwisselend in de zijspiegels en op het scherm van de achteruitrijcamera gekeken. Er waren geen obstakels die zijn zicht belemmerden. De spiegels gaven zicht tot het einde van de straat, maar geen zicht op de weg achter de vrachtwagen. Via de achteruitrijcamera, bevestigd aan de achterzijde van de vrachtwagen, kon de verdachte tot 5,3 meter achter de vrachtwagen de weg overzien, met uitzondering van twee dode hoeken aan de beide uiteinden van de achterbumper van de vrachtwagen. De verdachte heeft het slachtoffer niet gezien.
Het slachtoffer reed in de richting van de achteruitrijdende verdachte. De verdachte is met de achterzijde van zijn vrachtwagen tegen de voorzijde van de fiets van het slachtoffer aangereden. De verdachte heeft 16 seconden achteruit gereden voordat hij het slachtoffer aanreed. Hij heeft dit niet gemerkt en is na de aanrijding nog vier seconden door gereden. Toen hoorde hij de voetganger schreeuwen dat er een fiets aan zijn wagen hing. Hierop is de verdachte iets naar voren gereden, gestopt en uitgestapt. Vervolgens zagen de verdachte en de voetganger het slachtoffer, ernstig gewond, met de fiets onder de achterkant van de vrachtwagen liggen.
Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte al voor de bijzondere manoeuvre het slachtoffer op het [adres 2] moet hebben zien rijden. Uit het dossier blijkt namelijk niet waar op de weg zij heeft gefietst en dat zij op enig moment (via de zijspiegels) in het zichtveld van de verdachte is geweest. Ook de snelheid waarmee het slachtoffer fietste is onbekend. Wel staat vast dat zij vlak voor de aanrijding in het zichtveld van de achteruitrijcamera moet zijn gekomen.
Conclusie
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden het volgende af. De verdachte heeft een bijzondere manoeuvre ingezet door op het [adres 2] achteruit te rijden, waarbij extra voorzichtigheid en oplettendheid is geboden. De verdachte heeft dit gedaan door eerst zijn vrachtwagen stil te zetten en de alarmlichten en zwaailichten aan te zetten voordat hij achteruit ging rijden. Hij heeft ook zijn snelheid aangepast en met een snelheid van 9 kilometer per uur achteruit gereden. De verdachte heeft voorafgaand en tijdens het achteruitrijden afwisselend in de buitenspiegels en op het scherm van de achteruitrijcamera gekeken, om zich ervan te vergewissen dat de weg achter hem vrij was. Toch heeft hij het slachtoffer niet gezien. Gelet op het zichtveld van de spiegels en de achteruitrijcamera in combinatie met de snelheid waarmee de verdachte achteruit heeft gereden, gaat de rechtbank ervan uit dat het slachtoffer een kort moment zichtbaar is geweest voor de verdachte op het scherm van de achteruitrijcamera en dat de verdachte juist op dat moment in één van zijn zijspiegels keek. Naar het oordeel van de rechtbank valt dit de verdachte niet te verwijten en is ook overigens niet gebleken dat de verdachte bij het achteruit rijden minder voorzichtig heeft gehandeld dan van hem mocht worden verwacht.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank evenmin bewezen dat de verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW. Een bijzondere manoeuvre verrichten, zoals hier het achteruit rijden, vraagt – zoals hiervoor overwogen – extra voorzichtigheid en oplettendheid, maar betekent niet dat reeds daarom sprake is van gevaar zettend rijgedrag. Deze gedraging moet – in het licht van alle omstandigheden van het geval – in concreto gevaar hebben opgeleverd voor de veiligheid op de weg. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte hier voldoende gedaan om te controleren of de weg achter hem vrij was. Dat toch een ongeval heeft plaatsgevonden, valt de verdachte niet aan te rekenen.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. G.M.G. Hink en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2024.
Bijlage 1: de tenlastelegging
hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Alkmaar als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een vrachtwagen, merk Volvo FM420, kenteken
[kenteken]), daarmede rijdende over de weg, het [adres 2], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen, namelijk dat hij
- zijn auto tot stilstand heeft gebracht en vervolgens achteruit is gereden en/of
- ( daarbij) niet of in onvoldoende mate naar achteren en/of in zijn spiegels en/of in zijn achteruitrijcamera heeft gekeken en/of is blijven kijken, en/of
- zich niet of niet voldoende vergewist of blijven vergewissen dat er zich geen voertuigen en/of personen achter het door hem bestuurde motorrijtuig bevonden, en/of
- ( vervolgens) met de achterzijde van het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een achter hem rijdende elektrische driewielige fiets is aangereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer], zijnde de bestuurder van die fiets) werd gedood.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Alkmaar als bestuurder van een voertuig (een vrachtwagen, merk Volvo FM420, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg,
het [adres 2],
- zijn auto tot stilstand heeft gebracht en vervolgens achteruit is gereden en/of
- ( daarbij) niet of in onvoldoende mate naar achteren en/of in zijn spiegels en/of in zijn achteruitrijcamera heeft gekeken en/of is blijven kijken, en/of
- zich niet of niet voldoende vergewist of blijven vergewissen dat er zich geen voertuigen en/of personen achter het door hem bestuurde motorrijtuig bevonden, en/of
- ( vervolgens) met de achterzijde van het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een achter hem rijdende elektrische driewielige fiets is aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.