ECLI:NL:RBNHO:2024:10844
Rechtbank Noord-Holland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter-commissaris in strafzaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 12 juni 2024 een verzoek tot wraking van de rechter-commissaris afgewezen. Verzoekers, die verdachten zijn in een strafzaak, hebben op 11 juni 2024 schriftelijk verzocht om de rechter-commissaris te wraken. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter-commissaris verzoeken van hen over hun aanwezigheid bij het getuigenverhoor en de te stellen vragen op juridisch onjuiste gronden zou hebben afgewezen. De rechter-commissaris had eerder een verzoek van de verdachten om negen getuigen te horen afgewezen en had hen op 3 juni 2024 meegedeeld dat zij zich wel door een raadsman konden laten vertegenwoordigen, maar niet zelf aanwezig konden zijn bij het verhoor.
De wrakingskamer heeft het verzoek als kennelijk ongegrond aangemerkt en heeft afgezien van behandeling ter zitting. De wrakingskamer oordeelde dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan zijn voor wraking, en dat de feiten en omstandigheden die door verzoekers zijn aangevoerd niet voldoende waren om de schijn van partijdigheid te onderbouwen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter-commissaris niet verplicht is om alle beslissingen te motiveren en dat de aangevoerde gronden niet konden leiden tot het slagen van het wrakingsverzoek.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.