Uitspraak
[eiser] , uit [plaats 1] , eiser
[derde-partij] ,uit [plaats 2] , derde-partij.
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Wet- en regelgeving
“Voor ons is het niet eens een vraag of het perceel onafgebroken gebruikt is voor recreatie; wij weten niet beter! Het huisje werd in de zomer benut voor recreatiedoeleinden en zodra het kouder werd, dan sloten we de deur. Het was namelijk zeer onaangenaam in het herfst- en winterperiode.”Ten tweede heeft het college aan dit standpunt ten grondslag gelegd (2) de modernisering van de woning in 2015. Op grond van deze twee punten heeft het college geconcludeerd dat de woning voor de modernisering alleen gebruikt kon worden gedurende de lente- en zomerperiode en niet gebruikt kon worden gedurende de herfst- en winterperiode en dat de woning na de modernisering in 2015 het gehele jaar gebruikt kan worden. Volgens het college is dit ook geconstateerd tijdens de controle op 26 oktober 2023.
“Het huisje werd in de zomer benut voor recreatiedoeleinden en zodra het kouder werd, dan sloten we de deur.”Eiser heeft in zijn zienswijze daarover het volgende gezegd:
“Deze zin is gebruikt om in algemene en spreekwoordelijke zin aan te geven dat er periodes waren waarin geen bezetting was in het huisje en al helemaal niet voor vaste bewoning. Natuurlijk is er nooit bedoeld dat de recreatiewoning louter gebruikt werd tussen 21 maart en 21 september van een jaar (en dat staat ook niet in mijn brief). In grote lijnen werd het huisje benut van de paasvakantie tot en met de herfstvakantie, maar als we zin hadden op een ander passend moment, dan togen we zelf naar [plaats 2] of werd het aan kennissen verhuurd. Om de discussie te vermijden met externe huurders, werd hen deze optie meestal niet gegund. Het moge duidelijk zijn dat recreatie openstond op elk moment en het gehele jaar door en dat daar ook veelvuldig gebruik van werd gemaakt, gezien de locatie van de recreatiewoning. Daar is in de huidige tijd niets aan veranderd.”Uit deze uitleg begrijpt de voorzieningenrechter dat eiser nooit bedoeld heeft om te stellen dat de woning alleen in de lente- en zomerperiode kon worden gebruikt. Ter zitting heeft eiser desgevraagd ook bevestigd dat de woning voor de modernisering in 2015 wellicht niet verhuurd werd aan externe huurders in de herfst- en winterperiode, maar in die periode wel gebruikt werd door familie en kennissen. En ook de zus van derde-partij, [naam 3] , heeft ter zitting verklaard dat de woning voor de modernisering in 2015 niet alleen in de lente- en zomerperiode werd gebruikt maar ook in de herfst- en de winterperiode. Het college heeft op geen enkele wijze gereageerd op deze uitleg van eiser – ook niet ter zitting – terwijl de uitleg van eiser in de bezwaarfase bevestigd wordt door meerdere verklaringen van omwonenden. Zo staat bijvoorbeeld in de verklaring van 18 maart 2024
: “Als de meeste badgasten huiswaarts waren gekeerd, dan was [naam huisje] nog bezet met de laatste gasten van [plaats 2] . Zelfs in de ‘slechte’ maanden kwamen er af en toe wel eens gasten, maar nooit structureel of aaneengesloten.”Staat in de verklaring van de zus van derde-partij, [naam 3] , van 2 mei 2024:
“Met de Pasen kwamen de eerste gasten al en de laatste gasten vertrokken meestal na de herfstvakantie.”Staat in de verklaring van [naam 4] van 1 juli 2024:
“Bijna elke week was ik ter plekke en het kwam zelden voor dat het huisje ‘ [naam huisje] ’ niet bezet was. In de winter natuurlijk wat minder, maar de ligging van het huisje is dusdanig populair, waardoor het al vele jaren goed benut wordt.”.En staat in de verklaring van [naam 5] van 2 juli 2024:
“Dat schattige huisje werd altijd goed verhuurd en ook familie [naam 6] was veelvuldig aanwezig. Ik begrijp dan ook niet dat de gemeente het standpunt heeft ingenomen, dat er intensiever gebruik wordt gemaakt van de woning, want dat is niet waar. Jarenlang heb ik mij verbaasd hoe vaak er gasten waren en dat al járen lang!!! Er is eigenlijk helemaal niets veranderd in mijn ogen.”Voor zover het college ter zitting heeft gesteld dat deze verklaringen pas in de bezwaarfase zijn overgelegd, merkt de voorzieningenrechter op dat dit begrijpelijk is aangezien het college zich eerst pas in de bezwaarfase op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van intensivering van het recreatieve gebruik. In de primaire fase speelde bij het college immers enkel de vraag of er sprake was van recreatief gebruik en het college heeft zich toen op het standpunt gesteld dat, gelet op de constatering dat er nooit iemand op het perceel ingeschreven heeft gestaan in samenhang met het feit dat alle omwonenden verklaren dat het gebruik minimaal sinds begin jaren ’60 recreatief is geweest, eiser een geslaagd beroep op het overgangsrecht heeft gedaan.
kon(cursivering voorzieningenrechter) worden en niet in de herfst- en winterperiode, voldoende feitelijke grondslag mist. Zeker omdat ook uit de overige stukken, zoals de door derde-partij overgelegde verhuurlijstjes, blijkt dat voor de modernisering in 2015 de verhuur in ieder geval tot eind september plaatsvond. Weliswaar heeft het college ter zitting betoogd dat er sprake is van tegenstrijdige verklaringen, maar de enige tegenstrijdigheid betreft de niet gedegen onderbouwde verklaring van derde-partij aan de ene kant en aan de ander kant de verklaringen van eiser én de verklaringen van omwonenden, die de verklaring van eiser bevestigen. Daar komt bij dat het college voor de gestelde intensivering van het recreatieve gebruik geen onderzoek heeft gedaan naar het daadwerkelijke gebruik van de woning. Daarvoor zijn de drie controles van 26 oktober 2023, 21 juni 2024 en 27 juni 2024 volstrekt onvoldoende. Uit de enkele “moderniseringen” kan de intensivering van het recreatieve gebruik in dit geval ook niet worden afgeleid. Voor zover het college dit uit de door haar aangehaalde jurisprudentie afleidt, kan zij daarin niet worden gevolgd. Ook in samenhang bezien kan hetgeen het college aan het bestreden besluit ten grondslag heeft geleid niet tot de conclusie leiden dat eiser de bescherming van het overgangsrecht is komen te ontvallen.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 11 juli 2024 zoals gewijzigd bij besluit van 24 juli 2024;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat het college het griffierecht van in totaal € 356,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van in totaal € 2.655,04 aan proceskosten aan eiser.