Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1]
2. [eiser 2]
United Airlines, Inc.
hierna: de vervoerder
1.Het procesverloop
2.De feiten
- Passagiers sub 1 en sub 2 op 25 mei 2020 van Amsterdam-Schiphol Airport, via Frankfurt Airport, Duitsland, naar J.F. Kennedy, Airport, New York, Verenigde Staten, met de vluchtcombinatie UA9518 en UA8843, en:
- op 31 mei 2020 van J.F. Kennedy Airport, New York, Verenigde Staten via Frankfurt Airport, Duitsland, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met de vluchtcombinatie UA8842 en UA9163;
- Passagiers sub 3 en sub 4 op 25 augustus 2020 van Amsterdam-Schiphol naar George Bush International Airport, Houston, Verenigde Staten, met vlucht UA0021, en;
- op 31 augustus 2020 van George Bush International Airport, Houston, Verenigde Staten, via Los Angeles Airport, Verenigde Staten, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met de vluchtcombinatie UA2361 en UA0020.
3.Het geschil
- € 807,84 aan passagiers sub 1 en sub 2, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf zeven dagen na annulering tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 146,62 aan buitengerechtelijke incassokosten aan passagiers sub 1 en sub 2, te vermeerderen met wettelijke rente;
-aan passagiers sub 3 en sub 4, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf zeven dagen na annulering tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.De beoordeling
Verweer vervoerder
De vervoerder heeft niet bevrijdend betaald aan D-Reizen
moestworden betaald. Niet voldoende is dat de vervoerder meende dat hij aan D-Reizen te mogen betalen, bijvoorbeeld omdat hij dacht dat D-Reizen vertegenwoordigingsbevoegd was. Voor zijn veronderstelling dat hij aan D-Reizen moest betalen, moet de vervoerder bovendien redelijke gronden hebben gehad. Aan deze vereisten is niet voldaan. De vervoerder heeft niet toegelicht dat en waarom hij meende aan D-Reizen te moeten betalen, anders dan dat terugbetaling altijd plaatsvindt via “the original form of payment” en hij uit de inschakeling van D-Reizen door de passagiers meende dat D-Reizen vertegenwoordigingsbevoegd was. Dat is niet voldoende voor een geslaagd beroep op artikel 6:34 BW, nog daargelaten dat de vervoerder gelet op de Verordening niet kon menen dat hij aan D-Reizen
moestbetalen.
Er is onvoldoende gebleken dat het gevorderde bedrag te hoog is
€ 1.244,68 hebben betaald voor de tickets van passagiers sub 3 en sub 4. Uit de boekingsbevestiging blijkt dat dit bedrag exclusief vliegticketgarantie en bemiddelingskosten van D-Reizen is. Op grond van artikel 8 van de Verordening hebben de passagiers recht op volledige terugbetaling van het ticket. De vervoerder heeft daarentegen onvoldoende gemotiveerd dat dit bedrag een opslag voor D-Reizen zou bevatten. Daarom is het verschil tussen de twee prijzen – voor zover deze zien op de heenvlucht – ook toewijsbaar (zie hierna).