In deze zaak, die zich afspeelt in het erfrecht, hebben een broer en een zus hun andere broer aangeklaagd om medewerking te verlenen aan de verdeling van de banktegoeden van hun overleden moeder. De rechtbank Noord-Holland heeft op 10 januari 2024 een vonnis gewezen waarin de verdeling van de nalatenschap is vastgesteld. De moeder overleed op 3 januari 2020, en de erfgenamen, bestaande uit de drie broers en zussen, hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap onder andere bestaat uit banktegoeden en dat de gedaagde broer, die bij de moeder woonde, verplicht is om mee te werken aan de verdeling. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers toegewezen, waarbij de gedaagde is veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis mee te werken aan de effectuering van de verdeling, op straffe van een dwangsom. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 10.359,73. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagde afgewezen en de verdeling van de nalatenschap vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met de belangen van alle partijen.