3.3.2Nadere bewijsoverwegingen feiten 1, 2 en 3
Feit 1: mishandeling van [slachtoffer 1] op 1 januari 2024
De rechtbank vindt de aangifte van [slachtoffer 1] op 1 januari 2024 betrouwbaar. Het verhaal in die aangifte is precies hetzelfde als het verhaal dat ze tegen de twee agenten heeft verteld die haar die avond aantreffen. Zij heeft verteld dat de verdachte haar meerdere keren met de vuist in het gezicht heeft geslagen, dat hij meerdere keren haar keel heeft dichtgeknepen en dat hij haar door de kamer heeft gegooid. De agenten zien ook letsel bij [slachtoffer 1] dat bij haar verhaal past, beide ogen waren blauw en dik, blauwe plekken op beide armen, beide benen en op haar hals en schouders. Hiervan zitten ook foto’s in het procesdossier. Dit letsel past niet bij het verhaal van de verdachte dat hij [slachtoffer 1] alleen een klap met de vlakke hand heeft gegeven en dat zij de avonden daarvoor zou zijn gestruikeld over grof vuil en door een hond.
Dat zij op 1 januari 2024 onder invloed van alcohol zou zijn vindt de rechtbank minder belangrijk. Ook mensen met alcohol op kunnen prima de waarheid vertellen. Aan de e-mails van [slachtoffer 1] aan de raadsvrouw, waarin zij heeft laten weten dat haar verhaal gelogen was, gaat de rechtbank voorbij. In diezelfde e-mails laat zij ook weten dat ze wil dat de verdachte vrijkomt en dat hij bij haar kan intrekken. De rechtbank houdt het erop dat [slachtoffer 1] er veel voor over had om de verdachte vrij te krijgen en om die reden haar eerdere aangifte wilde afzwakken of zelfs intrekken. De rechtbank vindt dat niet geloofwaardig.
De rechtbank twijfelt dus niet aan de inhoud van de aangifte, omdat deze wordt ondersteund door wat de politie heeft genoteerd en de foto’s van het letsel.
Het verhaal van de verdachte over een enkele klap, dat [slachtoffer 1] in het grofvuil was gevallen en door haar hond onderuit was getrokken, is tegenstrijdig aan die aangifte en is dus ook ongeloofwaardig.
Beroep op zelfverdediging (juridisch: “noodweer”)
De rechtbank gelooft ook niet dat de verdachte zich met alleen een klap met de vlakke hand moest verdedigen tegen een aanval van [slachtoffer 1] , die bestond uit krabben en spugen. Dit beroep op zelfverdediging slaagt alleen al niet, omdat de rechtbank het hele “vlakke-hand”-verhaal niet gelooft. Een situatie waarin de verdachte zich moest verdedigen tegen een aanval van [slachtoffer 1] , is dus niet aannemelijk geworden. Daarom kan de verdachte geen beroep doen op zelfverdediging/ noodweer. Bovendien merkt de rechtbank nog op dat ook al zou [slachtoffer 1] de verdachte wel hebben gekrabd, dan staat de manier waarop de verdachte heeft gereageerd door [slachtoffer 1] meermaals met de vuist in het gezicht te slaan en haar bij de keel grijpen, in geen verhouding tot het krabben door [slachtoffer 1] .
Vrijspraak “levensgezel”
De rechtbank is het wel met de raadsvrouw eens dat [slachtoffer 1] toen niet de “levensgezel” van de verdachte was. Hoewel duidelijk is dat de verdachte en [slachtoffer 1] een zekere relatie hadden en de verdachte regelmatig bij haar verbleef, is er niet genoeg bewijs dat zij op dat moment een nauwe persoonlijke betrekking met elkaar onderhielden. Van dat gedeelte wordt de verdachte vrijgesproken.
Feit 2: wapenbezit op 1 januari 2024
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij wist dat er een wapen in het huis van zijn vriendin [slachtoffer 1] was en ook waar dat wapen precies lag. Hij had het wapen zelf ook al eens in handen gehad en het zelfs een keer geladen met knallers. Ook heeft hij verklaard dat hij regelmatig in het huis van [slachtoffer 1] verbleef.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte een vuurwapen heeft, welk wapen zij 31 december 2023 nog had gezien en door de verdachte is meegenomen naar haar woning. Op 1 januari 2024 is het wapen in de woning van [slachtoffer 1] gevonden. De verdachte, die kort daarvoor in die woning is aangehouden, wist van de aanwezigheid van het wapen en kon er ook bij als hij dat zou willen. Hij had bewustzijn van de aanwezigheid van het wapen en beschikkingsmacht over dat wapen.
Feit 3: mishandeling [slachtoffer 1] op 12 december 2023
De rechtbank is het eens met de raadsvrouw dat het letsel op de foto’s bij deze aangifte, minder duidelijk is dan op de foto’s van het incident op 1 januari 2024. Toch vindt de rechtbank dat [slachtoffer 1] ook op 12 december 2023 in haar aangifte de waarheid heeft verteld. In die aangifte vertelt zij dat ze door de verdachte is geslagen en dat ze daar een dik oog en bloed bij de neus aan heeft overgehouden. Dat verhaal wordt bevestigd door het verslag van de agenten die op 12 december 2023 bij de verdachte en [slachtoffer 1] aan de deur komen. Zij zien een bange vrouw in de gang staan die zegt dat ze door de verdachte is geslagen. Verder zien zij op dat moment letsel in het gezicht van [slachtoffer 1] rond de ogen en neus, meerdere verdikkingen in het gezicht, bloed uit de neus en een verdikking op de neusbrug.
De rechtbank twijfelt dus ook niet aan de inhoud van deze aangifte, omdat deze wordt ondersteund door het verslag van de politie.
Het verhaal van de verdachte, dat hij haar niet heeft aangeraakt en ook geen opzet heeft gehad op mishandeling, is opnieuw ongeloofwaardig. Het meermaals slaan in het gezicht moet wel opzettelijk gebeurd zijn.