ECLI:NL:RBNHO:2024:10394

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
15/307611-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel na negeren van verkeerslichten

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 mei 2023 in Zaandam een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto, negeerde een rood verkeerslicht en reed met een te hoge snelheid de kruising op, waardoor hij in botsing kwam met een fietser. De rechtbank concludeerde dat de verdachte gedurende langere tijd onvoldoende aandacht had voor de verkeerslichten en niet adequaat anticipeerde op de aanwezigheid van andere weggebruikers. Dit leidde tot ernstig letsel bij de fietser, waaronder een heupfractuur en een sleutelbeenfractuur. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 100 uren op, alsook een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De uitspraak is gedaan na een openbare zitting waarin de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot zijn veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/307611-23 (P)
Uitspraakdatum: 8 oktober 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 september 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.P. Visser en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Vogelaar, advocaat te Krommenie, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 26 mei 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, Heijermansstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met een toenemende (niet toegestane) hoge snelheid de met verkeerslichten geregelde kruising op die Heijermansstraat met de Koningin Julianaweg te naderen en/of
- het voor hem bestemde rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren en/of
- bij het oprijden van het kruisingsvlak zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij weg kon overzien en waarover deze vrij was, maar met hoge snelheid aan te rijden tegen een voor hem van rechts komende fietser, waardoor die fietser (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een heupfractuur en/of een sleutelbeenfractuur en/of een scheur in de anus, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 26 mei 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, Heijermansstraat,
- met een toenemende (niet toegestane) hoge snelheid de met verkeerslichten geregelde kruising op die Heijermansstraat met de Koningin Julianaweg heeft genaderd en/of
- het voor hem bestemde rood licht uitstralende verkeerslicht heeft genegeerd en/of
- bij het oprijden van het kruisingsvlak zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij weg kon overzien en waarover deze vrij was, maar met hoge snelheid aan te rijden tegen een voor hem van rechts komende fietser (te weten [slachtoffer]), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het ten laste gelegde feit.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) te kunnen komen, moet de verdachte schuld hebben gehad aan het verkeersongeval. Of dat het geval is, hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Er moet minimaal sprake zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen. Een tijdelijk moment van onoplettendheid of een enkele verkeersfout zonder bijkomende bijzondere omstandigheden zijn onvoldoende voor het aannemen van schuld.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 26 mei 2023 omstreeks 13.45 uur reed de verdachte met zijn bestelbus op de Heijermansstraat te Zaandam en naderde een met verkeerslichten geregelde kruising met de Koningin Julianaweg. De verdachte heeft vervolgens bij het naderen van het verkeerslicht zijn snelheid verhoogd. De verdachte reed met een gemiddelde indicatieve snelheid tussen de 52 en 56 kilometer per uur, waar de maximum toegestane snelheid 50 kilometer per uur bedroeg. Hij is het stoplicht gepasseerd en deze kruising overgestoken zonder snelheid te minderen. Op dat moment straalde het voor hem geldende verkeerslicht al 1,8 seconden rood licht uit. Toen de verdachte op een afstand van 60,8 meter van het verkeerslicht reed straalde het verkeerslicht al oranje licht uit. Het verkeerslicht straalde 3,5 seconden oranje licht uit, voordat het rood uitstraalde. Op de kruising is hij vervolgens tegen de fiets van de minderjarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) aangereden, die op dat moment de fietsoversteekplaats overstak. Door het ongeluk heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een gebroken heup en een gebroken sleutelbeen.
De verdachte heeft verklaard dat hij bekend was met de verkeerssituatie. Hij wist daarom wat voor soort kruising hij naderde en welke verkeerslichten het verkeer op de kruising regelden. Ook heeft hij verklaard dat hij geen rood licht heeft gezien. Hij heeft het slachtoffer pas gezien, nadat de botsing had plaatsgevonden en hij uit zijn bestelbus stapte.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte gedurende langere tijd, voorafgaande aan het verkeersongeval, onvoldoende aandacht had voor de voor hem geldende verkeerslichten boven die weg, die eerst 3,5 seconden oranje en daarna 1,8 seconden rood licht uitstraalden. De verdachte heeft niet alleen het voor hem geldende oranje en rood uitstralende verkeerslicht gedurende meer dan vijf seconden in het geheel niet gezien, maar heeft ook volstrekt onvoldoende geanticipeerd op de aanwezigheid van medeweggebruikers. In plaats van zijn snelheid aan te passen aan de naderende kruising, heeft hij juist zijn snelheid verhoogd en geen oog gehad voor de overstekende fietser. Hij is vervolgens tegen de op die kruising overstekende fietser en zijn fiets gebotst. De verdachte is zodoende ernstig tekort geschoten in de oplettendheid, die van hem als verkeersdeelnemer mocht worden verwacht.
Gelet op de aard en de ernst van de door de verdachte gemaakte verkeersfout en de overige omstandigheden van het geval heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank in aanmerkelijke mate onvoorzichtig en onoplettend gereden en daarom schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
primairhij op 26 mei 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, Heijermansstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- met een toenemende niet toegestane snelheid de met verkeerslichten geregelde kruising op die Heijermansstraat met de Koningin Julianaweg te naderen en
- het voor hem bestemde rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren en
- bij het oprijden van het kruisingsvlak zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, maar met snelheid aan te rijden tegen een voor hem van rechts komende fietser, waardoor die fietser (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een heupfractuur en een sleutelbeenfractuur en een scheur in de anus, werd toegebracht
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de taakstraf, of in ieder geval een zo groot mogelijk gedeelte daarvan, voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich als bestuurder van een bestelbus schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. Hij heeft immers op een kruising een rood licht genegeerd en op geen enkele wijze geanticipeerd op eventuele andere weggebruikers, waardoor hij in botsing kwam met een fietser. Met zijn aanmerkelijk onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag heeft de verdachte onaanvaardbare risico’s voor de verkeersveiligheid genomen en heeft hij zijn verantwoordelijkheid als weggebruiker ernstig veronachtzaamd. Als gevolg van dit rijgedrag heeft het slachtoffer zwaar letsel opgelopen, waarvan hij nog steeds niet is genezen. De moeder van het slachtoffer heeft bij emailbericht van 1 augustus 2024 aangegeven dat een nieuwe operatie aan de heup mogelijk nodig zal zijn.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 5 februari 2024 van Reclassering Nederland. Uit dit rapport volgt dat op elk leefgebied sprake is van een stabiele situatie. De reclassering schat het risico op recidive laag in en vindt interventies en toezicht dan ook niet nodig.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag en het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Deze oriëntatiepunten gaan uit van een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat het ongeval en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, ook op de verdachte impact hebben gehad. Hij is nadien terug gegaan naar de plek waar het ongeluk had plaatsgevonden, om na te gaan hoe het zo mis heeft kunnen gaan. Ter zitting heeft hij bovendien zijn spijt betuigd en duidelijk gemaakt dat hij er alles aan zal doen om dit in de toekomst niet meer te laten gebeuren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 100 uren moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor de duur van 6 maanden. Deze ontzegging zal geheel voorwaardelijk worden opgelegd, omdat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werkzaamheden bij [werkgever]. De rechtbank zal daarom bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat de verdachte er gedurende die proeftijd voor wordt gewaarschuwd dat dit niet nogmaals moet gebeuren.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
100 (honderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
50 (vijftig)dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 (zes) maandenovereenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M.G. Hink, voorzitter,
mr. H. Bakker en mr. H.P.H.I. Cleerdin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.E. Lee
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2024.