ECLI:NL:RBNHO:2024:10221

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
C/15/354542 / KG ZA 24-394
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van kavel aan Liander door gemeente Drechterland in het kader van netverzwaring

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de gemeente Drechterland, waarbij de eiser vorderingen heeft ingesteld tegen de gemeente en Liander N.V. De eiser, eigenaar van een kavel grenzend aan de kavel die de gemeente aan Liander wil verkopen, vorderde een verbod op de verkoop en een openbare selectieprocedure. De gemeente had eerder aangekondigd de kavel aan Liander te verkopen zonder selectieprocedure, onder verwijzing naar het Didam-arrest van de Hoge Raad, dat voorwaarden stelt aan de verkoop van gemeentelijke onroerende zaken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente zich terecht op deze uitzondering beroept, omdat Liander de enige serieuze gegadigde is die kan voldoen aan de eisen voor de bouw van een elektriciteitsstation ter verzwaring van het stroomnet. De rechter concludeerde dat de vorderingen van de eiser niet toewijsbaar zijn, omdat de gemeente de criteria voor de verkoop tijdig had gepubliceerd en de belangen van de gemeente en Liander zwaarder wegen dan die van de eiser. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/354542 / KG ZA 24-394
Vonnis in kort geding van 9 september 2024
in de zaak van
[eiser]
,
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. C.A. Gentile Martin,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DRECHTERLAND,
te Bovenkarspel,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat mr. M.C. Jonkman,
en
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
te Arnhem,
tussenkomende partij,
advocaat mr. F.J.J. Cornelissen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 4 producties,
- de incidentele conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging, tevens houdende conclusie en eis in de hoofdzaak, van Liander,
- conclusie in de hoofdzaak van Liander, met 2 producties,
- de conclusie van antwoord in het incident en in de hoofdzaak van de gemeente,
met 2 producties,
- de brief van 23 augustus 2024 van [eiser] ,
- de brief van 26 augustus 2024 van Liander,
- de mondelinge behandeling van 26 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van [eiser] ,
- het ter zitting door Liander overgelegde Omgevingsplan, met een bijlage.
1.2.
Bij de hiervoor genoemde brief van 23 augustus 2024 heeft [eiser] 12 aanvullende producties gevoegd. Liander heeft bezwaar gemaakt tegen deze producties vanwege de late indiening. De voorzieningenrechter heeft de producties geweigerd, omdat deze na de daarvoor geldende termijn zijn ingediend en zij voorafgaand aan de zitting geen kennis van deze stukken heeft kunnen nemen.
1.3.
[eiser] en de gemeente hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter ten aanzien van de vordering tot tussenkomst van Liander. Liander heeft belang bij de gevorderde tussenkomst, omdat toewijzing van de door [eiser] gevraagde voorzieningen ertoe zou leiden dat Liander haar kans verliest op verkrijging van de kavel die de gemeente aan haar wil verkopen. De voorzieningenrechter heeft ter zitting mondeling beslist en de vordering tot tussenkomst toegewezen, met compensatie van kosten.

2.De uitgangspunten

2.1.
De gemeente heeft samen met projectontwikkelaar USP Vastgoed B.V. de uitbreidingsfase van het bedrijventerrein [bedrijventerrein] te [plaats 1] ( [plaats 1] ) gerealiseerd in het kader van gebiedsontwikkeling. Met assistentie van Overbeek Bedrijfsmakelaars te [plaats 2] (hierna: de makelaar) bood de gemeente vanaf 2015 dertien bedrijfskavels te koop aan, waarvan twee woon/werk kavels. In de periode tot en met 2019 zijn zeven kavels verkocht en in de periode 2019-2021 nog 5 andere kavels. Alleen kavel 2 (kadastraal bekend: [kavelnummer] ) staat nog te koop (hierna: de Kavel).
2.2.
Liander is als regionale netbeheerder in (vrijwel de gehele) provincie Noord-Holland verantwoordelijk voor (en eigenaar van) de midden- en laagspanningsnetwerken.
In de gemeente Drechterland zijn in toenemende mate netcapiciteitsproblemen en netcongestie ontstaan. In verband daarmee heeft Liander zich in 2022 bij de gemeente gemeld voor mogelijke locaties voor het plaatsen van een elektriciteitsstation om het elektriciteitsnet in West-Friesland uit te breiden. Op 3 juni 2022 heeft de Gemeente vier locaties aangedragen, waaronder de Kavel. Na onderzoek is in juli 2022 de conclusie dat de Kavel meest geschikte locatie is vanuit oogpunt van nettechniek. De aanleg van het elektriciteitsplan past binnen het bestemmingsplan Drechterland Zuid, dat voor de Kavel geldt.
2.3.
[eiser] is eigenaar van de kavel die grenst aan de Kavel. Op 11 april 2024 heeft [eiser] zich via de makelaar gemeld als geïnteresseerde voor de Kavel. De gemeente heeft aan [eiser] meegedeeld in onderhandeling te zijn met Liander en zich niet vrij te achten om op een voorstel van [eiser] in te gaan.
2.4.
Op 19 juni 2024 heeft de gemeente het voornemen tot verkoop van de Kavel aan Liander gepubliceerd in het Gemeenteblad van de gemeente Drechterland.
2.5.
Op 1 juli 2024 is een artikel gepubliceerd in de lokale krant waarin bekend werd gemaakt dat Liander de laatste vrije kavel op het bedrijventerrein wil kopen en dat zij van plan is om op het perceel een nieuw elektriciteitsstation te bouwen.
2.6.
In de openbare besluitenlijst van de gemeente van 2 juli 2024 is de openbare besluitenlijst van (zo is ter zitting toegelicht) 24 juni 2024 goedgekeurd en is een inhoudelijk advies gegeven over de verkoop van de Kavel aan Liander. Daarin staat als advies, samengevat, de Kavel aan Liander te verkopen tegen een gereduceerde vraagprijs van € 450.000 en (voor het geval het station niet kan worden gerealiseerd) in te stemmen met een inspanningsverplichting om het onderdeel ‘wonen’ te repareren in het omgevingsplan, en in te stemmen met een deelbedrag van € 100.000 in depot.
2.7.
Op 2 augustus 2024 heeft de gemeente met intrekking van de hiervoor onder 2.4 genoemde publicatie van 19 juni 2024 en onder verwijzing naar het collegebesluit van 24 juli 2024 (ter zitting door de gemeente gecorrigeerd naar 2 juli 2024) medegedeeld dat zij het voornemen heeft om de Kavel aan Liander te verkopen zonder voorafgaande selectieprocedure. De gemeente oordeelt in de publicatie dat Liander de enige serieuze gegadigde is die in aanmerking komt voor de koop van het perceel, omdat zij voldoet aan de volgende gehanteerde selectiecriteria:
“1. Gebruik van het perceel ten behoeve van een elektriciteitsstation
De gemeente wenst het perceel uitsluitend te verkopen aan een partij die in staat is het perceel te gebruiken in het belang van en ten behoeve van (de verzwaring van) het stroomnet. De gemeente is zich namelijk bewust van de noodzaak tot verzwaring en uitbreiding van het stroomnet ter plaatse. Dat is nodig om de netcapaciteitsproblemen en netcongestie tegen te gaan. In (de omgeving van) de gemeente hebben inwoners en bedrijven te maken met die problematiek (https://iwell.nl/netcongestie/netcongestie
kaart], zie ook de bijgaande afbeelding) en zonder netverzwaring worden die problemen steeds groter. Liander is als (enige) regionale netbeheerder de partij die aan dit criterium kan voldoen.
2. Verkoop en gebruik van het volledige perceel aan één partij
De gemeente wenst het perceel uitsluitend als één geheel te verkopen, onder meer vanuit het oogpunt van efficiëntie, de beperking van transactiekosten en vanuit stedenbouwkundig oogpunt (waaronder het voorkomen van te veel in- en uitritten en de verkeersveiligheid). Omdat de gemeente, eveneens (mede) vanuit stedenbouwkundig oogpunt, splitsing van het perceel (na verkoop) niet wenselijk acht, wil de gemeente het perceel uitsluitend verkopen aan een partij die bereid is het volledige perceel te gebruiken.
3.
Verkoop aan een partij die voldoende financiële middelen heeft voor de aankoop en ontwikkeling van het perceel
De gemeente wil het perceel uitsluitend verkopen aan een partij die aantoonbaar in staat is te voldoen aan de betalingsverplichtingen die uit de koopovereenkomst zullen voortvloeien. Ook wil de gemeente het perceel uitsluitend verkopen aan een partij die aantoonbaar beschikt over de financiële middelen die nodig zijn om het perceel conform de wens van de gemeente (zie punt 1) te ontwikkelen.”
2.8.
In de publicatie staat tot slot, kort gezegd, dat degene die van mening is dat hij als gegadigde kan worden aangemerkt voor de koop van de Kavel, binnen 20 kalenderdagen een kort geding aanhangig moet maken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat en primair - de gemeente te verbieden om met Liander een koopovereenkomst of erfpachtovereenkomst te sluiten ten aanzien van de Kavel en voor zover tussen hen al een koopovereenkomst is gesloten om daaraan uitvoering te geven. Verder vordert [eiser] de gemeente te gebieden, om voor zover de gemeente de Kavel wenst te verkopen of in erfpacht wenst uit te geven of een ander recht ten aanzien van het
perceel wenst te verstrekken, een openbare selectieprocedure te organiseren die voldoet aan
de eisen die de Hoge Raad in het zogeheten Didam- arrest [1] heeft geformuleerd, althans - subsidiair - een maatregel te treffen die passend is en die recht doet aan de belangen van [eiser] , een en ander onder op straffe van verbeurte van een dwangsom en onder veroordeling in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat er geen eerlijke verkoop tot stand is gekomen. Ondanks het feit dat [eiser] , samen met [betrokkene] , al op 11 april 2024 zijn interesse in de Kavel heeft geuit en gemeld bij de makelaar is hier tot op heden geen reactie op gekomen. Weliswaar heeft de makelaar meegedeeld dat de gemeente in onderhandeling was met Liander en dat Liander de Kavel wilde kopen en daarop een elektriciteitsunit wil bouwen. De exacte inhoud van de plannen van Liander is nooit met [eiser] gedeeld.
Hij heeft mogen begrijpen dat het om een elektriciteitshuisje ging. [eiser] heeft in de krant moeten lezen dat Liander een nieuw elektriciteitsstation op de Kavel zal bouwen.
De redenen van de gemeente om de Kavel aan Liander te verkopen zijn pas naar voren gekomen na het aanhangig maken van dit kort geding. Daarna heeft de gemeente pas haar wens geuit om de Kavel te verkopen aan een netbeheerder in verband met de verzwaring van het stroomnet. De gemeente heeft op 2 augustus 2024 een herstelpoging gedaan door de eerdere publicatie van 19 juni 2024 in te trekken en heeft [eiser] op die wijze buiten spel gezet. Door [eiser] niet te zien als serieuze gegadigde handelt de gemeente onrechtmatig. De gemeente heeft het gelijkheidsbeginsel niet in acht genomen en [eiser] wordt hierdoor wezenlijk benadeeld.
3.3.
De gemeente en Liander voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Liander heeft haar vordering in de hoofdzaak om de gemeente te veroordelen tot, kort gezegd, verkoop van de Kavel aan Liander, ingetrokken.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Dit spoedeisend belang volgt uit de vordering en de door de gemeente in haar publicatie genoemde termijn van twintig kalenderdagen om een kort geding procedure bij deze rechtbank te starten.
4.2.
Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Voorwaarden Didam-arrest
4.3.
In geschil is of de gemeente bij de voorgenomen verkoop van de Kavel heeft voldaan aan de voorwaarden die gelden voor de uitzondering op de verplichting tot het doorlopen van een openbare selectieprocedure, zoals door de Hoge Raad geformuleerd in het Didam-arrest.
4.4.
In het Didam-arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat op grond van artikel 3:14 BW een bevoegdheid die krachtens het burgerlijk recht aan een overheidslichaam toekomt, niet mag worden uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht. Tot die regels behoren de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Een overheidslichaam moet bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten, zoals de verkoop van een aan hem toebehorende onroerende zaak, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht nemen, waaronder het gelijkheidsbeginsel. Op dit punt verschilt de positie van een overheidslichaam van die van een private partij.
4.5.
De Hoge Raad oordeelde verder dat uit het gelijkheidsbeginsel voortvloeit dat een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn. In dat geval zal het overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn.
Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam, teneinde gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen.
4.6.
Ten slotte heeft de Hoge Raad een uitzondering op de hiervoor omschreven hoofdregel geformuleerd. De door middel van een selectieprocedure beoogde mededingingsruimte hoeft niet te worden geboden als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In dat geval moet het overheidslichaam zijn voornemen tot verkoop tijdig voorafgaand aan de verkoop op zodanige wijze bekend maken dat een ieder daarvan kennis kan nemen, waarbij het moet motiveren waarom naar zijn oordeel op grond van de hiervoor bedoelde criteria bij voorbaat vaststaat dat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt.
4.7.
De gemeente beroept zich op de uitzonderingsregel uit voornoemd Didam-arrest. Volgens de gemeente hoefde geen selectieprocedure te worden georganiseerd, omdat de verkoop aan Liander zal plaatsvinden in het kader van een algemeen belang, namelijk de nodige verzwaring van het elektriciteitsnet in West-Friesland. Liander is de enige netbeheerder in Noord-Holland en er zijn daardoor geen andere serieuze gegadigden.
De gemeente hoefde daarom geen mededingingsruimte te bieden. Liander is de enige serieuze gegadigde die in aanmerking komt voor de koop van de Kavel en de gemeente heeft de selectiecriteria tijdig in de publicatie van 2 augustus 2024 gepubliceerd, aldus de gemeente.
4.8.
Liander stelt, onder verwijzing naar een recente conclusie van de advocaat-generaal [2] , primair dat een overheidslichaam die daarvoor goede redenen heeft, ervoor kan kiezen om de hoofdregel uit het Didam-arrest, kort gezegd het bieden van mededingingsruimte bij meerdere (potentiële) koopgegadigden, buiten toepassing te laten. Het bijzondere doel waarvoor de gemeente verkoopt en Liander de Kavel wil verwerven, zijnde de bouw van een elektriciteitsstation, geldt als goede reden. Om deze reden wordt aan het Didam-arrest in het geheel niet toegekomen. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is geen sprake, want er is geen sprake van gelijke gevallen. Liander onderscheidt zich op een essentieel aspect van [eiser] , aangezien alleen Liander een regionale netbeheerder is die in staat is om op de kavel een elektriciteitsstation te bouwen, dat station op het elektriciteitsnetwerk aan te sluiten en zodoende netcongestie tegen te gaan.
4.9.
Voor zover wordt geoordeeld dat het Didam-arrest wel van toepassing op de onderhavige situatie, stelt Liander in aanvulling op de gemeente dat uit jurisprudentie volgt dat een eiser die zich op het Didam-arrest beroep om te voorkomen dat een bepaald perceel volgens de beoogde plannen wordt ontwikkeld, niet is aan te merken als een (serieuze) gegadigde. Het valt binnen de beleidsvrijheid van de gemeente om selectiecriteria vast te stellen. De door de gemeente vastgestelde selectiecriteria zijn objectief, toetsbaar en redelijk en de gemeente heeft op een passende wijze openbaarheid verzekerd. De publicatie heeft tijdig voorafgaand aan de verkoop plaatsgevonden, zodat [eiser] (en derden) ruim voldoende tijd hebben gehad om op te komen tegen het voornemen tot verkoop van de Kavel dat in de publicatie van 2 augustus 2024 bekend is gemaakt en tegen de door de gemeente genoemde selectiecriteria. [eiser] voldoet niet aan deze criteria en is dus geen serieuze gegadigde. Het staat de gemeente daarom vrij om de Kavel aan Liander te verkopen, aldus Liander.
4.10.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.11.
Door [eiser] is tegenover de betwisting door de gemeente en Liander onvoldoende aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat de voorgenomen koopovereenkomst definitief is. Voor zover de vordering van [eiser] strekt tot een verbod op uitvoering daarvan kan die daarom niet worden toegewezen.
4.12.
De door Liander primair bepleite uitleg van het Didam-arrest als grond voor afwijzing van de vordering wordt voorshands niet gevolgd. Een dergelijk verstrekkend oordeel past niet binnen het bestek van dit kort geding.
Uitzondering van het Didam-arrest
4.13.
Vastgesteld kan worden dat de Kavel al lang (in elk geval sinds 2015) te koop staat en dat [eiser] zijn interesse voor de Kavel niet eerder dan 11 april 2024 bij de makelaar kenbaar heeft gemaakt. De gemeente heeft daarop afwijzend gereageerd, omdat zij met Liander in onderhandeling was. Op 2 augustus 2024 heeft de gemeente gemotiveerd op basis van welke criteria zij vindt dat Liander de enige serieuze gegadigde is. Daarmee stelt de gemeente dat zij geen mededingingsruimte aan [eiser] of andere partijen hoeft te bieden, omdat de uitzondering van het Didam-arrest van toepassing is.
4.14.
Voor de juistheid van die stelling moeten allereerst de door de gemeente gehanteerde criteria worden beoordeeld. Gelet op het algemeen belang bij de – niet bestreden – noodzaak tot verzwaring en uitbreiding van het stroomnet ter plaatse is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de gehanteerde criteria bij de verkoop zijn aan te merken als objectieve, toetsbare en redelijke selectiecriteria. [eiser] heeft op zich zelf niet bestreden dat hij niet (geheel) aan die criteria voldoet. Evenmin heeft hij bestreden dat Liander als enige regionale netbeheerder wel voldoet.
4.15.
Het betoog van [eiser] dat niet is voldaan aan de voorwaarden van het Didam-arrest komt er naar de kern genomen op neer dat de gehanteerde criteria op het moment dat [eiser] zich als geïnteresseerde koper voor (een deel van) de Kavel meldde niet kenbaar waren, maar pas achteraf – na start van dit kort geding – zijn opgesteld. Hierdoor is volgens [eiser] geen sprake van een eerlijk verkoopproces, en kan – zo begrijpt de voorzieningenrechter het betoog van [eiser] – de gemeente zich niet beroepen op de uitzonderingsregel.
4.16.
Gelet op de feitelijke gang van zaken kan de voorzieningenrechter [eiser] erin volgen dat de gemeente de criteria op een eerder moment had kunnen en moeten kenbaar maken. De gemeente was immers al sinds juli 2022 met Liander in gesprek over de verkoop van de Kavel met het oog op de noodzakelijke verzwaring van het netwerk. In reactie op de kenbaar gemaakte interesse voor de Kavel in april 2024, noch bij de aanvankelijke publicatie van de voorgenomen verkoop op 19 juni 2024 heeft de gemeente echter iets vermeld over de gehanteerde criteria op grond waarvan zij heeft besloten dat Liander als enige serieuze gegadigde in aanmerking komt. In zoverre is het de vraag of de gemeente aan de eisen van het Didam-arrest heeft voldaan voor wat betreft de tijdige ken- en openbaarheid van de gehanteerde criteria.
4.17.
Ook in het geval die vraag ontkennend wordt beantwoord kan dit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet tot toewijzing van de vordering leiden. Daarvoor is redengevend dat niet aannemelijk is de gemeente de gehanteerde criteria achteraf heeft geconstrueerd met het doel om die naar één bepaalde gegadigde toe te schrijven. Vanaf het moment dat de gemeente en Liander bezig zijn met de mogelijke verkoop van de Kavel in 2022 (vóórdat [eiser] zijn interesse kenbaar heeft gemaakt) was het oogmerk daarvan de plaatsing van een elektriciteitsstation om het stroomnet te verzwaren. Dit kan alleen Liander als enig netbeheerder. Voor zover sprake is geweest van een gebrek bij de publicatie van de voorgenomen verkoop van de Kavel op 19 juni 2024 heeft de gemeente met de publicatie op 2 augustus 2024 dit gebrek gerepareerd.
4.18.
[eiser] heeft ook aangevoerd dat de komst van Liander en het voorgenomen electriciteitsverdeelstation schade zal toebrengen aan [eiser] en omwonenden. De gemeente en Liander hebben dit betwist. Tegenover deze betwisting heeft [eiser] zijn stelling niet onderbouwd. Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van de gemeente en Liander bij doorgang van de voorgenomen verkoop en daarmee de beoogde uitbreiding van het electriciteitsnetwerk zwaarder weegt dan de vooralsnog te onbepaalde belangen van [eiser] bij dit punt.
Conclusie
4.19.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de gemeente mededingingsruimte moeten bieden aan andere partijen dan Liander door het organiseren van een openbare selectieprocedure. De gemeente beroept zich rechtsgeldig op de uitzondering van het Didam-arrest.
4.19.
De conclusie is dat de vorderingen worden afgewezen.
Proceskosten
4.20.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2024.
LK/FL
Dit vonnis is bij herstelbeslissing gewijzigd in die zin dat de voorzieningenrechter de volgende beslissing heeft genomen:
3.1.
bepaalt dat in het dictum van het vonnis waar staat
“5.3. verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad”
dit wordt gewijzigd in
“5.3. veroordeelt [eiser] daarnaast in de proceskosten aan de zijde van Liander van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.”
5.4.
bepaalt dat deze wijziging onder de vermelding van de datum 2 oktober 2024 wordt vermeld op de minuut van 9 september 2024,
5.5.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van 9 september 2024 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Deze wijziging is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024 door de voorzieningenrechter mr. F.J. Lourens, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Hoge Raad 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778.