3.3.3Bewijsoverweging
Bewijsverweer
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Het was voor de verdachte noodzakelijk om met de heftruck door te rijden tot de haaientanden op het wegdek, waardoor de lepels van de heftruck over het fietspad uitstaken, omdat het zicht op de rijbaan van de Kromhoutstraat wordt belemmerd door de betonnen blokken die het fietspad van de rijbaan van de Kromhoutstraat scheiden.
Voorts is er geen causaal verband tussen de overtreding van artikel 5.18.8 van de Regeling Voertuigen en het ongeval. Immers het afschermen van de lepels had het ongeval niet voorkomen en als de verdachte de lepels op twee meter hoogte had gezet had hij nog minder zicht gehad en een gevaarlijke situatie op de weg veroorzaakt. De verdachte heeft zich gedragen zoals van een redelijke verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Er is dan ook geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) of van een zekere mate van concreet gevaar scheppend gedrag in de zin van artikel 5 WVW.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
In het proces-verbaal onderzoek plaats ongeval stellen de verbalisanten vast dat door de betonnen scheiding tussen het fietspad en de rijbaan van de Kromhoutstraat, de rijbaan van de Kromhoutstraat vanuit de Egmondstraat minder goed zichtbaar was (foto 27, p. 27), maar ook dat er geen zicht belemmerende obstakels of omstandigheden waren ten tijde van het ongeval (p. 13). De verbalisanten verwijzen hiervoor naar de afbeeldingen 7 tot en met 10 in het proces-verbaal. Deze afbeeldingen betreffen de reconstructiefoto’s 8, 9 en 10 (p. 14-15). Hierop, zoals ter zitting ten aanzien van afbeeldingen 9 en 10 aan de verdachte is voorgehouden, is te zien dat de auto’s op de rijbaan van de Kromhoutstraat vanaf de bestuurdersstoel van de heftruck goed te zien zijn. Dit is ook zo als de heftruck vóór het fietspad stopt op een plaats waardoor de lepels van de heftruck zich nog niet boven het fietspad bevinden. Dat de situatie ter plaatse anders zou zijn dan op de foto’s is te zien, zoals de verdachte ter zitting heeft gesteld, is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank stelt dan ook vast dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er geen noodzaak was voor de verdachte om met de heftruck vlak voor de haaientanden te stoppen en met de lepels van de heftruck over het fietspad, omdat hij anders geen zicht zou hebben gehad op de rijbaan. De rechtbank verwerpt het daartoe strekkende verweer van de verdediging.
De verdachte heeft erkend dat hij de lepels niet had afgeschermd, dan wel op minimaal twee meter hoogte had gezet, zoals artikel 5.18.8 van de Regeling Voertuigen voorschrijft.
Uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer in het dossier blijkt dat zij niet had gezien dat het voertuig bij de kruising een heftruck betrof. Het vermoeden van de verbalisanten dat zij de lepels niet had gezien, wordt daardoor bevestigd.
De rechtbank is van oordeel dat tenminste het niet voldoen aan het voorschrift dat de lepels op twee meter hoogte hadden moeten staan causaal verband heeft met het ongeval. Als de lepels op die hoogte hadden gestaan, had het slachtoffer de lepels niet over het hoofd gezien en was er niet tegen aangereden. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte door met de vorkheftruck stil te staan voor het kruisende fietspad met de lepels van de heftruck laag boven de grond, zonder afscherming, over het fietspad geheld, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden waardoor een ongeval heeft plaatsgevonden.
De fietsster, [slachtoffer] , heeft door dit ongeval aanzienlijk letsel opgelopen. De rechtbank is evenwel, met de officier van justitie, van oordeel dat het dossier onvoldoende informatie bevat over de aard van het letsel en de duur van het herstel om bewezen te achten dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 van de WVW heeft opgelopen. De rechtbank merkt het letsel aan als lichamelijk letsel, waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.