ECLI:NL:RBNHO:2023:9897

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
10691854 \ KG EXPL 23-114
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en cao-naleving

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. T.M. Melissen, en NHBG B.V., vertegenwoordigd door S. van Vliet. De eiser vorderde loonbetaling in verband met arbeidsongeschiktheid, waarbij hij stelde dat NHBG onder de cao Bouw & Infra valt. De kantonrechter oordeelde dat de vordering in kort geding toewijsbaar was, omdat er sprake was van een spoedeisend belang en de feiten voldoende aannemelijk waren gemaakt. De rechter stelde vast dat NHBG niet had betwist dat de eiser recht had op 100% van zijn loon tijdens ziekte en dat het garantieloon € 2.724,80 bruto per maand bedraagt. De kantonrechter oordeelde dat NHBG veroordeeld moest worden tot betaling van het restant van het salaris over de maand augustus 2023, na een eerdere betaling van € 977,00 netto. Daarnaast werd de wettelijke verhoging tot 25% toegewezen, evenals de wettelijke rente over het restant bedrag. De rechter wees ook de vordering tot afgifte van salarisspecificaties en arbeidsovereenkomsten toe, met een dwangsom voor het geval NHBG in gebreke zou blijven. De proceskosten werden aan NHBG opgelegd, omdat zij merendeels ongelijk kreeg. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10691854 \ KG EXPL 23-114 (PA)
Uitspraakdatum: 20 september 2023
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (vonnis) van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. T.M. Melissen
[toevoeg.nr.: 4PT5951]
tegen
de besloten vennootschap
NHBG B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: NHBG
vertegenwoordigd door S. van Vliet

1.De gronden van de beslissing

1.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om loonvordering.
1.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
1.3.
[eiser] heeft gemotiveerd gesteld dat NHBG een bouwbedrijf is en onder de werking van de cao Bouw & Infra (hierna: de cao) valt. [eiser] heeft daartoe een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd waarin bij activiteiten “algemene burgerlijke en utiliteitsbouw” staat vermeld. Dat sprake is van een bedrijf in het kader van de zakelijke dienstverlening, zoals NHBG heeft gesteld, is niet aannemelijk gemaakt. Vast staat dat NHBG in feite een bouwbedrijf is en NHBG heeft haar stelling dat zij aan zakelijke dienstverlening doet niet verder onderbouwd. Dit betekent dat NHBG onder de werkingssfeer van de cao valt. De cao is algemeen verbindend verklaard. Dat betekent dat NHBG de cao moet naleven.
1.4.
Door NHBG is niet betwist dat [eiser] bij ziekte recht heeft op 100% van zijn loon. Ook is niet betwist dat [eiser] recht heeft op garantieloon en dat het garantieloon € 2.724,80 bruto per maand bedraagt. De kantonrechter zal daarom uitgaan van dat bedrag.
1.5.
Vast staat dat [eiser] per [datum] 2023 arbeidsongeschikt is. [eiser] heeft recht op loon tijdens ziekte. Dat loon moet, bij gebreke van een arbeidsovereenkomst en gelet op de overgelegde loonstroken, uiterlijk de eerste van de volgende maand betaald worden. Op 15 september 2023 is door NHBG aan [eiser] een bedrag van € 977,00 netto betaald. Dat betekent dat NHGB veroordeeld zal worden om aan [eiser] te betalen het restant van het salaris over de maand augustus 2023, zijnde een bedrag van € 2.724,80 bruto minus € 977,00 netto.
1.6.
De gevorderde wettelijke verhoging daarover zal worden gematigd tot 25% omdat de kantonrechter dit redelijk acht.
1.7.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen als na te melden.
1.8.
De gevorderde toekomstige loonbetalingen zullen worden afgewezen, evenals de gevorderde wettelijke verhoging daarover, omdat deze vorderingen nog niet opeisbaar zijn en de verplichting tot betaling voortvloeit uit de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst.
1.9.
De gevorderde afgifte van de salarisspecificaties en de arbeidsovereenkomst(en) zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen en worden gemaximeerd.
1.10.
Dat de financiële omstandigheden niet goed zijn, zoals NHBG heeft gesteld, ontslaat NHBG niet van haar betalingsverplichting. Financieel onvermogen of betalingsonmacht ligt in de risicosfeer van NHBG.
1.11.
De proceskosten komen voor rekening van NHGB, omdat zij merendeels ongelijk krijgt.
1.12.
De kantonrechter zal de door [eiser] gevorderde nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden. Volgens vaste rechtspraak [1] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten.
1.13.
Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de explootkosten in verband met een toevoeging niet mogelijk.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
veroordeelt NHBG tot betaling aan [eiser] van € 2.724,80 bruto minus € 977,00 netto, zijnde het restant achterstallig salaris over de maand augustus 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging tot 25% over € 2.724,80 bruto vanaf de opeisbaarheid van dat bedrag tot en met 15 september 2023, en over het restant salaris (zijnde het bedrag van € 2.724,80 bruto minus € 977,00 netto) vanaf 16 september 2023 tot en met de dag van betaling, en te vermeerderen met de wettelijke rente over het restant bedrag (zijnde het bedrag van € 2.724,80 bruto minus € 977,00 netto) vanaf 11 september 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
2.2.
veroordeelt NHBG om binnen 14 dagen na afgifte van het vonnis aan [eiser] te overhandigen zijn salarisspecificaties vanaf 1 april 2018 tot en met augustus 2023 evenals zijn arbeidsovereenkomst(en), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat NHBG hiermee in gebreke blijft tot een maximum van € 5.000,00;
2.3.
veroordeelt NHBG tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 529,00;
2.4.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
2.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.