ECLI:NL:RBNHO:2023:9762

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
23/5622
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, huurders van een woning in Zaanstad, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 28 augustus 2023 besloten de woning voor drie maanden te sluiten, omdat er een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs was aangetroffen. Verzoekers hebben verzocht om schorsing van dit besluit, zodat zij weer toegang tot de woning zouden krijgen tot er op hun bezwaar was beslist.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de burgemeester om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid drugs en de voorgeschiedenis van de betrokken zoon van verzoekers, die eerder was aangehouden voor drugshandel. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de wijk.

Verzoekers voerden aan dat zij geen verwijt kon worden gemaakt van de aanwezigheid van de drugs, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekers als huurders verantwoordelijk zijn voor wat zich in de woning afspeelt. De rechter concludeerde dat de burgemeester de belangen bij sluiting van de woning zwaarder heeft mogen wegen dan de belangen van verzoekers bij het voortgezet gebruik van de woning. De voorzieningenrechter heeft de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening gemotiveerd en de burgemeester in zijn besluit ondersteund.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/5622

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 september 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] e.a., uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. S.G.H. Langeweg),
en

de burgemeester van de gemeente Zaanstad, verweerder

(gemachtigde: mr. F.P. Brouwer en mr. B. Kuijper).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 28 augustus 2023 heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet, de sluiting bevolen van de woning aan de [adres] in [plaats] (de woning) voor de duur van drie maanden, ingaande op 6 september 2023. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
Verweerder heeft laten weten de uitvoering van het besluit op te schorten ten minste tot uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, [zoon 1] (een van de zonen van verzoekers), de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Verzoekers zijn huurders van de woning. Naar aanleiding van een melding in maart 2023 via Melding Misdaad Anoniem over een persoon die zou handelen in verdovende middelen is de politie een onderzoek gestart. Aan de hand van het genoemde kenteken is een team de betrokken zoon van verzoekers, [zoon 2] , onopvallend gaan surveilleren in de periode van 19 mei 2023 tot en met 15 juli 2023. [zoon 2] is op 19 juli 2023 aangehouden. Vervolgens is door agenten van de Eenheid Noord-Holland, basisteam Zaanstad een onderzoek ingesteld in de woning.
2.2.
In de bestuurlijke rapportage van 28 juli 2023 is onder meer het volgende vermeld. De politie heeft de woning met behulp van een machtiging tot binnentreden betreden en zoekend rondgekeken, hetgeen inhoudt dat er geen sprake is geweest van een doorzoeking van de woning en bijvoorbeeld geen gesloten kasten zijn geopend. In de slaapkamer, waarin het bed van [zoon 2] zich bevond, zag de agent dat de lades in de kast iets naar voren waren gehaald en uitstaken, waardoor er ruimte achter de kast is ontstaan. Achter deze lades zag de agent een grote plastic ‘gripzak’ uitsteken en bij nader onderzoek naar drie plastic ‘gripzakken’ achter de lades. Daarin zaten kleine witte enveloppen, welke de agent herkende als ‘ponypacks’, waarin verdovende middelen aan de eindgebruiker verkocht worden. De volgende goederen zijn aangetroffen en in beslag genomen:
- 41‘ ponypacks’, positief getest op cocaïne met een netto totaalgewicht van 23,19 gram
- een pakje hasjiesj met een gewicht van 51,71 gram en
- een hoeveelheid contact geld ter waarde van € 1.700,00
Ook is een zogenaamde grammenweegschaal aangetroffen.
Daarnaast is de garagebox, met de letter ‘K’, gelegen aan de [straat] te [plaats] doorzocht. Daar zijn een drietal voertuigen aangetroffen en een vuurwapen met vijf patronen.
2.3.
Op 25 juli 2023 heeft de burgemeester zijn voornemen tot sluiting van de woning aan verzoekers bekend gemaakt en hen in de gelegenheid gesteld hierop hun zienswijze te geven. Zij hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen.
Wat vraagt verzoekster in de voorlopige voorziening?
3. Verzoekers willen met hun verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de werking van het besluit wordt geschorst en zij weer toegang krijgen tot de woning, in ieder geval tot op het bezwaar is beslist.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter ziet in de aangekondigde sluiting een voldoende spoedeisend belang zoals dat voor het treffen van een voorlopige voorziening is vereist. Nu verzoeker een spoedeisend belang heeft, zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening inhoudelijk beoordelen.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is het beoordelingskader?
6. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoeker kans van slagen heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
7. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot sluiting van een woning als in dat pand softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt of als de softdrugs met dat doel aanwezig zijn. De burgemeester legt dan een last onder bestuursdwang op. De burgemeester beschikt bij de uitoefening van die bevoegdheid over beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten. [1]
8. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Zaanstad tegen te gaan. Dit beleid staat in het Beleid artikel 13b Opiumwet gemeente Zaanstad 2021. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. Daarin is opgenomen dat als een handelshoeveelheid softdrugs (30 gram of meer) of een handelshoeveelheid harddrugs (5 gram of meer) wordt aangetroffen in de woning, de woning (in beginsel) voor drie maanden wordt gesloten. Als er sprake is van verzwarende omstandigheden, zoals signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, en er sprake is van een combinatie van middelen als bedoeld op Lijst I en II Opiumwet, kan een langere sluitginsduur noodzakelijk zijn.
Bevoegdheid tot sluiting
9. Verzoekers stellen dat zij op basis van artikel 2:74 van de Algemene Plaatselijke Verordening eerst een waarschuwing hadden moeten ontvangen. Verder had het meer op de weg gelegen om de aan betrokken zoon, [zoon 2] , opgelegde dwangsom te laten verbeuren.
10. De burgemeester is in beginsel bevoegd de woning te sluiten als daarin een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen. Harddrugs zijn verboden middelen die staan op Lijst I van de Opiumwet. Bij harddrugs is in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram van deze middelen wordt aangetroffen. Bij een geringe overschrijding van die grens kan er nog sprake zijn van eigen gebruik. Verzoekers zullen dat dan aannemelijk moeten maken.
11. Niet is in geschil dat in de woning van verzoekers in totaal 23,19 gram cocaïne is aangetroffen. Deze verdovende middelen vallen onder Lijst I van de Opiumwet. Dit betekent dat sprake is van een ruime overschrijding van de grens van 0,5 gram. Ook is een hoeveelheid van hasjiesj met een gewicht van 51,71 gram aangetroffen. Deze verdovende middelen vallen onder Lijst II van de Opiumwet. Dit is een overschrijding van de grens van 5 gram. De bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting over te gaan is hiermee in beginsel gegeven.
Onrechtmatig verkregen bewijs
12. Verzoekers stellen dat verweerder geen gebruik kon maken van haar bevoegdheid. Daartoe voeren zij aan dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs en dat de burgemeester zich daarom niet kon baseren op de bestuurlijke rapportage. De reden voor het binnentreden lijkt onrechtmatig net als de wijze van “zoekend rondkijken”. Ook waren naast de politie geen andere personen aanwezig die op dat moment wel bevoegd waren om tot doorzoeking of het openen van een lade bevoegd waren.
Verzoekers stellen dat er niets in het zicht heeft gelegen en dat zij niet op de hoogte waren van hetgeen is aangetroffen. Alles lag volgens verzoekers goed verstopt. [zoon 2] is op meerdere dagen geobserveerd, waarbij in feite niets is waargenomen wat in verband kan worden gebracht met de woning.
13. Voor zover in dit geval al sprake zou zijn van bewijs dat in strafrechtelijke zin onrechtmatig is verkregen, betekent dit niet dat het gebruik van dat bewijs in een bestuursrechtelijke procedure niet zou zijn toegestaan. Er bestaat geen rechtsregel die ieder gebruik verbiedt van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs [2] .
In het bestuursrechtelijke geding is zodanig bewijs slechts dan niet toegestaan, indien het is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Het is niet gebleken dat dit hier het geval is. Het bewijs, de bestuurlijke rapportage, is naar waarheid opgemaakt op basis van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen door een operationeel specialist bij de politie. Gelet op het bovenstaande kan de doorzoeking van de woning, met de bestuurlijke rapportage als resultaat, niet worden aangemerkt als een wijze van bewijsverkrijging die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik van het bewijs onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.
Noodzaak van de sluiting
14. Verzoekers stellen dat de conclusie dat de woning bekendheid geniet in het criminele circuit omstreden is. Zij wijzen erop dat handel vanuit de auto iets anders is dan handel vanuit de woning. In het RDW-register zijn aan de hand van het kenteken van de auto geen gegevens te achterhalen die naar de woning leiden. Ook blijkt niet dat de woning bekend stond bij omwonenden als drugspand en dat er sprake was van een ‘loop’ naar het pand. Er is niet daadwerkelijk sprake geweest van onrust en verstoring van de openbare orde. Ook is er niet eerder drugs in de woning aangetroffen.
15. Verweerder acht voor het sluiten van de woning zonder voorafgaande waarschuwing het volgende van belang: in oktober 2022 is geconstateerd dat door [zoon 2] werd gehandeld in verdovende middelen, en er is op 28 oktober 2022 een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs bij hem aangetroffen. Aan [zoon 2] is in februari 2023 een last onder dwangsom opgelegd, wat hem er niet van heeft weerhouden opnieuw te handelen in verdovende middelen. In juli 2023 is een aanzienlijke hoeveelheid in de woning aangetroffen, waarbij gelet op de voorgeschiedenis naar het oordeel van de burgemeester kan worden gesteld dat de aangetroffen verdovende middelen in de woning aanwezig waren ten einde te worden verhandeld dan wel afgeleverd of verstrekt en mede gelet op de aangetroffen grammenweegschaal de woning daarmee een belangrijke rol vervult, althans lijkt te vervullen ten aanzien van de handel in verdovende middelen door [zoon 2] . Er zijn veiligheids- en gezondheidsrisico’s aanwezig bij de handel in en de aanwezigheid van verdovende middelen, waarbij van belang is dat de wijk waarin de woning is gelegen een voor (drugs)criminaliteit kwetsbare wijk is.
16. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [3] , moet aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
17. Anders dan verzoekers is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een sluiting van de woning noodzakelijk is. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid drugs en het feit dat de betrokken zoon van verzoekers reeds verdacht werd van het dealen van drugs op straat heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat de woning een rol lijkt te vervullen ten aanzien van de handel in verdovende middelen door [zoon 2] . Verzoekers stellen weliswaar dat er geen ‘loop’ naar de woning was, maar uit vaste jurisprudentie komt naar voren dat een sluiting ook noodzakelijk kan zijn om de bekendheid van de woning als drugspand weg te nemen en de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Ook hebben verzoekers niet weersproken dat de woning in een voor drugshandel gevoelige wijk ligt, waardoor optreden extra noodzakelijk is. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester de noodzaak van sluiting van de woning voldoende heeft onderbouwd. Het betoog van verzoekers op dit punt slaagt niet.
Is de sluiting evenwichtig?
18. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat hen geen verwijt kan worden gemaakt van de aanwezigheid van de gevonden drugs. Verzoekers stellen dat de hoeveelheid die is aangetroffen tegen de ondergrens aanligt. Er is geen sprake van recidive in de woning. Van georganiseerde drugshandel is niet gebleken evenmin van ernstig ondermijnende criminaliteit. Daarnaast kampen verzoekers beiden met de nodige lichamelijke beperkingen en hebben zij een inwonend minderjarig kind van 15 jaar die in zijn afstudeertraject van het VMBO zit. Zij kunnen niet in een andere woning verblijven. De betrokken zoon, [zoon 2] , heeft inmiddels andere woonruimte gevonden en de woning verlaten. De gevolgen zijn groot omdat de mogelijkheid bestaat dat verzoekers op de ‘zwarte’ lijst bij de woningbouwvereniging worden geplaatst.
19. Bij de beoordeling geldt dat in het geval dat de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, hij zich er vervolgens van dient te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. In de hiervoor genoemde overzichtsuitspraak van de Afdeling uit 2019 is overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
20.1.
De voorzieningenrechter volgt verzoekers niet in hun stelling dat hen geen verwijt kan worden gemaakt. Zoals door verweerder ook is vermeld, zijn verzoekers de huurders van de woning en als huurders verantwoordelijk voor wat zich in de woning afspeelt [4] . Ook is terecht meegewogen dat verzoekers op de hoogte waren van de eerdere aanhouding van de betrokken zoon, [zoon 2] , in oktober 2022. Hoewel verzoekers ter zitting hebben toegelicht dat zij – omdat niets is gevonden in de woning – ervan uitgingen dat er niets aan de hand was, brengt dit niet mee dat zij van hun verantwoordelijkheid als huurders zijn ontslagen. Daartegenover wijst verweerder erop dat de aangetroffen verdovende middelen in het zicht lagen en verzoekers daarmee dus bekend waren dan wel bekend hadden kunnen en zelfs moeten zijn.
20.2.
Voorts geldt dat de burgemeester in het bestreden besluit heeft meegewogen dat de woning is gelegen in een wijk die onder druk staat en dat van het sluiten van de woning een duidelijke signaalfunctie uitgaat. Daarnaast is volgens de burgemeester sprake van beroeps- of bedrijfsmatig handelen gelet op de aangetroffen handelshoeveelheid en het feit dat de betrokken zoon verdacht wordt van het dealen van drugs op straat en al eerder pogingen zijn ondernomen om de dealactiviteiten te doen beëindigen.
20.3.
Daarnaast is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken dat sprake is van medische binding met de woning om reden waarvan zou moeten worden afgezien van sluiting van de woning. Ook de situatie dat sprake kan zijn van het plaatsen op de ‘zwarte’ lijst bij de woningbouwvereniging is door verweerder onderkend. Ter zitting is gebleken dat verzoekers in gesprek zijn met de woningbouwvereniging. De verhuurder heeft (nog) geen stappen gezet of een voornemen geuit om de huurovereenkomst te ontbinden. Bij de huidige stand van zaken zouden verzoekers na drie maanden dus weer terug kunnen keren naar de woning. Ondanks dat sprake is van verzwarende omstandigheden – en in beginsel sprake zou zijn van een sluiting van zes maanden – heeft verweerder zich rekenschap gegeven van de omstandigheid dat bij verzoekers in de woning eveneens een minderjarig kind woont door de woning voor een periode van drie maanden te sluiten in plaats van zes maanden. Ook heeft verweerder verzoekers gewezen op de mogelijkheid om zich te wenden tot instanties en zoals ook uit het dossier is af te leiden, staan verzoekers in contact met het sociale wijkteam.
21. Al het hiervoor vermelde leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat verweerder de belangen bij sluiting van de woning voor de duur van drie maanden zwaarder heeft mogen wegen dan de belangen van verzoekers bij het voortgezet gebruik van de woning. De voorzieningenrechter verwacht dan ook dat het bestreden besluit in bezwaar in stand zal blijven.

Conclusie en gevolgen

22. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning kan sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243.
2.Zie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 26 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3078.
3.Zie de uitspraken van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1911, 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, en 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 (overzichtsuitspraak).
4.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 2 december 2020, ELCI:NL:RVS:2020:2879